De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Stichtelijke overdenking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stichtelijke overdenking.

20 minuten leestijd

Geloovige werkzaamheden door Jezus' belijders en volgelingen, vóór Zijne tweede komst, Lukas 19:13.

De gelijkenis van de tien ponden of:

Altoos zullen, zelfs ten tijde van oorlogen en geruchten van oorlogen, de gdijkenissen onzes dierbaren Verlossers Jezus Christus, lieve lezers en lezeressen! hunne goddelijke waardij behouden. Ze zijn dan ook bij wijze van spreken als gouden appelen in zilveren schalen te beschouwen, en derhalve niet slechts "voor den ouden, maar niet minder voor den nieuwen tijd, vooral voor geloovige, oprechte Christenen door de vrije genade Gods.

Lukas de Evangeüst verhaalt ons hoe de Heere Jezus eene gelijkenis uitsprak, wijl Hij nabij Jeruzalem was, en omdat, Zijne discipelen dachten dat het Koninkrijk Gods spoedig zou verschijnen. Vandaar dat hq gewaagde van een zeker welgeboren man, die naar een vergelegen land reisde om voor zichzelven een Koninkrijk te ontvangen en dan weder te keeren. Deze bovenstaande woorden: ^EH geroepen hebbende zijne tien dienstknechten, gaf hij hun tien ponden, en zeide tot hen: doet handeling, totdat ik konte", geven ons de geheime gedachten van Jezus' jongeren te verstaan ten tijde Zijner heihge bediening. Ze verzamelden nochtans uit 's Meesters gezegden, dat er iets merkwaardigs stond plaats te grijpen. Een sterken indruk hebben zij ontvangen dat 1 een groot gedeelte vaii Ziijne komst op | aarde reeds was volbracht. In dat opzicht; waren ze geheel en al recht. Nochtans van de dingen, die nog moesten gebeuren, waren ze verkeerd (zie ook o. a. Hand. 7; 1—6); daarvan zouden ze naderhand door God den H. Geest bekend worden gemaakt.

Doch laat ons thans in de 1ste plaats spreken over de fout der discipelen des Heeien, naar aanwijzing van 's Meesters lessen. Wat was nu die fout of feil ? Laat' ons trachten om deze zaak klaar en dui-; delqk te maken. De jongeren van den i Heere en Meester Jezus schijnen gedacht' te hebben dat de beloften van het zicht-' baar Koninkrijk van den Messias met Zijne heerlijkheid onmiddellijk zouden vervuld worden. Zij geloofden in Hem' dat Hg inderdaad de Christus, de Messias' was, doch zg verondersteldengeheelbhn-j delings dat Hij terstond bezig was om' zichzelven Zijne groote macht en heerlijke regeering op aarde te volvoeren. Dit nu! was de zelfstandigheid van hunne dwaling.

't Scheen hun toe of nu reeds de dag en het uur was aangebroken dat Hg als Verlosser, om Zijn Sion, Zijn Kerk op te; richten, en in Zijne heerlijkheid zou verschijnen (Ps. 102:16). Dat Hij de aarde' met de roede Zgns monds zou slaan en met den adem Zijner lippen de godde-' loozen verderven of vernietigen en zou vergaderen de verworpenen van het huis' Israels en de verstrooiden van Juda (Jes.

11:4, 12). Daarbenevens dat Hij de Hei-! denen tot Zijn erfdeel nemen zou' en de einden der aarde tot Zijn besitting (Ps.

2 : 5J. Evenzoo wat we in Daniels profetie lezen van het Koninkrijk, heerschappij en grootheid van Zijn Koninkrijk over den geheelen hemel zou wezen en door den Allerhoogste aan Zijne geheiligden zou worden gegeven. Hier ontwaren we nu de feil of fout van Jezus' jongeren, die al deze profetieën of voorzeggingen van Jezus' Messiaansch Koninkrijk beschouwden als tenzelfden tijde hunne vervulling zouden verkrijgen, toen de Heiland deze bovenstaande peit; 'kenis van de tien ponden uitsprak. Voorzeker was dit verkeerd, een fout.

