De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking

9 minuten leestijd

Als Jacob voleindigd had zijnen zonen bevelen te geven, zoo leide hij zijne voeten te zamen op het bed en hij gaf den geest en hij werd verzameld tot zijne volkeren. Genesis 49:33.

Een zalig sterfbed.

Gewoonlijk worden in ons leven de bruiloftzaal en het sterfbed tegenover elkander gesteld. De bruiloftzaal immers is de plaats der vreugde, het sterfbed de plaats van droefheid en smart. Op een bruiloft wordt er gelachen en gezongen, aan een sterfbed wordt er geklaagd en geweend.

Zoo is het in den regel. Maar zou er wel ééne bruiloft wezen waarop zooveel blijdschap en vreugde gevonden wordt als aan het sterfbed dat ons in Genesis 49 geteekend wordt ? Het is het sterfbed van vader Jacob, die toen hij zijn einde voelde naderen zijne zonen heeft te zamen geroepen.

Daar staan zij, de zonen Israels, rondom de stervenssponde van den vader, uit wiens lendenen zij zijn voortgekomen. O, als gij ooit aan het sterfbed van een vader of een moeder gestaan hebt, dan zult gij iets kunnen verstaan van de smart die deze kinderen in die ogenblikken heeft aangegrepen en die een Jozef dermate heeft overmeesterd dat hij straks op zijn vaders aangezicht is gevallen om over hem te weenen en hem te kussen. Ja, te scheiden van een vader, te scheiden van een moeder, te scheiden van degenen aan wie een nauwe band des vleesches ons bond, het is irnmers zulk een harde, zulk een pijnlijke zaak. Ér gaat in zulke oogenblikken een zwaard door uw ziel.

Ook de zonen Jacobs zullen ongetwijfeld iets van dat pijnlijke gevoeld hebben, toen zij om het sterfbed huns vaders waren saamgeroepen. Zij zagen hun ouden vader daar liggen en zij speurden het wel, de band die hem nog aan deze aarde bond, stond weldra verbroken te worden ; het zou niet lang meer duren of de mond die hen zoo vaak had toegesproken, zou voor altijd gesloten zijn.

Nog eenmaal echter zou die mond geopend worden. Jacob zou nog eenmaal spreken en zijn laatste woord zou een woord tot zijne kinderen zijn. Hun zou hij op zijn sterfbed een prediker der gerechtigheid zijn, een verkondiger van wat hun in de navolgende geslachten wedervaren zou. En eerst als hij dat voleindigd had, als hij inzonderheid tot Juda gesproken had van den Silo die eenmaal uit hem geboren zou worden, dan zou de loop geëindigd wezen en zou de kroon der rechtvaardigheid hem geschonken worden.

O, als hij terug zag, wat een moeilijken weg had Jacob dan achter zich. Denken we alleen maar aan de jaren dat hij bij Laban was dienstbaar geweest en aan de bitterheden hem door zijne eigene kinderen aangedaan. Is er dan ook een van Gods kinderen, die, het ondervonden heeft, dat alle dingen tegen hem waren en dat het uitnemendste van dit leven moeite en verdriet was, dan is het zeker Jacob geweest. En nu was dat alles ten einde. Hij had voleindigd het allerlaatste te doen; de laatste druppel uit den lijdensbeker dezer aarde had hij geledigd; en nu was het oogenblik daar dat hij zich den beker der eeuwige vreugde als 't ware reeds zag toegereikt. Vandaar dan ook. de bereidwilligheid die Jacob in zijn sterven betoont.

Jacob zag tegen het sterven niet op; Jacob was niet als degenen die, als zij denken dat het sterven gaat worden, wel zouden willen uitroepen : bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons. Neen, integendeel, de dood was voor Jacob geen vijand, maar een vriend, geen koning der verschrikking, maar een bode des heils.

Én hoe kwam dat ? Wel, er was in dat moeitevolle leven van Jacob heel wat gebeurd! Jacob had in zijn leven een Bethel, hij had ook een Pniël gehad. In dat Bethel had God hem Zijn rijke beloften verpand ; en in Pniël was de Heere al die beloften met Zich zelf komen vervullen. Daar immers had Jacob na een lange en bange worsteling de overwinning behaald op den Engel des Verbonds ; daar had hij zich vorstelijk gedragen met God en met de menschen en had overmocht, daar had hij God gezien aangezicht tot aangezicht on zijn ziel was gered geweest.

En dat was nu de eenige grond, waarop Jacob het moede hoofd ter ruste kon leggen; dat was de eenige oorzaak dat hij zijne voeten te zamen kon leggen op het bed, ten teeken van de volkomen rust en vrede, waarmee zijn ziel in het gezicht des doods was vervuld.

Jacob wist dat de wateren des doods gekliefd waren door Hem, met wien hij in Pniël geworsteld had. Met het oog des.geloofs zag hij in Christus het pad dat eenmaal door den Jordaan des doods zou gebaand worden, en hij verstond dat dat pad hem uit de woestijn in Kanaän bracht. Jacob heeft, toen hij den geest gaf en tot zijne vaderen verzameld werd, een goede ruil gedaan.

Ja, hij gaf den geest. Dat was eenerzijds een droevige aanblik voor zijne kinderen, die daar weenend om dat sterfbed staan. Immers zij zien het: Vaders oog wordt gebroken, zijn lippen verbleeken ; zij gevoelen het: zijn handen worden stijf, zijn voeten worden koud.; weldra ligt daar op dat bed niet anders dan een zielloos omhulsel, een koud overblijfsel nog van wat eenmaal hun vader was.

