De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

9 minuten leestijd

Want dien, die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. 2 Cor. 5 vers 21.

Naar aanleiding van deze woorden willen wij ons bepalen bij de diepe, maar tevens troostrijke verborgenheid voor het geloof, te weten, dat Christus zonde gemaakt is voor ons, zegt de apostel, dat is voor Zijn volk. Hoe, zoo mogen wij wel in verwondering uitroepen, is Hij, het volmaakt zuiver, onnoozel, heilig en onbevlekt Lam voor een in zichzelf gansch goddeloos volk zonde gemaakt ? Dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze oogen. Dit is het voorwerp van de verwondering der Engelen, de blijdschap van heilbegeerige zondaren, de roemstof der heiligen op aarde, en de zegepraal der geesten der volmaakt rechtvaardigen in den zaligen hemel. Wie zou immer de gedachte durven vormen ? Wie zou mogen bestaan het uit te spreken: Christus is zonde gemaakt, zonde gemaakt voor ons, Zijn volk, indien het niet-een waarheid is, door God zelf geopenbaard en door het getuigenis van den Geest der waarheid bevestigd ?

Doch waartoe heeft God deze waarheid door Zijn profeten tevoren doen verkondigen ? Waartoe werd zij door de apostelen gepredikt ? Welk is het oogmerk, waarom God haar in de rol der eeuwige waarheid deed beschrijven? Waartoe anders dan opdat zij het bestendig voorwerp van ons geloof, de eenige roemstof van ons hart en de steeds durende grond onzer hoop en blijdschap zou wezen, o volk des Heeren.

Het behoort derhalve onze voornaamste zorg te zijn deze waarheid ten allen tijde door het geloof te omhelzen en te behouden, en dat tot onze verdediging tegen alles, wat de zonde, de wet of de satan tegen ons mogen inbrengen of ons ten laste kunnen leggen, zelfs tot aan het einde van onze vreemdelingsdhap hier op aarde, totdat wij eenmaal daarboven in de eeuwige heerlijkheid onze kronen zullen nederwerpen voor de voeten van Hem, die weleer zonde voor ons gemaakt werd. Want zoo luidt ons tekstwoord: „God heeft Christus, die geen zonde gekend heeft, zonde voor ons gemaakt".

Elk woord in deze goddelijke uitspraak is vol zalige vertroosting voor het arme zondaarshart en eischt onze diepste en geheiligde aandacht. De persoon, die zonde gemaakt werd, is Jezus Christus; zij, voor wie Hij zonde gemaakt werd, wij, d.i. Zijn volk. De Heilige Geest, als die Jezus den Zaligmaker verheerlijkt en de trechter van arme zondaren wil zijn, geve hiervan getuigenis ook in onze harten.

Ten eerste, Christus, de heilige en eeuwige Zoon des heiligen en eeuwigen Vaders, werd zonde gemaakt. Hij, die het afschijnsel is van Zijns Vaders heerlijkheid en het uitgedrukte beeld Zijner zelfstandigheid, Hij, wiens onbesmette ziel geen zonde gekend heeft, wiens volmaakt rechtvaardig leven volstrekt zuiver was van de allerminste overtreding, verscheen in de gelijkheid des zondigen vleesches, ja, wat meer is, in dat onzondig lichaam Zijiis vleesches was Hij zonde gemaakt. Het onbegrijpelijk gewicht der zonde was op Hem gelegd, een ondraaglijke last van schuld was Hem toegerekend, een onnoemelijk getal van ongerechtigheden was op Zijn rekening gesteld, zoodat Hij geacht en aangemerkt werd niet alleen als zondaar, maar als de zonde zelve, als enkel zonde. Dit behelst in zich alles wat men met mogelijkheid kan begrijpen tot zonde te behooren, als haar aard en boosheid, den vloek, Gods wraak, want dit alles moest Christus dragen, gevoelen en lijden. Niets is Gods Zoon gespaard geworden. Zoo groot, zoo goddeloos, zoo onbesefbaar groot was Zijn liefde tot Zijn zondig volk, dat Hij met de uiterste gewilligheid en zeer blijmoedig Zichzelven zonde liet maken en duldde, dat de zonden Zijns volks op Hem geladen, Hem toegerekend werden. Met de grootste bereidvaardigheid verdroeg Hij hare rampzalige gevolgen en straffen. Hij droeg onze zonden in Zijn lichaam.

O, volk van God, mocht ons hart altoos geloovig werkzaam zijn omtrent deze verborgenheid der liefde en des geloofs, dat Gods Zoon voor ons zonde gemaakt is. Ten andere was het de eigen en bijzondere daad van God den Vader, Zijn heiligen en geliefden Zoon zonde te maken. Alle daden van Jehova zijn gegrond in rechtvaardigheid overeenkomstig Zijn vrijmachtigen wil en strekken eeuwig en onwederstaanbaar tot Zijn eigen heerlijkheid. In deze daad betoont en verheerlijkt God Zijn genade en liefde tot zondaren, terwijl Hij de eer Zijner wetten handhaaft en Zijn wrekende gerechtigheid voldoening ontvangt door den Zoon Zijner liefde.

