De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

Izaks geloof

8 minuten leestijd

Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen. Hebreën 11 vers 20.

In Hebreen 11 geeft dus de schrijver van dezen brief ook aan Izak een plaats in de wolk der getuigen en rekent hij dus ook dezen onder de helden des geloofs.

Is dit eigenlijk niet wonderlijk ? Wanneer we het leven van Izak naspeuren, dan vinden we daarin toch heelemaal geen bijzondere hoogten, grootsche momenten? Zeker, het staat onomstootelijk vast, dat deze aartsvader een vroom man is geweest, maar om hem nu een geloofsheld te noemen, daar is zoo oogenschijnlijk toch niet de minste reden toe. Weet ge, lezer, wat ons voor den geest moet staan, wanneer de schrijver van den Hebreërbrief dit nochtans, en natuurlijk terecht, doet? Het woord van den Spreukendichter: „De lankmoedige is beter dan een sterke, en die heersht over z'n geest, dan die een stad inneemt". Ziet, dat heeft Izak (al is het dan in eenigszins anderen zin, dan waarin de Spreukendichter het bedoelt) gedaan, toen hij zijn beide zonen gezegend heeft aan den avond van zijn leven. En daarom was Izak een held, en waar alleen het geloof hem daartoe in staat heeft gesteld, een geloofsheld en een plaats in de wolk der getuigen ten volle waard.

Izak, een geloofsheld. Vooral wegens de zegening van zijn beide zonen. En wel in de eerste plaats om de wijze, waarop hij ze zegende, maar vervolgens ook om den zegen, waarmee hij ze zegende.

Eerst dus over de wijze, waarop hij z'n beide zonen zegende. „Door het geloof heeft Izak z'n zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen".

Eigenaardig : Jakob, de jongste, het eerst; Ezau, de oudste, het laatst. Jakob, de laatstgeborene, de eerstgeboortezegen ; Ezau, de eerstgeborene, de mindere zegen.

En dit is wel het meest merkwaardige, dat Izak aldus niet heeft gedaan met een weerstrevend hart, niet zijns ondanks, maar met een hart, dat gewillig buigt onder den wil des Heeren. Gods wil was het immers, dat het aldus geschieden zou. Ezau—Jakob, dat was de natuurlijke volgorde. Jakob—Ezau, dat was de volgorde Gods. God heeft Jakob liefgehad, maar Ezau gehaat. Voor Jakob had Hij de eerstgeboortezegen bestemd. Waarom? Omdat Jakob in zichzelf anders, beter zou zijn dan Ezau? Om eenige reden in Jakob? Neen, daarom is het zeker niet! Maar waarom dan ? Hier is maar één antwoord; een antwoord, dat ten volle wordt beaamd door allen, die uit de duisternis geroepen zijn tot Gods wonderbaar licht. Dit antwoord : Enkel en alleen om redenen, die de Heere heeft genomen uit Zichzelven. Jakob— Ezau, zoo is Gods souvereine wilsbepaling, Zijn vrijmachtig bestel.

„Want als de kinderen nog niet geboren waren, noch iets goeds of kwaads gedaan hadden, opdat het voornemen Gods, dat naar de verkiezing is, vastbleve, niet uit de werken, maar uit den Roepende, zoo werd tot haar (dat is Rebekka) gezegd : De meerdere zal den mindere dienen. Gelijk geschreven is : Jakob heb Ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat". Uit deze woorden (Rom. 9 vs. 11—13) blijkt dus ook, dat deze souvereine wilsbepaling, dit vrijmachtig bestel, deze volgorde Gods, aan Izak ten volle bekend is geweest. Ongetwijfeld heeft Rebekka met hem over deze woorden des Heeren gesproken. Izak heeft daar echter niet van willen weten. Zijn volgorde was de natuurlijke volgorde : Ezau—Jakob. En hij heeft deze gehandhaafd, met alle geweld vastgehouden tegen de volgorde Gods. Ook nog, toen Ezau in het schandelijk verkoopen van zijn eerstgeboorterecht en in het verlaten van de paden der vaderen de meest duidelijke bewijzen gaf, dat hij van dienst des Heeren niet wilde weten. En dat verzet tegen God heeft Izak volgehouden tot aan den avond van zijn leven. Izak, zoo lezen we in Genesis 25, had Ezau lief. En wat was de oorzaak van die liefde? Het wildbraad van dezen jongeling, verstandig op de jacht, was naar Izak's mond. Zijn voorliefde voor Ezau was dus een door en door vleeschelijke voorliefde.