Ze moesten toch bedacht hebben, gelijk hun Heere en Meester van tijd tot tijd gesproken had, dat Hij eerst veel moest lijden, ja den dood des kruises zou moeten ondergaan, alvorens deze profetieën hare vervulhng verkrijgen zouden. (Lukas 24:46.) Ze zagen niet in, dat de eerste Jcomst van Hem was als de eenige Zoon Oods om vernederd, afgesneden te worden ''(Jesaja 53), alvorens Zqn tweede komst Zqner verhooging om te regeeren zou aanbreken. Zij bemerkten niet, dat de offeranden en ceremonische wetten van Mozes hunne vervulhng moesten verkrijgen' in een betere offerande, in een beteren Hoogepriestef en in het storten van Zy'n bloed, dat meer waarde had dan al de bokken en dieren. Ze zagen niet in, dat alvorens hun Heere en Meester moest worden verheerlijkt, Zqn kruis, lijden en sterven moest voorafgaan, om dat er ook een vol^ uit de heidenen zoo, '-vergaderd en~ingebracht worden tot het Koninkrijk Gods, door de prediking des Evangelies. Alle deze dingen waren zeer duister voor hen. Zij begrepen slechts een klein gedeelte van de profetiën vóór de uitstorting des H. Geestes, (zie Petrus, Handel, d. Ap. 10 : 28 ) Zijne jongeren geloofden wel dat Hij een Koninkrijk had, maar ze zagen niet in, dat Hij moest gekruist en gedood worden als een offer voor de zonden. Ze verstonden wel het einde van den tweeden Psalm en den geheelen 97 en 98sten Psalm, maar niet het begin van den 22aten Psalm. Ze verstonden werhet elfde hoofdstuk van Jesaja, maar niet Jesaja 53. Ze verstonden wel de bedeeling of uitdeeHng van 's Heeren Kroon en heerlijkheid, maar niet die van Zijn kruis en schande. Daarom was dit een feil of fout voor de eerste discipelen onzes Zaligmakers, 't Was zelfs een fout nog gevonden in hunne denkbeelden na Jezus' kruisiging.

We zien dezelve zooals we dit reeds opmerkten in den eersten Apostolischen tijd na het doorluchtig Pinksterfeest vóór Zijn hemelvaart en na Zijne opstanding als zij vroegen: Heere! zult Gij in dezen tqd het Koninkrijk van Israël weer . oprichten? (Handel, der Ap. 1:6.)

Zelfs apostel Paulus moest dienaangaande zich laten hooren : , Dat gij niet ! «haastelijk bewogen wordt van verstand ^of verschrikt, noch door geest, noch \ „door woord, noch door zendbrief, als \ »van ons g^eschreven, als of die dag van | «(/Ansitwaanstoandezware." Dat uniemand , verleide op eenigerlei wijze; want die U^mi niet, tenzij dat eerst de afval ge-«komen zij, en dat geopenbaard zij de mensch der zonde, de zoon des verderfs. (2 Thess. 2:2, 3.)

In beide zinsneden bemerken we de Joodsche denkbeelden uitkomen, en het i wanbegrip van Gods besluiten uitdeeling om de dèr kruisiging des Heeren Jezus voorbij te zien, zelfs hunne ver­ [ plichtingen om Zijn kruis op zich te nemen en achter Hem, den Christus Gods, te dragen om deel in de verschrikkingen terwille van het Evangelium te bekomen, ten einde te arbeiden, te getuigen, te pre­diken, en om te helpen, weshalve zondaren i voor Hem, hun Heere en Meester, zouden gewonnen worden, 'Een.feit if feil was't. evenwel, die wg als christenen, gereformeerden of rechtzinnigen uit de Heidenen, I verbonden zijn te beschouwen met teederheid en overweging. [

