De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Hoe komt de kerk weer tot leven?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe komt de kerk weer tot leven?

11 minuten leestijd

In het rapport van de Hervormde visitatoren, dat enige tijd geleden aan de Hervormde synode werd voorgelegd, kwam geen rooskleurig beeld van het kerkelijk en geestelijk leven naar voren. We hebben daarover in ons blad uitvoerig bericht. Afnemend kerkbezoek, dalend catechisatiebezoek, afnemend aantal belijdeniscatechisanten, op veel plaatsen kwijnend jeugdwerk, verminderd bijbellezen, moeilijk te vervullen vacatures iii de kerkeraad en verder toenemende polarisatie.

De redactie van het tweemaandelijks orgaan Wapenveld liet vijftien personen aan het woord over de mogelijke uitweg uit de geestelijke doolhof. Hoe komt de kerk weer tot leven? Dat was de vraag, die aan elk van de scribenten werd voorgelegd.

Vanwege de indringendheid waarmee de antwoorden gegeven worden lijkt het me nuttig in het kort de hoofdmomenten van elk van deze bijdragen de revue te laten passeren.

Dr. W. Aalders zegt: 'Wij staan nu voor een uitermate belangrijke beslissing. Het heden is een kritisch moment. Zo doorgaan betekent: de kerk prijs geven aan een versneld afbraakproces. Er moet iets gebeuren. Daarbij hebben we de keus uit twee mogelijkheden. De ene mogelijkheid is die van de saecularisatietheologen, van 'Kerk en Wereld', van De Horst, van Septuagint, van al degenen die zich tegen de Open Brief en het Getuigenis keerden. ... Zij hopen en ijveren ervoor dat de kerk een plaats in de wereld is, waar men in geconcentreerde en intensieve vorm kennis maakt met de wereld. Zij willen een kerk, die wereldser is dan de wereld. Zij zoeken een christenheid, die de avant-garde (voorhoede) is van de komende heilsstaat.

De andere mogelijkheid is die van terugkeer tot de religie, tot het heiligdom, tot het arcanum. Zij, die op die mogelijkheid hopen, erin geloven, erom bidden, doen dat, omdat zij daarin alleen het heil zien, dat de Here God in Christus geopenbaard heeft. Voor hen is openbaring geen publicatie, geen algemene mededeling, geen bericht, maar geheimschrift, verborgenheid, mysterie, dat niet past op de straat en in de krant. De kerk zij daarom geen publiciteitsmedium maar mysteriehoedster. Met haar Heer weigere zij haar stem te verheffen in het marktgedruis en op de straten. Zo alleen kan zij in deze wereld, waarin alles publiek gemeengoed gemaakt wordt, Zijn heerlijkheid openbaren.’

Prof. dr. H. Berkhof merkt onder meer op: 'Vele kerkeraden zullen moeten beginnen met de vraag of ze niet al te lang tot praatcolleges zijn afgezakt, omdat ze te groot zijn, geen zelf tucht kennnen, slecht geleid worden, onefficiënt werken enz., en vooral omdat de afzonderlijke leden geen duidelijk afgebakende verantwoordelijkheid hebben. Het tot leven komen van de kerk moet beginnen bij de kerkeraad.’

Drs. J. J. Bos (socioloog te Delfzijl) noemt acht punten, die voor vernieuwing nodig zijn. Daarvan noem ik: Het kerkelijk apparaat (bureaus, raden) zal een meer ondersteunende rol ten aanzien van de plaatselijke en regionale gemeenten moeten gaan vervullen. Dat wil zeggen: be­staande en voorgenomen activiteiten kritisch moeten volgen, deskundigheid inbrengen, enz. Ook om een soms optredend bureaukratisch isolement te doorbreken. Ook de andere door de heer Bos genoemde punten liggen op dit sociologische vlak., Behalve de laatste opmerking, waarin hij zegt dat gewaakt moet worden 'voor stichtelijke zoethoudertjes, voor het oppoetsen van de huidige situatie, voor defaitisme, voor spektakulaire stunts en voor een voorbarig claimen van Christus' belofte 'En zie, Ik ben met u al de dagen...’

Ds. W. Glashouwer (Driebergen) stelt dat we meer oog moeten gaan krijgen voor het problematische van de kerk als instituut en alle nadruk moeten leggen op de (plaatselijke) gemeente. Hij wijst op 'Gemeente-reveil' en op de 'Evangelische , Omroep.’

Ds. L. Huisman van de Geref.  Gem. in Vlaardingen noemt als centrale punten hernieuwde aandacht voor geloof, wedergeboorte, bekering, rechtvaardiging, heiliging en zegt: 'De nood van deze wereld is niet honger, oorlog, sociale ongelijkheid, enz., maar de breuk met God door de zonde. Zo dit weer wordt beseft komt er een honger, niet naar brood en spelen maar naar de vrede met God.’