Izak heerschte dus aanvankelijk niet over zijn geest, maar zijn geest over hem. Hierin is echter verandering gekomen. Al was het laat, véél te laat, al was het eerst aan den avond van zijn leven- dat ze kwam, ze is gekomen. Izak heeft over zijn geest geheerscht. Izak is een held geworden. En waar hij door het geloof over zijn geest heeft geheerscht, een geloofsheld. Een geloofsheld, maar alleen door genade. Immers, het geloof, dat leert buigen onder Gods wil, maar dat ook doet handelen naar Gods wil, is een gave van Gods genade. Door het geloof heeft Izak over zijn geest geheerscht en zijn zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen. Lees het maar in de hoofdstukken 27 en 28 van het eerste bijbelboek. Maar wellicht merkt ge op, die hoofdstukken nagaande : „Zeker, we lezen daar wel dat Izak eerst Jakob heeft gezegend en daarna Ezau. Maar staat er wel iets van, dat hij dit gedaan heeft in overgave aan Gods wil? Blijkt uit hetgeen we daar lezen niet duidelijk, dat de blinde Izak enkel en alleen de eerstgeboortezegen aan Jakob heeft gegeven, omdat hij was misleid door diens listig bedrog ? " Op het eerste gezicht schijnt gij inderdaad gelijk te hebben. Op het oogenblik dat Izak zijn handen uitstrekt over Jakob en hem den eerstgeboortezegen geeft, deed hij dit immers in de meening Ezau voor zich te hebben en was het nog : eerst Ezau en dan Jakob. Maar ge moet verder lezen en dan ziet ge, dat, wanneer Jakob's bedrog aan het licht komt, Izak wel verschrikt met een groote verschrikking, waaruit blijkt, hoe deze gang van zaken hem smart, maar dan merkt ge ook, hoe daarna Izak onder den wil Gods ge­bogen heeft en naar Gods wil gedaan heeft, waar hij aan Ezau meedeelt, dat Jakob den eerstgeboortezegen al heeft ontvangen en daar met nadruk aan toevoegt: „Ook zal hij gezegend zijn". Niet minder bespeurt ge dit dan, wanneer hij op Ezau's aandringen : „Zegen mij, ook mij, mijn vader!", dezen wel een zegen schenkt, doch slechts een minderen zegen. Maar het sterkst valt het u dan op, wanneer ge er getuige van zijt, hoe Izak handelt, wanneer Jakob moet vluchten voor Ezau, die z'n broeder wil dooden. Dan toch roept de grijsaard z'n jongsten zoon bij zich en zegent hij hem ten tweeden male, nu niet zijns ondanks, maar met volle overtuiging en overgave en dat op nog rijker wijze dan de eerste maal. Zeg nu zelf: „Heeft Izak over zijn geest geheerscht, ja of neen? "

Lezer, heerscht gij over uw geest? Of heerscht uw geest over u ? Ook, al hebt gij wellicht den Heere leeren vreezen ? Zijt ge soms den wil des Heeren op een of ander punt weerspannig ? Is er mogelijk een „Ezau" in uw leven? Zulk een „Ezau", het kan zijn uw geld, dat ge bezit en waaraan ge zoo verkleefd zijt, of dat ge missen moet zonder dat ge dit kunt verkroppen. Het kan zijn uw gezondheid, die wankel is, waarom gij God nu dwingt. Het kan zijn een dierbare doode, dien de Heere u ontnam, maar dien gij niet loslaten en overgeven wilt. Zulk een „Ezau", dat kunnen ook zijn uw werken en tranen en bevindingen, waarmee ge voor God wilt bestaan, inplaats van uit vrije genade de zaligheid te ontvangen.

Weet het wèl, wanneer ge uw geest over u laat heerschen, wanneer ge uw „Ezau" niet loslaat, dan onteert ge uw God. Dat is het ergste. Maar dat niet alléén. Want dan doet ge ook uw ziel geweld aan. Want zooals het feit, dat Izak niet wilde buigen onder Gods wil en niet wilde handelen naar Gods bevel, hem wel niet uit den hemel heeft gehouden, hoe duizendwerf ook verdiend, maar wel den hemel uit Izaks ziel heeft geweerd, zoo zal dit ook bij u het ontsteken van Gods genadelicht in uw hart verhinderen.

O, zie dan toe, dat ge als Izak gaat heerschen over uw geest. En wacht daarmee niet tot den avond van uw leven. Ja wacht daarmee geen oogenblik. Wanneer het u tot last is, dat het zoo is in uw leven en wanneer ge klaagt: „Hoe zal het anders worden ? ", dan geeft onze meditatietekst het antwoord: Door het geloof. Door het geloof, dat zulk een kracht is, dat het doet heerschen over den geest. Door het geloof, dat onder Gods wil doet buigen en naar Gods wil doet handelen. Door het geloof, dat op het vurig smeekgebed gewis door den Heere wordt geschonken. Door het geloof, dat doet leven ter eere des Heej: en, maar dat ook de gunst Gods, die meer sterkt dan de uitgezochtste spijze, in het hart doet neerdalen.

(Slot volgt).

(Boven-Hardinxveld)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1946

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's