't Is daarom niet recht om onze Jood-i sche broederen als vleeschelijk terneer te j zetten vanwege hunne aardsche gedachten en uitleggingen der profetieën, alsof wijzelven geene fouten geheel en al gemaakt hebben. Neen, wij denken dat we maar al te vaak vele fouten, feilen gemaakt hebben en nog maken, en dat het hoog i tijd is om die in oprechtheid te belijden. Ik geloof zeker dat zeer velen in een zeer groote fout zijn gevallen, want wij hebben meer licht van God Drieëenig ontvangen dan het Joodtche volk. De Jood dacht zeer bekrompen ten aanzien van de regeering van den Messias met betrekking tot Zijn verzoenend, borgtochtelijk lijden en sterven, De Jood kon niet anders in de profetieën ] des Ouden Verbonds zien dan Christus' verhooging en eindelooze macht, doch hoe-' vele naam-christenen zijn er niet, die alleen ' in Jezus' vernedering en menschwording in Zijn leven en sterven volgens de vier 'Evs.ngéliën uitwendig gélooven. Doch weZgelukzalig zijn zij, die tot 's Heeren ar/ra, • begenadigd volk behooren mogen, en die. kunnen zingen: iJ

Al de Heid'nen, door Uw handen. Voortgebracht in alle landen. Zullen tot U komen, Heer!.

Bukken voor Uw aanschgn neer :

Indien een Jood, waarde lezer of lezeres, ! te veel staarde op Jezus' tweede komst, . heeft niet de naam-christen uit de heidenen , te zeer bekrompen ideeën van Jezus' eerste komst op aarde?

Als de Jood 's Heeren Jezus'' kruis ontkende, heeft niet de naam-christen uit de i heidenen Jezus', kroon ontkend? [

Ik geloof dat er maar één antwoord: op deze vragen kan gegeven worden, t.w. i dat de christenen uit de heidenen zeer! schuldig staan met betrekking tot een | groot gedeelte van de waarheden Gods.' Ik geloof zelfs^at ten aanzien van Jezus' \ eerste komst door vele naam-christenen en I naam-belijders van den Christus Gods Zi/n eersie A; om«i letterlijk hebben omhelsd, ; en Zijn tweede meer op den achtergrond • hebben geplaatst. Ik geloof dat ze niet, alles wat betrekking heeft op de profetieën : recht verstaan van de tweede» komst van den Christus Gods. En wgl zij dit gedaan j hebben en vaak nog doen, zoo hebben i we omtrent zoodanige/eiZen met teederheid; en medelgden te erkennen.

Laat ons deze zaak nog van naderbij beschouwen. Zonder iemand te willen : beleedigen, willen we vragen: hebben i ook wij kennis aan de Messiaansche i voorzeggingen? Echter is 't Steeds onze; phcht en roeping dezelve nauwkeurig te j onderzoeken, biddende om het ^cht Gods des H. Geestes; want beiden JbcZen zoowel i als christenen hebben 't noodig om de; leer der rechtvaardigmaking, wedergeboorte en heiligmaking tot heil en welzijn der onsterfelijke ziel van harte te beoefenen,

Wij willen nu de vraag ten andere \ overwegen, welke de tegenwoordige houding is van onzen Heere Jezus Christus. 't Komt ons het beste voor om die in het 12de vers van Lucas 19 beantwoord te zien: , Hg, Jezus zeide dan: Een zeker welgeboren man réisde in een vergelegen land om voor zichzelven een Koninkrgk te ontvangen, en dan weder te keeren. Wij vereenigen ons met die Christelijke; rechtzinnige godgeleerden, die onder de' benaming van een zeker welgeboren \ man denken aan den Heere Jezus Christus, en dat wel om twee redenen. Eveneens als de welgeboren man, is de Heiland naar een ver gelegen land heengegaan naar het Koninkrgk Zgns hemelschen Vaders. Doch Hij heeft dit niet aUeen in bezitting maar door des Vaders be­ loften. 't Is ongetwijfeld een geestelijk heerlijk land. De Heiland en Koning Jezus Christus' is de bestierder van de harten der Zijnen, inzonderheid voor hen die Zijne geloovige discipelen en onderdanen zgn. Hij heeft een bestierende macht over de geheele wereld zonder tegenspraak. Want Hem is gegeven alle macht, in hemel en op aarde.

