De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking

6 minuten leestijd

Leid mij op eenen rotssteen, die mij te hoog zou zijn. Psalm 61:3b.

Leid mij op eenen rotssteen, die mij te hoog zou zijn.

Overdenking van Gods werk is een der middelen, welke God gebruikt om Zijn volk te verkwikken en te versterken. Meer en meer moet het volk Gods rusten in den Heere Jezus Christus. Het een en het ander moet beter doen verstaan de waarheid, door den apostel Paulus op deze wijze uitgedrukt: „Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet." Hebreen 11 vs. 1. Wie zal uitgeput geraken bij het vermelden van den Naam des HEEREN, zijns Gods. Altijd komen er weer nieuwe gezichtspunten om de kracht der oude beproefde waarheid te doen uitkomen. Gods weg, Jezus Christus de Heere blijft een versche en levende weg. Met nieuwen moed en frissche kracht wordt voortgegaan op den ouden en niet verouderden weg. De HEERE leert de kracht van Zijnen Zaligmaker kennen.

Overdenking is noodig bij het Psalmwoord, dat wij hierboven neerschreven. Voorzichtig moet genaderd worden om het heil des HEEREN erin te zien. Maar wordt er iets bespeurd, dan begint het geheele woord te leven, dan ontdekken wij de kracht van God erin, dan zien wij er een geschenk van God aan Zijn kind in, ja dan bemerken wij het voorrecht van al Gods kinderen, de sterkte des HEEREN, die hen staande houdt, in dit enkele woord.

David bezingt in dezen psalm de kracht van den Messias. De HEERE zal Hem niet verlaten. David is verre verwijderd van den HEERE. Eu dit heeft het kind van God telkens met hem gemeen. De verkwikking des Heeren wordt gemist. Doch bij al dat gemis stijgt er uit de ziel het gebed tot God. En achter ieder gebed staat, hetzij het uitgesproken wordt of niet: „Amen." Dat "Amen" geeft de geheele beteekenis en in­ houd des gebeds te kennen. Treffend zegt de Heidelbergsche Catechismus in antwoord 129: „Amen is te zeggen: het zal waar en zeker zijn; want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeere."

David kon zichzelf niet helpen, niet uit de verwijdering waarin hij verkeerde uitbrengen. En is het bij het kind van God wel anders? Zijne eigene zonden hebben donkerheid, verwijderd zijn van den HEERE teweeggebracht. En zélf kan men er geen verandering in brengen. Alle bezorgdheid en ingespannenheid helpt niets. Ja door allen arbeid wordt de scheidingsmuur al hooger en hooger, dikker en steviger. Geen eigen kracht kan baten. Door het geloof heeft men zichzelven leeren verloochenen, verloochent men zich bij den voortgang. Geen poging doet men om uit de verwijdering te geraken. Geen poging is noodig. Onmachtig zit men terneder.

David wist dat er eene plaats van ontkoming, van vrijheid was. En ook daarin is de begenadigde hem gelijk. Er is een hooge rotssteen. Er is een Heiland en Zaligmaker. Deze is van God gegeven en blijft Dezelfde. Hij is de hooge rotssteen, de Toevlucht en de sterke Toren. Dat heil kan niet omvergestooten worden. Gods verlossing kan niet te niet gedaan. Jezus Christus blijft aan des Vaders rechterhand. Hij is de schat in den hemel, door geen roest te verteren, door geen dief te stelen. Hij is de Heiland, door God gegeven tot een verbond des volks. Geen helsch geweld kan Hem omverwerpen.

Bij David was de wetenschap, dat de HEERE hem op dien hoogen rotssteen kon brengen. En ook daarin staat Gods gunstgenoot niet, nooit bij hem achter. Wie zal den HEERE kunnen tegenhouden! Al meent de vijand zoo sterk te zijn dat de blinden en kreupelen er buiten kunnen gehouden, wanneer de HEERE komt dan bezwijkt alles. Het ontbreekt Israels God niet aan krachten. Hij, Die sprak en het was er, Hij, Die tot het noorden zegt: Geef; en tot het zuiden: Houd niet terug; breng Mijne zonen van verre, en Mijne dochters van het einde der aarde. Hij, de HEERE beschermt Zijn gunstgenooton. Hij heeft den Heiland met sterkte aangegord, Hem den Heiligen Geest zonder mate gevende. De HEERE kan verkwikken ter goeder ure.

David wist dat de HEERE het wilde doen. En ook die toegenegenheid des HEEREN is den geloovige niet onbekend. In deze wetenschap vindt het gebed zijn oorsprong. Gods liefde is in het hart. God heeft gezegd te zullen zorgen en nu geeft het kind des HEEREN zich over. God wil bewaren wat Zijn hand heeft voortgebracht. En daarom geeft men zich zonder beding aan Hem over. De ondersteuning en sterkte des HEEREN zal brengen op de goede plaats. God zegt niet tot Zijne kinderen: gaat weg. Ik wil niet meer van u weten. Hij vergadert het weggedrevene on verbindt het gebrokene. Daartoe werd de Zoon van God in de wereld gezonden.

David was het niet onbekend, dat de HEERE niet verlaten zou. En zoo is ook de verloste zich bewust, dat de HEERE bijstand zal verleenen. Dat vertrouwen wordt in het gebed uitgesproken. De HEERE wil alleen de eere van Zijn werk hebben. Er is geen lof voor het schepsel, doch er ontbreekt niets aan des HEEREN roem. Op dien rotssteen, waar de mensch niet op kan komen, brengt de HEERE. Hij leidt er op. Hooren wij daarin niet weerklinken: „Zoovelen als er door den Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods." De HEERE leidt naar de diepte om op de hoogte te voeren. De HEERE weet veilig te geleiden van den top van den eenen berg naar de hoogte des nabijzijnden bergs. De Heilige Geest brengt tot den Heere Jezus Christus terug, doet beter in Hem wortelen. De HEERE ruimt alle bezwaren, eigen zonden, uit den weg, zoodat gezegd moet worden: „Gij hebt mij mijne weeklage veranderd in eenen rei; Gij hebt mijnen zak ontbonden en mij met blijdschap omgord."

David moest den HEERE prijzen, en ieder kind des HEEREN zal met hem den Naam des HEEREN aanroepen. Wie zal kunnen nalaten den lof zijns Gods te vermelden. De vertroostingen Gods zijn niet te klein. Neen zelfs in den druk, in verre verwijdering, blijft de HEERE de God van Zijn volk. In groote duisternis is Jehovah de Getrouwe. Al hun kracht ligt in Hem. Dat is hun kracht en sterkte. Terecht zong de psalmist: onze ziel verbeidt den HEERE, Hij is onze Hulp en ons Schild", wat in onze berijming aldus is weergegeven, P's. 33:10:

Zijn machtig' arm beschermt de vromen, En redt hun zielen van den dood. Hij zal hen nimmer om doen komen In duren tijd en hongersnood. In de grootste smarten blijven onze harten In den HEER' gerust; 'k Zal Hem nooit vergeten, Hem mijn Helper heeten. Al mijn hoop en lust.

De overdenking van het werk Gods geeft des te beter te zien de waarheid: „ Zoo is er dan nu geene verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het. vleesch wandelen, maar naar den Geest."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Stichtelijke overdenking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1910

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's