MEDITATIE
De levende Hoop
1 Petrus 1 vers 3—5. Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die naar Zijne groote barmhartigheid ons heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden, tot eene onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.
Petrus spreekt hier van God, als den Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die om den Zoon Zijner liefde, voor zondaren is en zijn wil een God van heil, van volkomen zaligheid. Die de Schepper is in de natuur, maar ook de Herschepper in het rijk der genade!
De apostel roemt de groote liefde des Vaders, die gebleken is in de overgave van Zijn Zoon voor een verloren wereld. Hij dankt de groote genade des Zoons, Die Zichzelf overgaf in onzen dood, om door Zijn bloed ons te verlossen en ons te herstellen in de gunst en de gemeenschap van God.
Vervolgens prijst hij den Heiligen Geest, Die door de genade des Zoons, doodschuldige zondaren vernieuwt van kinderen des toorns tot kinderen Gods en hen maakt tot erfgenamen eener eeuwige zaligheid.
De apostel wekt ons op, om God te loven en te verheerlijken bij het geopende graf van Jezus ! En hijzelf gaat ons daarin voor met de woorden van den tekst.
Het is de Christelijke of levende hoop, voortvloeiend uit de opstanding van Jezus Christus uit de dooden.
Zie dezen Petrus ! Hopeloos zwerft hij rond, na zijn verloochening van den Heere. Wanneer hij echter het ledige graf heeft aanschouwd, begint er een glimp van hoop te gloren in zijn ziel. En als hij daarna den Heere Zelf mag aanschouwen, dan is ook hij, de hopelooze Perus, door de „Opstanding des Heeren" wedergeboren tot een levende, d.i. een vaste, zekere hoop !
Ja, de Heere is waarlijk opgestaan en is van Simon gezien !
En de eeuwige vrucht van des Heeren opstanding, n.l. de wedergeboorte des zondaars tot een levende hoop, is en zal worden gepredikt door alle tijden en gebeurtenissen heen. Hoe herinnerde Petrus zich den tijd, waarin hij en de andere discipelen zeiden: „Wij hoopten, dat Hij het was. Die Israël verlossen zou". Maar ach, Hij ligt in het graf. Alles is voorbij ! Al hun hoop met Hem begraven.
Maar hoor, hoe deze zelfde Petrus juicht, als hij zich dat blijde uur herinnert, waarin de heerlijkste verrassing hem te beurt viel, n.l. de persoonlijke verschijning van den opgestanen Levensvorst, waardoor hij werd wedergeboren tot een levende hoop.
Zoo moet het ook bij ons eerst hopeloos worden, voordat de levende hoop geboren kan worden. De opstanding van Christus is voor Petrus geworden een steeds stroomende bron van geestelijke vreugde en leven. En toen op den Pinksterdag de Heilige Geest neerdaalde, werd Petrus ingeleid in den weg der verlossing en de verzoening en leerde hij kribbe en kruis zijns Heeren beschouwen in het rechte licht der Opstanding ! Nu werd de Opstanding van Christus zijn eenige roem, maar ook de eenige, vaste grond zijner hoop voor de eeuwigheid. Hij wist nu, dat daardoor voor hem en allen, die even dierbaar geloof verkrijgen zouden, de dood was vernietigd door den dood van Christus.
Gods liefde en genade had, in en door Christus, elke hinderpaal weggenomen, die den stroom der zegeningen van Ggds Vaderliefde voor zondaren tegenhield, omdat eerst aan Gods gerechtigheid moest worden voldaan.
Zie, dit is de inhoud van dezen Paaschzang van Petrus! Geen zonde kan een heilbegeerigen zondaar meer verhinderen zalig te worden, want zij is door Christus verzoend, n.l. indien wij waarlijk in Hem gelooven !
Geen wet van God kan ons meer vervloeken, want zij is door Jezus vervuld in onze plaats. Geen geschonden gerechtigheid Gods, want Jezus heeft aan dezelve genoeggedaan.
Geen reinheid des hemels, want de Geest der wedergeboorte is door Jezus verworven voor zondaren. Die nu ons hart kan en wil reinigen van de zonde.
Wel mocht Petrus met 't oog op dit volbrachte werk van Jezus, dat gekroond en bezegeld was door Zijn Opstanding uit de dooden, juichend uitroepen : „Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die naar Zijn groote barmhartigheid ons, doodschuldige zondaren — die door de zonde, zonder hoop en troost in de wereld waren — heeft wedergeboren tot een levende hoop, door de Opstanding van Jezus Christus uit de dooden".
En deze hoop is gevestigd op de onverderfelijke en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen bewaard wordt en waarvan ieder, die waarlijk gelooft, reeds hier op aarde een voorsmaak geniet. Geen dief kan deze erfenis rooven, geen roest kan ze verderven. Deze erfenis is eeuwig, want de zonde is daar vernietigd, en de dood heeft bij het geopende graf des Heeren, voor allen die gelooven, den doodsnik gegeven.
Is dit geen rijke toekomst? En dit is de vrucht van Christus' opstanding uit de dooden.