(Matth. 28 : 18). Hij is de Koning der Koningen, door Hem is alles gemaakt wat gemaakt is, dus even als Zgn Vader i zelfs de Schepper van alles (Joh. 1:1—4). Echter heeft de Heere Jezus Zijn wezenlijk zichtbaar, kompleet, voleindigd Koninkrijk nog niet ontvangen (Hebr. 2:8). De Psalmist 'gewaagt daarvan als we hooren in Psalm 10:1: De Heere heeft gezegd tot mijne Heere: it aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten."

Immers is Satan, de duivel, nog de vorst. der duisternis, der booze wereld (Joh. 14:30). De groote meerderheid der menschen op aarde verkiest liever die dingen welke van den duivel, insteê van die van den Heere God en Christus zijn.

Hoewel dat ze dit niet weten als natuurlijke menschenkinderen, doen ze toch maar liever den wil des Satans, dan die van God den Heere. En dit is wezenlgk de handelwijze zeKs van velen in het christendom, zoowel ala allen die nog heidenen zijn. Na 18 en 19 eeuwen dat de dierbare Bijbel als Gods onfeilbaar Woord in en door Jezus Ghrisius ten volle is gegeven aan zondaren op aarde, is QT nochtans geen land ter wereld alwaar Satan niet meer onderdanen dan de Christus Gods heeft. Daarom is de gedachte zoo vreeselijk dat wij de waarheid daarvan gestaafd zien, dat het Koninkrgk van den Heere Jezus Christus nog niet ten volle wordt aanschouwd, of wil men liever, dat de booüe wereld nog niet Hem in Zijne Messias-waardigheid heeft aangenomen of erkend. Deze tegenwoordige bedeehng is daarom te vergelijken als 't ware met 1 den Godsman David — tusschen den tijd van zgne zalving als Koning van het Israëlitische rijk en Sauls dood. Hij had de belofte van dit rijk, maar had nog niet de kroon en den troon (1 Samuel 22:1, 2). Insgelgks zien we dit in het leven van den Verlosser Jezus Christus toen Hij op aarde was. Door weinige menschen werd Hg, de eeuwige Zoon Gods des Vaders gevolgd; en de weinigen die Hem volgden, waren niet \ eens onder de rgken, groeten der aarde en voornaamste wijzen en geleerden, maar werden nochtans eenvoudigen ge­ \ trouwe discipelen begeerd en uitverkoren,

Vervolgd werd Hg door Zijne vijanden; en daardoor verkeerde Hij menigwerf in woestgnen, nochtans kon Zijn kleine aanhang nooit of nimmer worden vernietigd. Evenwel had Hij niet de zichtbare teekenen in dien tijd, geen aardsche grootheid, glorie of heerlijkheid. Zelfs niet van gehoorzaamheid. De groote meerderheid zag Zijne heerlijkheid niet.

Ze wilden Hem niet erkennen als hun geestelijken Koning om over hen te regeeren; en Zijne weinige jongeren wierden niet geëerd voor de zaak van hunnen Heer en Meester. Ze wandelden met Hem te zamen gelijk prinsen die veracht waren. Neen, Zijn Koninkrgk was nog niet gekomen. Zijn wil werd nog niet volbracht op aarde, uitgezonderd van degene die tot Zijn kUine kudde behoorden. Nog is de Dag niet van Zijne macht. De Heere Jezus wacht nog. Dan bij Zijne wederkomst zal de Heiland dien ouden verleider" Satan uitwerpen om hem voor duizend jaren ? te binden en van zijne macht te berooven (Openb. v. Joh. 20 en Jesaja 26:21). Dèn, maakt Hij eene herstelling of restitutio in 't gezicht Zgner herschepping (Hand. der Ap. 8:21.

