De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

In uw spoor

8 minuten leestijd

En die twee discipelen hoorden hem dat spreken en zij volgden Jezus. Johannes 1 : 37.

Johannes, de voorlooper van den Christus, bevindt zich met zijn jongeren aan de wateren van de Jordaan. Eerlijk heeft hij betuigd, dat hij de Messias niet was. Maar nadert de Heere dan, hoort hoe hij vol eerbied belijdt : „Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt".

Wat is de bedoeling van Johannes geweest ? Dat nu die jongeren hem hadden verlaten om zich achter den Zaligmaker te begeven en tot Zijn discipelen gemaakt te worden. Tot Christus, dat moet het zijn.

Maar het getuigenis van Johannes is niet in hunne harten ingedrongen. De heraut heeft zijn doel niet bereikt. Wat zal hij den Heiligen Geest gesmeekt hebben en hoe heeft hij tevens volhard in zijne prediking. Juist, aanhouden, tijdig en ontijdig, zich niet laten ontmoedigen en worstelen bij den Heere, Die belooft : „Mijn Woord zal niet ledig tot Mij wederkeeren, maar doen hetgeen Mij welbehagelijk is".

De Heere werkt meermalen in de stilte en wanneer wij het niet verwacht hebben. Hij is vaak een verrassend God. En, spreekt Zacharia : „Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijnen Geest zal het geschieden". Het is een dag later. Weer staat Johannes aan de Jordaan, weer is daar de Christus en wederom klinkt de stem van den voorlooper : „Zie het Lam Gods". Hetzelfde getuigenis. Dezelfde prediking. En weer zijn de jongeren naar den Heere gewezen. Ze weten van het Oud Testamentische Offerlam af, zoo zal straks Christus het Offerlam voor de zonden van verlorenen en ellendigen zijn, Dat aan het Kruis Zijn dierbaar bloed zal geven.

Hebben Johannes' leerlingen er nu iets van mogen verstaan ? Heeft de Heilige Geest het hen aangebonden ? Hebben wij het bekend ? Want in Johannes is geen zaligheid te verkrijgen, alleen in dien Borg en Middelaar. Johannes is slechts een dienaar, Christus is de Meester, Die gaarne leerlingen heeft. Johannes verkeert in spanning, het gaat hier om het Koninkrijk Gods. Wat zal hij thans aanschouwen ?

Daar hebt ge het: „En die twee discipelen hoorden hem dat spreken". Heerlijk, hunne ooren zijn doorboord, hunne harten zijn getroffen. De Heilige Geest, afgebeden, heeft gearbeid, en dan zal er vrucht zijn.

Johannes heeft meermalen gesproken van zonde en schuld en van het toekomende oordeel. En die jongeren van hem hebben ook beluisterd hetgeen Johannes, zeide aangaande de Farizeërs en de tollenaars en de krijgslieden, ja, tot de gansche, samengestroomde schare. Ze hebben dat op zichzelf toegepast. Ze leerden zelfkennis. Wie zal ook ons redden van het eeuwig verderf ?

Zelfkennis. Hoe noodzakelijk ! Want 't is maar al te waar : De menschen zijn nergens zoo vrijgevig als in de kerk". Dat is voor die, en daar kan die het mee doen. Die jongeren hebben met zichzelf van doen.

Wie zal verlossen, wie zal ons bevrijden ? Het antwoord is ze gegeven, het éenige antwoord : „Zie het Lam Gods",

„Die van 't verderf uw leven wil verschoonen, Met goedheid en barmhartigheên u kronen".

Daarin ligt troost, steun, bemoediging. Twee verlaten Johannes, ze worden getrokken door den Heiligen Geest naar Christus. „En zij volgden Jezus".

Zoo naderen de eerste twee discipelen tot den Zone Gods, Sions Middelaar en Behouder. Het zijn Andreas en Johannes, de eerstelingen van de tarweoogst van den Christus, welke verzameld zal worden in de hemelsche Schuur. Het begin van de Bruidskerke tot den grooten Bruidegom. Welgelukzalig, daar in te mogen deelen.

Die twee zullen straks in Christus' volmaakte Offerande deelen. Waarlijk : „Dat zal den Heer' veel aangenamer zijn, dan os of var, die hunne klauw verdeelen". Zij volgden Jezus ! Ze zullen weldra ook in Zijn verachting en verguizing deelen, doch zoo ze met Hem geleden hebben, ze zullen ook, met Hem verheerlijkt worden. Een rijke erfenis zal hen wachten.

Zij volgden Jezus. Ze komen achter den Heere aan. En Hij hoort hunne voetstappen. Uit vrije goedheid keert Hij Zich tot hen. Uit louter genade. Hij immers weet alle dingen. Hij weet, dat ze van Johannes tot Hem gekomen zijn. Hij, weet, dat Johannes zich verheugt als vriend van den Bruidegom. Christus is de Eerste, Die op hen heeft gelet.

Hij is in alles de Eerste, Hij is naar jde Jordaan gekomen, Hij is het Lam Gods, Hij heeft Zich tot hen gewend. Later verklaart Johannes, éen van de twee : „We hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad".