Prof. dr. H. Jonker noemt vier punten: heroriëntatie op het wonder van de daadkracht van de Waarheid Gods aan Israël en in Jezus Christus geopenbaard, hergroepering rondom Woord en Sacrament, verkondiging en liturgie; herwaardering van de niet-verouderde structuren van het klassieke kerkewerk: prediking, liturgie, catechese en pastoraat; en hernieuwing van het kerkewerk door de Waarheid opnieuw Waarheid te laten zijn. Aan het eind van zijn bijdrage zegt prof. Jonker: 'Voor de vernieuwing en verlevendiging van gemeente en kerk is in eerste instantie geen 'vernieuwing van structuren' nodig, maar wel innerlijke vernieuwing en openheid om de Waarheid Gods als genade te ontvangen en te behoeden.’

Ds. S. Kooistra (Rotterdam) wijst eveneens op het primaire van de yerkondiging, de catechese en het pastoraat. Verder zegt hij: 'Wil er vernieuwing van de kerk komen, dan zal het van binnenuit moeten beginnen, vanuit het hart van de enkeling, die zich tot God bekeert en vanuit de gezinnen, waarin de ouders hun kinderen werkelijk voorgaan in geloof en leven.' En verder: 'Hoe krijgen wij contact met de mensen? Eenvoudig door ze persoonlijk op te zoeken. In zoverre zie ik geen verschil tussen het werk in de dorpen, waar ik vroeger werkte en de grote stad, waar ik nu ben.’

Drs. G. van Leyenhorst, tweede kamerlid voor de C.H.U.: 'We moeten uit onze burgerlijke plooi komen en samen met elkaar gemeentevormend bezig zijn. Dus elkaar vasthouden om niet één voor één (af) te vallen. Een gebedsgemeente? Te overwegen ware speciale gebedsdiensten. Van hier uit uitgebreid en intensief huisbezoek. Om weer samen te leren waar het op aankomt.’

Prof. dr. S. v. d. Linde zegt onder meer: 'Is het niet vreemd dat juist onder 'ons gereformeerden' bijbelkringen zo weinig gangbaar zijn? Waarom zouden ze niet iets van het 'conventikel' (in de goede zin!) mogen hebben, waar het conventikei altijd een rood lampje is geweest en de kerk op een manco aan levende gemeenschap wees? ’

Ds. J. Overduin, Geref. predikant te Veenendaal, merkt op: 'Is de prediking die ik breng het levende wederbarende, appellerende, vertroostende Woord van God? Is het een tweesnijdend zwaard? Of is het gedevalueerd, bevroren en gevangen gezet in abstracte begrippen, dogmatische of bevindelijke schema's, nietszeggende algemeenheden? Kom ik aan het woord van God, of komt God aan het woord door mij? ' Overigens zegt hij ook: 'Jezus preekte volmaakt, maar slechts weinigen lieten zich door Zijn Woord overweldigen. Er is niet alleen schuld bij de kerk die verkondigt, maar ook bij de kerk die luistert of niet luistert.’

Dan de heer L. Pieper, inspecteur voor het voortgezet onderwijs in Amersfoort: 'De kerk moet weer moeder worden, moet weer die speciale, die bijzondere zorg tonen. Moet weer op bezoek gaan in de gezinnen, moet aandacht hebben en meeleven. Moet minder toespraken houden over verlossing en meer verlossing demonstreren. Moet weer bouwen aan echte christelijke cellen in de woestijn van het moderne leven’.

ds. H. J. Smit van de H.G.J.B. denkt terug aan de tijd van het Réveil, toen het kleine groepen oprechte gelovigen zijn geweest, van wie in die tijd van ingezonken geestelijk leven een machtige invloed ten goede is uitgegaan. En zegt dan: 'Zou het ook in onze tijd niet van grote betekenis zijn, als gemeenteleden op dezelfde wijze en met dezelfde bedoelingen bijeen komen in kleine open gemeenschappen onder goede leiding? ’

Prof. dr. W. van 't Spijker (Chr. Geref.): 'Zelfwegcijferende, regelmatige bewogen trouw in het pastoraat wordt door God gebruikt en raakt nooit uit de tijd. Een pastor die gelovig is (dat is ontspannen en zonder kramp) zijn lééfterrein weet in de ellips tussen studeerkamer en wijkwerk, ziet soms de zaak opleven.’

En tenslotte ds. A. A. Spijkerboer (Ned. Herv. predikant te Amsterdam): 'Wanneer een gezindheid, zoals die tot uiting is gekomen in het Getuigenis, niet weet door te breken naar het leven in navolging, is ze niets anders dan zelfbevestiging van de reformatorische christenheid. Dan is wat op het eerste gezicht een theologische impuls is, in feite een sociologische impuls: handhaving van de waarden en de normen van de eigen groep.’