Dèn zal 't een dag van gejubel op de wereld zgn, want de aarde zal hare inkomsten vermeerderen. Dan zal Koning Jezus Christus wat Zijn eigendom is weer terug erlangen. De 97ste Psalm zal dan verwezenlijkt, vervuld worden, en men zal uitroepen: de Heere regeert, dat de aarde zich verblijde 1" Dan zullen de profetieën worden vervuld van JSenoch, Johannes de Dooper en den apostel Paulus, om gerechtigheid te doen over alle goddeloozen, ten aanzien wegens hun ongeloof van het Christendom, en van Hem, den Heere, het Hoofd en Koning ^^r.K«r.^om rëJ4 ? e met^Qnuitblu5schelg, k vuur te verbranden. , Met vlammend vuur wraak doende over allen die God niet willen kennen, en het Evangelie ongehoorzaam zijn geweest (Judas 15, Matth. 3:12 en Thessaloh. 8).

Dan bij 's Heeren Jezus' wederkomst zullen Zijne gestorven heiligen en geloovige getrouwe onderdanen worden opgewekt en alle levenden zullen worden vergaderd om alzoo de verstrooide stammen Israels bgeen te verzamelen en ze zetten als een rijk op aarde, iedere knie zal voor Hem den JTeere en Koning zich buigen en Hem behjden, dat{ Hij alleen de Heere en Koning is. Wanneer, hoe, waar, en op welke wijze deze dingen zullen zgn, kunnen we niet zeggen. Genoeg voor ons dat wij mogen weten, dat die eenmaal zullen plaats hebben.

Door Hem zullen ze worden uitgevoerd. Hij wacht totdat het tijd is door Zgn Hemelschen Vader verordend en dan zullen al deze dingen geschieden. Zoo gewis en zeker als de Heiland als menschenkind is geboren uit de maagd Maria te Bethlehem Efratha, zoo zeker en gewis zal 't; gebeuren dat Hij Die slechts 33 è. 34 jaren op aarde als een dienstknecht leefde, op de wolken des hemels in heerlijkheid zal komen en voor eeuwig als Koning zal regeeren, van de rivier tot aan de einden der aarde tot in eeuwigheid.

III. Ons rest nog ten slotte, geliefde lezer en lezeres! om te overwegen, wat de tegenwoordige. phcht is voor alle geloovige christenen. We spreken van den tegenwoordigen plich^fdQt betrekking tot de dagen, weken, maanden, jaren, en eeuwen, tusschen de eerste en tweede komst van den Christus Cods.. Vandaar dat we goede heerlijke woorden vinden in Lukas 19: „Hij de Heere gaf hun tien ponden en zeide tot hen: Doet handeUng, totdat Ik kome." 't Is noodig nietwaar? om eens te overpeinzen wat deze woorden ons te leeren geven. Ze spreken tot het geweten van ieder onzer die gedoopt zj^n in den Naam des Drieëenigen Verbondsen Jakobs God, Vader, Zoon en H. Geest I en die naderhand van het christelijk geloof zijn afgeweken, en Hem den rug

hebben toegekeerd. Deze bovengemelde woorden moeten alle hoorders en gedoopten van «n door het Evangelie opwekken en zelfs recht' onderzoeken, of ze in den weg van het oprecht geloof willen komen door de vrije genade Gods, en zichzelven met boetvaardigheid degelijk onderzoeken. Kéeren we nu maar^t onszelven in, om aan dit woord des Verlossers te denken; Doet handeling, totdat Ik kome."