De Heere ziet hen aan, zij weten Hem niets te zeggen. Hij zal Zelf hun Leidsman wezen, zoo is Hij de Eerste, Die deelnemend vraagt : „Wat zoekt gij ? " Wat, waar gaat het bij u om, wat begeert gij, wat is voor u het hoogste, het allervoornaamste, wat weegt het zwaarste ?

Dat doet de Heere, opdat ze hunne keuze als een onberouwelijke, in Hem vast zullen leeren maken. Hij weet wel, dat ze gaarne aan Zijne voeten willen zitten, zij leerlingen. Hij hun Meester, Hij, Die ze zal leeren hoe ze Hem de eere Zijns Naams zullen hebben toe te brengen.

Waar woont Gij ? Wat luidt dat eenvoudig. Ook eerbiedig, vol ontzag, wanneer ze den Heere aanspreken met „Rabbi". Dat is echte hartetaal. Maar het is ze alleen om Hem te doen. Met vreugde is dit in den hemel beluisterd. Opdat ze Zijne ware navolgers genaamd mogen worden, die het Lam Gods krijgen te volgen, overal waar Het henengaat.

Dit leert hun ziele Hem achteraan te kleven. Ook dit is den Heere bekend. „Komt en ziet", is het antwoord van den Heere. „Gaat met Mij, volgt Mij". Waar de woning van den Christus geweest is, weten we niet. Dat geeft ook niet. Later gebruikt Hij een geleend schip, vertoeft Hij in het huis van Simon Petrus, is Zijn graf dat van Jozef van Arimathea.

Veel belangrijker is, dat ze van dien dag afaan bij den Heere zijn gebleven. Het naderen en volgen is blijven geworden. Een heerlijk werk des Heiligen Geestes. Christus heeft woning gemaakt in hunne harten, hun schuld en misdaad heeft Hij op Zich genomen. Hoe zijn ze met liefdekoorden getrokken en ingeschreven in het boek des levens des Lams.

Nooit meer weg. Ondanks hunne zwakheden. Christus is hun Sterkte en Toevlucht. Daar gaat de Synagoge te Kapernaüm uit. „Wilt gijlieden óók niet henengaan?" Zij, Andreas en Johannes, houden met anderen aan den Heere vast. Ze kunnen Hem niet meer kwijt.

De Joden willen den Christus steenigen. Het is gevaarlijk, navolgens van zulk een Borg en Middelaar te zijn. Ze verlaten Hem niet. Ze blijven bedroefd achter, wanneer de Heere gestorven is aan het kruis, maar hunne harten zijn vol van Hem en met blijdschap begroeten ze Hem na Zijne opstanding. Dat heeft de Heere Zelve in hen gewrocht, en Zijn werk behoudt Hij. Nog later worden ze vervolgd en gegeeseld. Ze blijven Hem aanhangen. Zijne smaadheid dragende, verheugd, dat ze waardig geacht zijn dit om Christus te mogen verduren. Het is door Hem alleen.

Leere dit te meerder onze harten door de genadewerking des Geestes, om thans te leeren leven en wandelen, gelijk ware navolgers en belijders betaamt. De Heere is het zoo waard en het komt er zoo op aan in onze dagen van vervlakking en afwijking van hetgeen de Heere in Zijn Getuigenis voorhoudt.

Het is des middags om ongeveer vier uur, als Andreas eii Johannes zich aan den Christus hebben mogen verbinden. Een uur, om nooit meer te kunnen vergeten. Dat is in het harte voor eeuwig gegrift, als een arm zondaar den Heere tot Zijn Borg en Goël heeft ontvangen om eens voor altoos bij Hem te wonen. En Andreas werd het middel in Gods hand voor zijn broeder Simon ; Johannes heeft Jacobus toegeleid, dat heeft de Heere gezegend.

Wie genade heeft gekregen, leert, dat genade mededeelzaam is. De zonde maakt zelfzuchtig, de genade verlustigt zich, wanneer steeds meerderen worden ingewonnen voor den Heere en Zaligmaker. In de veelheid Zijns volks ligt Zijne heerlijkheid. En dat geeft een onverbrekelijke band aan Hem en aan elkander.

Worde die band steeds meerder gevonden, ook onder ons, leden van den Gereformeerden Bond, tot roem Zijns grooten Naams, tot zegen voor elkaar, waar wij elkander in de komende dagen wel hard noodig zullen hebben en we elkaar hebben te gedenken in gebed en smeeking om ook trouw bevonden te worden aan Schrift en Belijdenis door Zijn ondersteunende en voorlichtende hulp.

En zij volgden Jezus! Dat geve ons in te stemmen met het getuigenis :

Ik zet mijn treden in Uw spoor, Opdat mijn voet niet uit zou glijden, Wil mij, voor struikelen bevrijden En ga mij met Uw heillicht voor. Ik roep U aan, 'k blijf op U wachten, Omdat G', o God, mij altoos redt. Ai, luister dan naar mijn gebed, En neig Uw ooren tot mijn klachtenPsalm 17 vs. 3).

(Dordrecht)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 februari 1947

De Waarheidsvriend | 6 Pagina's