Maar, hij gaf den geest. Dat was anderzijds ook een blijde troost, inzonderheid voor dengene die straks weenend op zijns vaders aangezicht viel. Immers dat hij den geest gaf dat bleek van dezen stervende waarheid te zijn. Uit hoevele menschen moet de geest genomen worden. Hoevelen zijn onwillig om te, sterven; menigeen zelfs verzet zich tegen den dood, worstelt met hem tot het laatste oogenblik toe om hem dan toch ten slotte als een machtelooze prooi in de armen te zinken.

En daarom is het zoo'n voorrecht als het van onze stervenden waarlijk gezegd kan worden dat zij den geest geven. Jacob gaf den geest en hij werd verzameld tot zijne volkeren. En dit laatste moet niet alleen verstaan worden van het lichaam. Zeker, ook dat lichaam zou bij zijne vaderen Abraham en Izaak in de spelonk van Machpela worden bijgezet. Ook zijn lichaam bleek voor Jacob dus geen onverschillige zaak te zijn, want hij heeft wel terdege .ook bevel van zijn lichaam gegeven.  Maar toch heeft dat verzameld worden tot zijne volkeren een dieperen zin. Het wil hier zooveel zeggen als dit, dat Jacob aanstonds nadat hij hier den laatsten snik had gegeven, ingegaan is in die vergadering van volmaakt rechtvaardigen die reeds een plaats hadden verworven in het hemelsch Paradijs. Zoodra had Jacob hier den laatsten adem niet uitgeblazen of hij was door de engelen gedragen in Abrahams schoot; hij had een plaats verworven in die hemelsche bruiloftzaal waar hij met Abraham en Izaak en met al Gods gezaligden eeuwig den naam des Heeren verheerlijken zou.

Wat dunkt u, zou het sterven van vader Jacob om die reden ook een zalig sterven genoemd kunnen worden ? O zeker. Veel had Jacob hier op aarde achtergelaten, maar oneindig meer had hij nu voor zich bereid. Hier op aarde was hij altoos een gast en een vreemdeling geweest. Maar thans was hij in het vaderland waarnaar hij steeds had gezocht. Hier op aarde had smart op smart hem getroffen, maar thans was hij van alle rampen verlost. Ja, in het Vaderhuis was geen Ezau meer om hem te vervolgen, geen Laban meer om hem te bedriegen, geen man meer om met hem te worstelen; hier was hij niet meer hinkende aan zijne heup, hier werd hem door het liefste wat hij had geen verdriet meer berokkend ; hier rees geen klacht meer dat alle dingen tegen hem waren. Integendeel, hier verstond hij dat inderdaad alle dingen hem hadden moeten meewerken ten goede. Hier was het in plaats van een klagen een zingen, in plaats van een korte droefheid een eeuwige vreugd. Ja nu bleek het: op aarde was het maar een verdrukking geweest van tien dagen, maar die lichte verdrukking, die zeer haast was voorbijgegaan, had hem gewerkt een gansch zeer uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.

Wanneer gij 't Jacob en wanneer gij 't zoo al Gods kinderen, die reeds een blijden ingang in het Vaderhuis hadden, dan ook kondt vragen of zij ooit hebben getreurd over den dag huns doods, zij zouden u zeker allen als uit een mond toeroepen: O neen, wat gelukkig dat er een Jordaan is die de woestijn van Kanaan scheidt. Immers hier in Kanaan zijn we bevrijd van al den drukkenden last dien we in de woestijn dezer wereld te torsen hadden; alle moeite en verdriet is nu aan gindsche zijde van den doodsjordaan achtergebleven en hier in het hemelsche paradijs is het een aanzitten aan de bruiloft des Lams.

‘Onbegrijpelijk voor den natuurlijken mensch dat er een volk is dat hier op aarde niet altoos wil blijven, een volk dat dien leelijken dood soms zoo mooi, dien schrikkelijken dood soms zoo heerlijk vindt. Is dat, waarde lezer, ook nog onbegrijpelijk voor u ? Gevoelt ge nog niet hoe het mogelijk is dat het sterven vau een menschenkind gewin kan zijn ? Dan is dat een bewijs dat uw leven nog niet Christus is. En zonder dat, dan is het geen wonder dat er niets is dat u meer vrees inboezemt dan de ure des doods. Voor den mensch dezer wereld toch is er inderdaad niets ontzettender dan de gedachte dat werkelijk de poort des doods zich voor hem openen zou.

Of hebt gij door genade uw leven gevonden in Hem op wien Jacobs geloofsoog in de ure des doods gevestigd was, o, dan moogt gij niet altoos even duidelijk het pad zien dat door Hem door de rivier des doods is gebaand, maar dan zal er toch tusschen het sterfbed van Vader Jacob en het uwe deze overeenkomst bestaan, dat er geon stof tot droefheid maar wel stof tot vreugde zal zijn.

Ja, gelukkig degene die op zijn sterfbed het lied va.n den dichter tot het zijne mag maken :

Maar blij vooruitzicht dat mij streelt, 

Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,

U in gerechtigheid aanschouwen,

Verzadigd met Uw Godlijk beeld.

Veendendaal, M. Jongebreur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's