Bij God te zijn, bij Jezus, in het groote Vaderhuis, het nieuwe Jeruzalem, de stad des levenden Gods. Dit verwacht Christus' gemeente, naar Zijn belofte: Een toekomst zonder zonde, zonder zorgen en strijd, zonder tranen en moeiten. En zie, met de levende hoop op dit alles kan de Christen zijn reis voortzetten, zelfs door de meest doornige woestijn van dit leven. En met Petrus kan hij den schoonen Paaschzang aanheffen. En met den psalmist leert hij zoo, zelfs in den nacht, psalmen zingen.
En deze erfenis wordt door God bewaard in den hemel. Hoe veilig dus. Immers deze levende hoop van den geloovige berust niet op zijn geloof, want dat kan wankelen, ook niet op zijn bevindingen, gebeden of tranen, maar alleen op de genade, trouw en macht van zijn Heiland, Borg en Middelaar, op Zijn Woord en belofte : Bergen zullen wijken en heuvelen wankelen, maar het verbond Mijns vredes zal niet wijken of wankelen in eeuwigheid, spreekt de Heere, uw Ontfermer ! Ziedaar, de vaste zekerheid van de hoop des Christens, die gegrond is op Gods trouw en bevestigd door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden !
Vergeving van zonden, wederopstanding des vleesches en een eeuwig leven. Ziedaar, de rijke erfenis, die Christus door Zijn verrijzenis heeft verworven en nu bewaart voor hen, die Hij door Zijn opstanding heeft wedergeboren tot een levende hoop.
Het hart van den mensch toch is een door de zonde kwijnend, door de zonde vreezend en bezwijkend hart! Het ware leven is daarin verwoest door de zonde ! En geen leven in God meer hebbend, heeft het ook geen kracht ten goede. En waar het geen hoop heeft, heeft het ook geen liefde !
Dat zien we vooral in onzen tijd, nu het geloof in den levenden Christus der Schriften steeds meer verdwijnt.
Maar zie, Jezus Christus, overgeleverd om onze zonde, opgewekt tot onze rechtvaardigmaking, is de Opstanding en het Leven van Zijn geloovigen !, daardoor, dat Christus in al de Zijnen een levende hoop in het hart uitstort, in het hart n.l. dat gereinigd is in Zijn bloed, door het gelóóf! Het nieuwe leven, dat door het geloof in Christus in ons ontstaat, is een leven van levende hoop.
Lezer, is deze levende hoop, waarvan Petrus spreekt, ook de uwe ? !
Zijt gij reeds met Christus gestorven aan uw zonde, maar ook opgewekt uit den doodslaap der zonde tot het nieuwe leven der hope ? ! Het is een heerlijk, zalig leven.
Doch het is alleen in den weg van waarachtig gelóóf en bekééring mogelijk, ja, door God Zelf weer mogelijk gemaakt, om deze levende hoop op een eeuwige zaligheid deelachtig te worden.
Mocht toch een ieder met ernst bedenken, dat hij, zonder deze levende hoop op Christus, in dit leven reeds ongelukkig is en dat zijn leven zonder Christus moet eindigen in eeuwige wanhoop. Maar er is redding en hulp bij een almachtigen Held ! Jezus Christus heeft door Zijn opstanding uit de dooden elk beletsel uit den weg geruimd, zoodat ge nu zalig kunt worden ! Dat laat de Heere u in Zijn Evangelie bekend maken. Doch daartoe is noodig, dat ge de toevlucht neemt tot Jezus, Hem uw zonde en schuld belijdt en ootmoedig bidt dat Hij, door Zijn Heiligen Geest, in uw hopelooze hart die levende hoop wil werken. En weest dan niet langer ongeloovig, maar val geloovig aan Jezus' voeten neder, opdat ge Hem (evenals Thomas) moogt aanbidden als uw Heere en uw God !
Gij, die deze levende hoop waarlijk begeert, gij, die in waarheid voor God leerdet erkennen dat ge door de zonde zonder hoop zijt voor de eeuwigheid, ge behoeft niet hopeloos te blijven. Maar daartoe moet ge ophouden nog iets van uzelf te verwachten. Wanhoop aan uzelf, —, maar hoop dan ook volkomen op de rijke genade Gods, die u toegebracht is en wordt in de opstanding van Jezus Christus.
Door deze levende hoop verheugen we ons hier op aarde reeds in het blijde vooruitzicht, dat wij achter ons graf in het bezit gesteld zullen worden van die heerlijke, onverderfelijke erfenis, waarvan Petrus spreekt.
Daar zullen wij God dan eeuwig loven en danken op volmaakte wijze, met allen, die deze hoop hebben ontvangen in hun hart, maar ook hebben beoefend in een God-verheerlijkenden levenswandel.
Daar zullen wij dan den Man van Smarten, Jezus Christus, onzen eeuwigen Koning, zien in Zijn heerlijkheid, als de Heere der heerlijkheid, op Wiens kleed geschreven staat: „Koning der koningen, Heere der heeren", en alzoo zullen wij dan eeuwig met Jezus zijn !
„Zoo dan, mijne broeders en zusters (schrijft de apostel aan zijn medegeloovigen), vertroost elkander met deze blijde hope op een heerlijke, zalige toekomst!"
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1946
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1946
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's