De Heére Jezus verzoekt ons oprecht te handelen. Daarmede bedoelt Hij dat. we niet slechts hoorders, maar daders des Wóords zijn zullen. Hij begeert van Zijne dienstknechten en dienstmaagden die Hq uit-en inwendig heeft geroepen, dat ze uit genade — niet door eenige vérdienste, want door de zonden kunnen we niets bij Qod verdienen en zijn zonder vsedergeh'oorte blijvende, de rampzaligiLei en verdoemenis deelachtig! Doch als^ wij hebben leeren bidden, onze groote ellende eü zonden hebben leeren kennen en om verzoening hebben gebeden, dan wil de Drieëenige God ons om den wille van Zijn Eeniggeboren Zoon vergeving schenken. En door de fgave des H.

Geestes waarom wij gesmeekt hebben verkrijgen wij die weder — van Boven — weder-geboorte;

Dan die geschenken door de vrije genade Gods tot verlossing onzer zonden verkrijgende worden we verder werkzaam gesteld in 's Heeren Jezus dienst om gaarne het Woord Qods, als de zuivere en eeuwige Waaa'heid op den sabbath d.i. zondag te hooren verkondigen, en ook de Sacramenten H. Doop en het H. Avoüdmaal te vieren en te gebruiken.

Gewis, dèn kunnen we, dan zullen wij als gdoovigen en beheerden niet handelen als luie, maar als yverige, werkzame, ' geloovige Christenen, die met de gereformeerde vaderen de gereformeerde leer die naar de godzaligheid leidt als de volkomene waarheid willen handelen en wandelen.

Dan zullen wij gaarne in dat licht door den H. Geest geleid en" bekrachtigd de voetstappen des Hëilands willen drukken en Hem te volgen Die het Licht der wereld is. Dan zullen we zelfs ons licht laten schijnen — niet in geyeinsdheid en huichelarij — maar in nederigheid, ongeveinsde oprechtheid des waren levenden geloofs voor onze medemenschen, opdat ze onze goede werken mogen zien tot eer en verheerlqking Gods, des Hemelschen Vaders. Hebben wij nu teeds daarvan kennis? Echter moet het geloof ^feeji dood, maar levend geloof wezen, en dit moet met de ware liefde gepaard gepaard gaan.

(Matth. 5 : 16, Galaten 5:6).

Willen, wenschen wij tot de uitverkorene kinderen Gods behooren dan moeten we weten of wij de gehoorzaamheid beoefenen. (1 Petrus, 1:2).

Willen wij onder de verlosten worden gerekend? Dan moeten we toonen door ons gedrag en wandel tot Zign bizonder volk, Zgne geloovige gemeente te willen behooren om ijverig te zijn in goede werken. (Titus 2:14).

Dan zullen we ook den Heere Jezus beminnen Die geleeid heeft: „Zonder Mij ktmt gij niets doen". En dit zullen we bewijzen in ons innig, oprecht geloof in Hem Die aan 't Kruis zich liet verhoogen en ons minde tot den dood, met een liefde ondenkbaar groot met een Goddelijk mededóogen; Hem, Die ons onrein gemoed heeft gewasschen in Zijn bloed,

O, vergeten we het nimmeï-, dat de liefderijke Koning Jezus van ons als Zijne duurgekochten wil zien dat wij handelen, werkzaam willen zijn voor Zijn Kerke, Zijn Koninkrijk. Dan zullen wij onzen weg steeds door Zijn Goddelijken bijstand recht aanstellen om het heil des eeuwigen levens te mogen aanschouwen. Dan bouwen we geen huis op het zand, ' dat zal instorten, maar op een rots, dat stevig en sterk en bestand is voor stormwinden en orkanen. Insgelijks zal dan ook ons geloof en geloofsvertrouwen solied en sterk wezen door de vrije genade onzes Gods en hemelschen Vaders. Evenzoo als wg in waarheid den eisch des Heeren Jezus in zwakheid willen volbrengen, dan worden we ook geroepen om onze roeping en verkiezing vast te maken en zullen dit bewijzen door een ernstig, biddend, werkzaam leven in Zijn dienst.

