De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

De gave des Heiligen Geestes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De gave des Heiligen Geestes

9 minuten leestijd

Indien dan gij, die boos zijt, weet uw kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelse Vader de Heilige Geest geven dengenen, die Hem bidden ? Lucas 11 vers 13.

Wanneer we het verband van deze tekstwoorden nagaan, dan merken we op, dat de discipelen tot Christus gekomen zijn met de vraag : Heere ! leer ons bidden. De Heere gaat terstond op hun verzoek in en Hij leert hen niet alleen verstandelijk de woorden die zij in hun gebed hebben te bezigen, doch Zijn onderwijs gaat veel verder en dieper ; in Zijn onderricht heeft Hij vooral hun hart op het oog ; Hij zoekt hun hart tot die gesteldheid te brengen, die volstrekt nodig is tot het ware gebed. En hoewel het natuurlijk lang niet zonder belang is, welke de vorm en de woorden van ons gebed zijn, toch weten we, — dat de Heere — ook bij het gebed —, vooral ook het hart aanziet. We zullen een vaste grond moeten hebben dat God ons gebed, niettegenstaande wij zulks onwaardig zijn, zekerlijk wil verhoren. Immers die twijfelt, is een baar der zee gelijk........., die mens mene niet, dat hij iets zal ontvangen van de Heere.

Christus leert Zijn discipelen nu op hun vraag het zo bekende „Onze Vader" ; maar in Zijn onmiddellijk daarop volgend onderwijs zoekt Hij hen ook te brengen tot dat onmisbare hartelijke vertrouwen in de goddelijke verhoring van het gebed. En in dat gedeelte komt nu onze tekst voor. Jezus neemt een voorbeeld uit het dagelijks leven en zegt: Geen vader zal zijn zoon, wanneer die hem om brood bidt, een steen geven. Welnu, als dat zonder meer vaststaat, zelfs onder mensen die boos en zondig zijn, hoeveel te meer zal dan de hemelse Vader de bede van Zijn kinderen verhoren. De redenering als zodanig is ons natuurlijk volkomen duidelijk, maar hiermee zitten we nu toch tevens midden in de problemen. Om te beginnen, weten we toch eigenlijk gezegd heel vaak geen raad met dat hartelijk vertrouwen in de verhoring van het gebed ; en toch zal dit vertrouwen er moeten zijn, zal het gebed een Gode aangenaam gebed zijn. (Heid. Catech. Zondag 45).

En vervolgens gaan we vragen : Wat heeft het toch te beduiden dat God de Heilige Geest geven zal ? De Heere geeft dus niet alles, waar de mens in zijn gebed maar om vraagt; neen, Hij geeft Zijn Heilige Geest. Het is echter ook weer niet zo, dat de ware bidder alleen maar om de Heilige Geest zou vragen. De tekst zegt niet, dat God de Geest zal geven aan degenen, die Hem er om bidden ; neen, Hij zal de Heilige Geest geven degenen die Hem bidden. Zie trouwens maar eens wat Christus Zijn jongeren leerde in het „Onze Vader". Blijkbaar krijgt de ware bidder dus meermalen iets geheel anders, dan waar hij om vraagt. Zo zal dus b.v. een zieke in kinderlijk vertrouwen en vreze Gods om genezing bidden, terwijl God hem dan de Heilige Geest geeft. En in die gave des Heiligen Geestes is dan voor die zieke de volkomenj verhoring van zijn gebed gelegen, zodat zijn kinderlijk vertrouwen niet beschaamd werd !

Zouden we nu de dingen zo werkelijk op de rechte wijze zien ? Inderdaad ! zo wordt het ons hier toch in de tekst en in het verband daarvan gezegd en voorgesteld. Het zal ons duidelijk zijn, dat alles nu uitloopt in die éne vraag : Wat is dan die gave des Heiligen Geestes ? Wanneer we de gegevens van de Heilige Schrift betreffende het ambt en de bediening van de Heilige Geest kort trachten samen te vatten, dan willen we proberen het op eenvoudige wijze zo te omschrijven : de Heilige Geest herstelt weer de gemeenschap tussen God Zelf, de Persoon van God enerzijds, en de mens anderzijds.

De N. Testamentische zegenbede spreekt ook van „De gemeenschap des Heiligen Geestes". Nu is het bij personen zo, dat er alleen dan kan gesproken worden van waarachtige gemeenschap en eenheid, nis er een band is van hartelijke liefde. Bij alle andere verbintenissen blijft de mens zichzelf en zoekt zichzelf, daar hij zichzelf nog liefheeft.

