MEDITATIE
De Vergeving der zonder
Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonden vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid. 1 Johannes 1 : 9.
Zonden, ongerechtiglieden, wat zijn dat? Er zijn volkeren pp de aardbodem, die geen woord kennen, om het begrip „zonde" weer te geven. De taalgeleerden zien zich voor de moeilijkheid geplaatst om een woord uit die taal te vinden om daarmee uit te drukken „de zonde of de ongerechtigheid".
Alle lezers van deze overdenking zullen wel weten, dat zonden zijn de overtredingen van Gods heilige geboden met daden, woorden of gedachten. En dan moeten we niet alleen maar denken aan moord en doodslag en diefstal en hoererij. Neen, het geld al de geboden Gods, dus ook de afgoderij, de beeldendienst, het misbruiken van de naam Gods, het ontheiligen van de dag des Heeren. Lezers, ga zo maar voort en sla geen enkel gebod over. En bedenk daarbij, dat Christus gezegd heeft: Wie zijn broeder haat is een doodslager en wie een vrouw aanziet om de zelve te begeren, doet reeds overspel met haar in zijn hart.
Het is maar een greep uit het vele, om u duidelijk te maken, dat we reeds schuldig staan aan overtredingen van Gods geboden, al was het alleen maar met de gedachten.
En nu is het waar, wat de apostel Paulus heeft gezegd, dat we allen gezondigd hebben. Hoort ge het? Allen; dus niet één uitgezonderd.
Men kan echter Gods geboden en inzettingen niet straffeloos overtreden. De Heere is te rein van ogen dan dat Hij het kwade zou kunnen zien.
Er staan twee ontzettende bedreigingen in de Heilige Schrift. Op één van de eerste bladzijden staat het al geschreven: „Ten dage als ge daarvan eet, zult ge de dood sterven". En uit het Nieuwe Testament klinkt het ons tegen: „De bezoldiging der zonde is de dood".
Waarheen nu, o Adamskind, met zoveel schuld?
Ge denkt toch niet, dat de Heere het wel door de vingers zal zien? Er staat toch geschreven, dat Hij de schuldige geenszins onschuldig zal houden.
In de geschiedenissen van de godsdiensten der volkeren vindt ge de voorbeelden te kust en te keur, hoe de mensen hebben gemeend om de heilige toom Gods tegen de zonde zelf te kunnen tillen. Men zocht het in de weg van zelfkastijding, van vasten, van wereldontvlieding door middel van kloosterleven. van bedevaarten, van aalmoezen, van goede werken en zo voort. En toch is dat alles te vergeefs. Immers de Schrift zegt, dat al onze gerechtigheden maar zijn als een wegwerpelijk kleed. Neen, alle wegen, die van de aarde naar de hemel worden gebaand, zijn wegen, die in de dood eindigen.
Eeuwig wonder van genade, de Heere zelf heeft een weg gebaand van de hemel naar de aarde om zondaren nog te redden en te zaligen!
Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn enige Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.
De Heere Jezus Christus heeft de hemel der hemelen willen verlaten om hier op de aarde te wandelen in dienstknechtsgestalte.
Brengen wij allen de erfschuld reeds mede uit de moederschoot. Hij werd ontvangen van de Heilige Geest uit de moedermaagd Maria.
Hij heeft de heilige wet Gods volbracht, zodat Hij kon zeggen: „Wie overtuigt mij van zonde? "
Maar ziet, Dien die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt.
Hij was het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt. Hij heeft er de straf voor geleden van de kribbe tot aan het kruis, ja, tot in de smadelijke kruisdood.
Christus betaalde de schuld. Hij gaf zichzelf tot een rantsoen voor velen.
De zonden en de ongerechtigheden werden Hem toegerekend, opdat Zijne gerechtigheid zou worden weggeschonken aan arme zondaren, die duizenden talenten schuld hebben doch geen penninkje hebben om te betalen.
Nu ziet ge toch wel, lezers, dat God de zonde niet ongestraft heeft gelaten. Hij bezocht ze in de smadelijke kruisdood van Zijn lieve Zoon.
En nu mocht Johannes schrijven, dat het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, ons reinigt van alle zonden. En onze tekst zegt, dat Hij ons reinigt van alle ongerechtigheid.
De Heere rechtvaardigt niet alleen de zondaar door het bloed van Christus, maar Hij komt hem ook te reinigen. Zeker, het is waar, dat er slechts sprake is van een klein beginsel van gehoorzaamheid bij Gods kind.
Neen, de apostel Paulus heeft de volmaaktheid niet kunnen bereiken. Hij heeft er wel naar gejaagd, of hij het ook grijpen mocht, waartoe hij ook van Christus gegrepen was.
Luther spreekt van het armzalig stuk werk van zijn heiligmaking.
Maar God lof, Christus is ook geworden tot heiligmaking en een volkomen verlossing. Straks aan het eind van de reis zal Gods kind als een reine maagd de Vader der lichten worden voorgesteld.
Het is heerlijk om te horen, dat er nog een middel is om vergiffenis te krijgen.
Nu gaat het echter in de tweede plaats over de vraag in welke weg die vergiffenis door een arm zondaar wordt verkregen.