Daarom verzoekt Hg ons om handeling te doen met ons pond; d. i. dat iederéén die in Hem waarlijk gelooft, in zijn eigen sfeer of bedrijf, de armsten zoowel als de rijksten werkzaam in den levenden geloove moet worden en den lof des Heeren meer en meer groot te maken en Hem te vereeren en verheerlijken. Zelfs onze lichamelgke gezondheid en kracht als onze gaven en bekwaamheden, ons geld, goed en aardsche bezittingen, onze stand, betrekking, leven, enz. ons voorbeeld, onzen invloed bij anderen, onze vrijheid om Gods onfeilbaar Woord, , den dierbaren Bijhei biddende te lezen, het eeuwig Evangelium zuiver en naar de meening des H. Geestes te hooren verkondigen en onze menigvuldige genade-gaven op prijs te stellen en daarmede te woekeren. Deze allen zijn gelijk aan ponden, 't zij tien of minder; en moeten gebruikt en gebezigd worden ter eere Gods en ter verheerlijking van Koning Jezus. Ten aanzien van 's Heeren wederkomst weten wij den juisten ti^jd niet te bepalen; die tweede komst kan iederen dag te wachten zijn.

Daarom heeft Hij gesproken: „zoo waakt dan, want gij weet niet wanneer de Heere des huizes komen zal, des avonds laat of ter middernacht, of met het hanengekraai, of in den morgenstond. Opdat Hij niet onvoorziens kome en u slapende vinde.

En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen: waakt!" (Marcus 13).

Voorwaar, een groote verandering staat te verwachten voor alle menschen als g de Heere Jezus komt om te oordeelen de levenden en dooden, wanneer Hij dan wel niet als Zaligmaker, maar als Rechter zal  verschijnen, om dan het oordeel te vernemen voor alle goddeloozen en ongeloovigen gaan in de eeuwige pijn, maar de geloovige kinderen Gods in het eeuwige leven, gelijk de liefderijke Verlosser heeft gesproken: „de goddeloozen gaan in de eewige pijn, maar dé rechtvaardigen in het eeuwige léven", 

t Zal een verschrikkelijke vreesélijke Dag zgn. Een dag van schrik én heerlijkheid als voor Zijn glans en majesteit de glans der zonnen zal verdwijnen. Ja, dan zullen gelijk als de psalmist door den H. Geest kon profeteerén, , vernomen worden: Psalm 96:

't Juicht, al voor 't aangezicht des Heeren!

Hij komt, die d' aarde zal regeeren. En rechten vol van majesteit;

De wereld zal gerechtigheid. Het menschdom zgne waarheid eeren!

Treurig, ellendig zal 't dan wezen die 'onbekeerd, onwedergeboren zijn heengegaan van de aarde naar de eeuwigheid; voor hen, die niet gewild hebben dat de Heere Jezus Koning óver hen zou zijn, want hunne plaats zal zijn in de eeuwige rampzaligheid, daar waar weening is en knersing der tanden. 

Nochtans voor Jezus bruid, Zijne beminden en uitverkorenen zal 't voor haar een heerlijke Dag zijn, wanneer de Bruidegom, de gezegende Heere en Koning tot hen zal zeggen: „Komt, gij gezegeliden Mijns Vaders I beërft het Koninkrijk hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld; want Ik ben hongerig ge weest en gij hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest en gij hebt Mij tedrinkengegeven; Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij geherbergd; Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis en gij zijt tot Mij gekomen." '

Dan zullen de rechtvaardigen — door Zijn dierbaar goddelijk bloed gerechtvaardigd, vrijgesproken en verlost — Hem antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien en gespijzigd? " enz. l)och dan zal de getrouwe en liefderijke Koning Jezus hun antwoorden: „Voor waar, zeg Ik u, 'voor-zooveel gij dit één van deze Mijne minste broeders gedaan hebt, zoo hebt gij dat Mij gedaan."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1917

De Waarheidsvriend | 7 Pagina's

Stichtelijke overdenking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1917

De Waarheidsvriend | 7 Pagina's