De Heilige Geest nu herstelt de ware gemeenschap tussen God en mens. Hij onderzoekt de diepten Gods, Hij kent dus de bodemlose afgrond van eeuwige zondaarsliefde , die er is in het hart Gods, Die Geest is het ook weer, Die door weet te dringen tot in het hart van de mens, om die liefde Gods in het hart uit te storten. „Omdat de liefde Gods in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, Die ons is gegeven". (Rom. 5 vs. 5b). Zo moeten we ook verstaan de woorden van Christus, als Hij zegt van de Heihge Geest: „Hij zal u in al de waarheid leiden". De bedoehng van deze woorden is niet, dat de Geest een mens allerlei diepzinnige en ongekende waarheden zou bijbrengen en ingeven ; het „Inleiden in de Waarheid" moeten we niet zien in de breedte, maar in de diepte. We kunnen best zonder de Geest allerlei waarheden kannen en vatten ; we kunnen zelfs heel goed de betekenis en de rijke waarde van Christus' verdiensten en weldaden kennen, zonder de Pinkstergeest. Maar wat we zonder die Geest niet kunnen, dat is dit : De Persoon van God Zelf er in vinden, zoals Hij aan de zondaar Zijn liefde verklaart in en door de Evangeliebeloften. Omstanders kunnen best de waarde schatten en zien in een geschenk dat een meisje van een jongen ontving. Doch alleen het hart van dat meisje ziet en vindt in dat geschenk de persoon van de gever ; zij alleen merkt op de liefde, die hij er door heeft willen uitdrukken en zij alleen beluistert de spraak van het hart, die hij door dat geschenk heeft willen tot uiting brengen. Welnu, ten aanzien van het Evangelie Gods liggen de dingen net zo. Het is volstrekt niet uitgesloten dat wij van onszelf de noodzakelijkheid en de waarde van Christus' werk verstaan ; en hoe sterker onze eigenliefde is, zoveel te vuriger zullen we er ook naar verlangen en begeren. Uit erkentelijkheid hebben we dan ook op met de Schenker van al die heerlijke weldaden, zoals elk weldenkend mens ook op heeft met iemand, die hem weldoet.

In grond en wezen wordt dit alles dan echter alleen bepaald door de eigenliefde. We zijn blij, omdat we het gegevene zo goed gebruiken kunnen. In het Evangelie komt het echter hierop aan, of we in en door de weldaden ook de Persoon vinden. Die dan ook al de liefde van ons hart inwint en tot Zich trekt.

Als het zo zijn mag, dan zijn de weldaden het middel, en de Persoon is het doel. Wat is het echter vaak omgekeerd : God is het middel en de weldaden zijn het doel, waar het de mens uiteindelijk om gaat.

Wellicht zal het ons nu iets duidelijker geworden zijn wat het ambt en het werk van de Heilige Geest is. In en door de Evangeliebeloften brengt Hij God Zelf, de liefde Gods in het hart van de mens. En de mens zal daarop antwoorden met wederliefde. Als Hij zo trekt, dan zullen zij nalopen ; zij hebben dan God hef, omdat Hij hen eerst heeft liefgehad. De Heilige Geest legt dus a.h.w. God Zelf in de Evangeliebeloften en maakt  die zo tot een liefdesverklaring Gods in het hart van de zondaar. Zo werkt en schept de Geest het geloof, de liefde in het hart van de mens. Zonder die Geest vinden we die beloften ook wel groot, belangrijk en noodzakelijk ; maar dat andere, de dingen die des Geestes Gods zijn, verstaat de mens toch niet met zijn natuurlijke vermogens.

Wanneer we nu weer naar onze tekst terugkeren, dan zal ons ook daarin het één en ander wat duidelijker zijn. We houden ons nu maar aan het meer genoemde voorbeeld van de zieke. Die ziekte is niet een noodlot; we belijden, dat ook deze ons van Zijn Vaderlijke hand toekomt. De drijfveer van liefde zit daar dus achter ; de Heere doet het dus niet om de mens te plagen, maar opdat de mens niet gescheiden zou worden van Zijn hef de. (Heid. Catech. Zondag 10). Een zieke mag en moet in z'n gebed natuurlijk vragen om genezing. Doch wanneer dat nu in z'n bede het  enige  en ook het hoogste is, dan zijn we in feite niet verheven boven de dieren des velds ; immers die komen ook nooit uit boven de begeerte om verlost te mogen zijn van de pijn. Zal het goed zijn, dan is dit toch voor een mens het hoogste, dat hij God en de liefdegemeenschap met, God mag vinden ; hetzij in de genezing, hetzij in  het voortduren van de ziekte. Genezing of ziekte zijn dan niet meer van het hoogste en eerste belang ; die zijn dan nog slechts  middelen , terwijl Gods gemeenschap het doel is. De eerste en hoogste levensbehoefte is niet dat we lichamelijk gezond zijn, maar dat we God mogen kennen ; dat toch is het eeuwige  leven. Ook in de wegen van Zijn voorzienigheid zoekt de Heere ons daartoe te brengen. Gaat ons hart daar ook naar uit in het gebed ? Zo ja, dan is de gave van de Heilige Geest ook de meest volkomen en zaligste gebedsverhoring, die zich denken laat. God geeft daarmee Zichzelf, Zijn liefde in het hart. Als de Hemelse Vader de Heilige Geest geeft aan één, die om lichamelijke genezing bad, dan is dat ten volle een gebedsverhoring ; ook al duurt de ziekte voort. Het is dan een veel volkomener verhoring, dam wanneer men beter wordt, zonder God in die genezing te vinden. Ja, we mogen zelfs zeggen, dat het gebed letterlijk verhoord werd. Men is dan wel niet aan het eind van de ziekte gekomen, maar men is boven de ziekte uit gekomen. De verhoring ligt dan niet in de horizontale lijn, maar in de verticale. Dan verstaat men wat David bedoelde, toen hij zeide : Want met U loop ik door een bende, en met mijn God spring ik over een muur. (Psalm 18 vs. 30).

Schoonhoven.
J., VAN DEN HEUVEL.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

De gave des Heiligen Geestes

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1950

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's