Concentratie op de Religie

Zoals de lezers constateren kunnen, zijn de meeste scribenten gericht op de noodzakelijke concentratie op de religie, de beleving van de genade, de verkondiging, de catechese, het pastoraat. Ik meen dat daar inderdaad de weg ligt voor een vernieuwing. De Heilige Geest werkt daar waar getrouw gewerkt wordt in het Woord in prediking, catechese en pastoraat en apostolaat. Sociologie, organisatie, herstructurering en planning kunnen de uitweg niet geven. Dat is de kritische noot die ik wil maken naar de kant van de bijdrage van drs. Bos. Ik geef op bovenstaande stukken verder geen commentaar. Ze spreken voor zichzelf. In elk van de reacties zijn veel elementen die ik van harte onderschrijf. Ik geef nu alleen nog weer wat ik zelf in dat kader in het Wapenveld nummer geschreven heb.

Waar ligt de remedie? Als ik er iets van onder woorden moet brengen, dan geloof ik dat we weer zullen moeten gaan leren wat écht geestelijk leven is. We zullen moeten uitkomen boven het noodlottige automatisme van: kerkelijk = geestelijk. Al te veel is uitgegaan van de vooronderstelling dat wie bij de kerk hoorde, hoe dun de draad ook was die de band met de gemeente vormde, er ook echt geestelijk bijhoorde. De vraag naar de persoonlijke verhouding tot God werd en wordt in veler prediking niet meer gesteld. Dat is een achterhaald stadium van de religie. Maar wie zei het ook weer dat bankenvol ouderlingen van nu wel eens de voorhoede zouden kunnen vormen van een komende generatie onkerkelijken? Terwijl er toch geen afval der heiligen is!

Wie door Christus gegrepen is, die is voorgoed gegrepen. Wie niet door Hem gegrepen is, die is verloren totdat hij gegrepen wórdt. De prediking zal dan ook weer moeten hebben de ernst van het bijbels appèl: kiest u heden wie gij dienen zult; ik stel u voor de zegen of de vloek, het leven of de dood. De prediking zal weer een persoonlijke spits moeten hebben. Het gaat om de metanoia, de ommekeer in het leven, waardoor het werk van Christus in ons levende werkelijkheid wordt. De individuele mens zal in zijn schuld en nood weer ernstig genomen moeten worden, anders schiet alle spreken over corrupte samenlevingsverbanden eh de daarin te beoefenen gerechtigheid over alle hoofden en derhalve over al die samenlevingsverbanden heen. Dan wordt de prediking steriel. Wie namelijk niet persoonlijk geroepen is houdt het niet uit. Die krijgt met Demas de tegenwoordige wereld lief. Christus roept zijn schapen bij name. Dat moet de kerk uitzeggen in de verkondiging.

Hiermee hangt nog iets samen. Ergens in het visitatoren-rapport staat te lezen dat een gemeente weer opleefde toen een nieuwe jonge dominee weer met voortvarendheid het persoonlijke pastoraat ter hand nam. Dat is bepaald een belangrijk gegeven. Een dominee kan van alles zijn: een organisator, leider van dit en van dat, een studiosus of een scribent; wanneer hij echter niet in de eerste plaats pastor is, dan kwijnt de gemeente. En pastor zijn betekent ook inderdaad geestelijk spreken met de leden van de gemeente, spreken over het hart van de zaak. Gebeurt dat in de week niet, dan zal het 's zondags in de prediking ook niet functioneren. Waarom komen we in de kerk zo weinig tot een echt geestelijk gesprek? Die vraag geldt voor de gemeenteleden onderling, de gemeenteleden en de dominees onderling. Een gesprek over de theologie, de nieuwste theologische ontwikkelingen, of over de kerkelijke situatie, is nog geen geestelijk gesprek van hart tot hart. Als we het echte geestelijke gesprek, zeg het goede conventikel, niet meer kennen dan zijn we iets zeer wezenlijks kwijt. Zo'n gesprek heeft namelijk als het goed is een versterkende functie. Wie de gemeenschap met Christus kent wil er ook met anderen over spreken. Von Zinzendorf zei: 'Ik ken maar één hartstocht, dat is Hij, slechts Hij'. Die hartstocht straalt uit naar buiten. Zouden de gemeenteleden het niet merken of de dominee alleen maar wegwijzer is of een gids, die zelf meegaat? En dan moet gezegd worden dat de kerkgeschiedenis het leert - in het groot en in het klein - r-dat er steeds weer predikanten geweest zijn die al jaren hadden gepreekt en pas op latere leeftijd oog kregen voor het werk van de Heilige Geest in de harten. Daarna kreeg de prediking glans en werfkracht.

Van Ruler noemt in zijn boek 'Waarom zou ik naar de kerk gaan? ' als één van de motieven: de kans lopen om bekeerd te worden. Deze uitspraak mag wat lijdelijk aandoen. Maar er zit een diepe realiteit in, voor gemeenteleden, ouderlingen, diakenen en dominees. Niets is gevaarlijker dan de schijn, en de vanzelfsprekendheid. Een gemeente die van de schijn leeft is ten dode opgeschreven, zeker in onze tijd. Als de kerkelijke verkondiging die dingen 'die volkomen zekerheid hebben' niet weet te brengen tot het innerlijk, dan zal de kerkelijke crisis en ook de geestelijke crisis alleen maar voortduren en verergeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Hoe komt de kerk weer tot leven?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juli 1972

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's