Men hoort het vaak voorstellen, dat nu niemand meer aan de liefde Gods behoeft te twijfelen. Hij heeft het nu maar te geloven en hij kan voor tijd en eeuwigheid gerust wezen.
Johannes, de apostel, denkt er toch anders over. Hij zegt: „In dien wij onze zonden belijden." Let wel, hij heeft geen ogenblik bedoeld, dat onze schuldbelijdenis zelf de grond onzer hoop zou wezen. Alleen Christus kan onze hope wezen. Maar toch is de schuldbelijdenis de enige weg, die tot de vergiffenis leidt. Wat is dat moeilijk om aan God onze zonden te belijden! '
In het dagelijkse leven ontmoet men ook maar weinig mensen, die eerlijk hun ongelijk bekennen. Een mens trekt zich liever in de uiterste verschansing terug dan dat hij zijn schuld bekent. Adam wierp de schuld op Eva, en Eva stelde de slang schuldig en de slang was door God gemaakt. De mens komt er zo gemakkelijk toe om de Heere tot auteur van de zonde te maken.
In de dagen van de apostel Johannes waren er ook al mensen, die zeiden dat ze geen zonde hadden. Maar als men dat zegt, verleidt men zich zelf en de waarheid is in hem niet, zegt Johannes. En in het tiende vers luidt het: Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, zo maken we Hem tot een leugenaar en Zijn Woord is niet in ons.
Van nature zijn we allen blind voor onze eigen zonden.
Men is rijk en verrijkt en men heeft aan geen dag gebrek en men weet niet, dat men blind is en jammerlijk en naakt en ellendig.
Om tot belijden te komen is nodig, dat het ontdekkend genadelicht in ons verdorven hart zal gaan schijnen.
O wat omringt de Heere een zondaar met Zijn roepstemmen om hem tot bekering te brengen. In wegen van lief en leed klopt de Heilige Geest aan het hart van een mens, opdat zijn ogen zullen opengaan voor zijn zonde en zijn schuld. David had er geen erg in, dat de ge-lijkenis van Nathan op hem was gericht, totdat de Heere zijn ogen opende.
Wat heeft hij het aangrijpend beschreven in Psalm 32. Toen ik zweeg werden mijne beenderen veranderd in mijn brullen de ganse dag, want Uw hand was dag en nacht zwaar op mij, mijn sap werd veranderd in zomerdroogten. Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet; ik zeide: Ik zal belijdenis doen van mijn overtredingen voor de Heere en Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde.
Ziehier de heerlijke vrucht van een belijdenis, die opwelt uit een hart, hetwelk door de Heilige Geest verbrijzeld is.
Zulk een belijdenis verschilt hemelsbreed van die van een Kaïn, die het uitriep: Mijn misdaad is groter dan dat ze vergeven worde; of van de belijdenis van Judas, die het uitschreeuwde: Ik heb verraden onschuldig bloed. Kaïn en Judas hadden slechts wroeging, ziende op de gevolgen van hun daden. Genade leert zeggen: Tegen U, ja U alleen heb ik gezondigd en gedaan, dat kwaad was in Uw ogen.
Dan wordt het recht Gods gebillijkt:
Zo Gij in 't recht wilt treden, O Heer, en gadeslaan Ons' ongerechtigheden; Ach, wie zal dan bestaan?
Dan wordt het beleden, dat God geen onrecht doen zou, als Hij ons voor eeuwig van voor Zijn aangezicht zou wegwerpen in de diepte der rampzaligheid.
Lezers, hebben we zo onze zonden al leren belijden, want dan kan het niet anders, of het komt tot de bede van de tollenaar: O God, wees mij zondaar genadig.
O houdt aan, want er staat geschreven, dat God Zijn uitverkorenen recht zal doen, die Hem dag en nacht om genade bidden.
De tekst spreekt ons ook nog van de vastheid en de zekerheid. „Hij is getrouw en rechtvaardig". Wat de Heere belooft, zal Hij ook doen. Al de beloftenissen Gods zijn in Christus Jezus ja en amen. De beloften des evangehes zijn zeker en gewis. Komt dan en laat ons samen richten, zegt de Heere: al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw; al waren ze rood als karmozijn, zij zullen worden als witte wol.
En elders luidt het: Wie tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen.
De trouw Gods wordt zelfs door de ontrouw van Zijn volk niet te niet gedaan.
Het is trouw al wat Hij ooit beval. Het staat op recht en waarheid pal, Als op onwrik'bre steunpilaren.
Hij is getrouw en rechtvaardig. Misschien had ge liever gewild, dat er had gestaan: getrouw en barmhartig of getrouw en genadig.
Toch is het goed, dat er staat rechtvaardig. Sion zal door recht verlost worden.
God strafte de zonde eenmaal aan Zijn heilig Kind Jezus. De Heere is rechtvaardig. Hij eist niet, dat er ten tweede male betaling zal geschieden.
O lezers, gelukkig de mens, die in waarheid uit een verbroken hart zijn schuld leert belijden en in die weg met de apostolische belijdenis mag leren zeggen: Ik geloof de vergeving der zonden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 september 1960
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's