Omdat de zonde een overtreding is van Gods heilige wet en een beleediging, den Allerhoogste aangedaan, zoo heeft Hij alleen het onbetwistbaar recht om zulk een offer voor de zonde te bepalen en te verordenen als in staat zijnde om haar schuld volkomen weg te nemen, en dat Hij met het hoogste welgevallen kon aannemen. De eeuwige Zoon Zijner liefde werd daartoe bestemd in den eeuwigen vrederaad als de éenigste persoon, die bekwaam en geschikt was tot dat groote werk, dewijl Hij geen zonde kende. Ofschoon Christus zich aanbood en verbond in den eeuwigen raad om het Verbondshoofd en de Borg te zijn voor al de voorwerpen van Zijns Vaders liefde; ofschoon Hij bereidwillig was om mensch te worden, al hun zonden op Zich te nemen en in de volheid des tijds een genoegzamen losprijs op te brengen, zoo wordt er echter niet gezegd, dat Hij Zichzelven zonde maakte, maar God heeft Christus zonde gemaakt, Hij werd tot deze bediening verordend en gezalfd, om een zonden dragend en zonden verzoenend slachtoffer te zijn. Daarom zegt de profeet : „De Heere heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanloopen''. Daarom wordt er ook vervolgens gezegd: Het behaagde den Heere Hem te verbrijzelen. Hij heeft Hem krank gemaakt. Als Zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zoo zal Hij zaad zien". Op Hem wreekte de goddelijke rechtvaardigheid de zonden der uitverkorenen; van Hem ontving zij een volkomen en genoegzame zoenofferande en voldoening voor al hun ongerechtigheden; geen enkele misdaad is er door de uitverkorenen ooit bedreven, of zal worden begaan, van het begin der wereld tot aan haar einde, die niet door God den Vader op Christus gelegd is en waarvoor Hij niet volkomen voldeed door Zijn bloedstorting, totdat de Vader, ten volle met hen verzoend en bevredigd, aan een iegelijk der Zijnen nu verklaart: „Ik zal uwe zonden en ongerechtigheden niet meer gedenken". God ziet hen nu zondeloos aan in de volmaakte gerechtigheid huns Borgs, Zijn Zoon, ja, dit woord zal aan hen vervuld worden, door Jeremia gesproken : „Zoo zegt de Heere: Israels ongerechtigheid zal gezocht worden, maar zij zullen er niet zijn, en de zonden van Juda, maar zij zullen niet gevonden worden, want Ik zal ze dengenen vergeven, die Ik zal doen overblijven". Dus geen zonde wordt hun toegerekend, alle ongerechtigheid is van hen weggenomen, zoover het Oosten is van het Westen. Zij zijn voor Gods aangezicht bedekt, achter Zijn rug geworpen, in de diepte der zee en begraven in eeuwige vergetelheid.

Ten derde, God heeft Christus zonde gemaakt voor ons, zondaren. Maar hier beluister ik een tegenwerping. Is het zoo, dat God geen zonde aanschouwt in Zijn volk, dan zal Hij hen nimmer bezoeken en om hun zonde doemen. O, streelende leer voor het vleesch : welaan, laat ons dan in de zonde blijven en ons verzadigen in ongerechtigheid, dewijl de genade zoo overvloedig is. Wie zijt gij, die aldus durft spreken ? Ach, uw spraak maakt u openbaar. Zij kan niet voortkomen dan uit een hart, dat geheel onkundig is van de genade Gods en vijandig tegen Gods waarheid. Gij zijt een volslagen vreemdeling van de verborgenheid des geloofs. De liefde, de zoete, krachtige en zielbeheerschende liefde van een goedertieren en ontfermend God heeft nimmer uw hart bereikt en ingenomen. Want anders zoudt ge aldus spreken : „Welaan dan, laat ons onze harten vertroosten met de eeuwige liefde van God; beschouwen wij met aanbidding de wonderen Zijner vrije genade en van Christus' volmaakte verzoening, opdat dus onze ziel meer en meer de zonde met den sterksten afkeer moge haten, de ongerechtigheid verfoeien, allerlei verkeerdheden op het zorgvuldigst vermijden en wij met ziel en lichaam ons den Heere en Zijn zaligen dienst toewijden".

Zie, Gel., zoo is het althans bij de ware en oprecht geloovigen gesteld. Waar het anders is, daar wordt het levend geloof in Christus, dat door de liefde werkzaam is, niet gevonden.

Werd Christus, volk van God, voor ons tot zonde gemaakt, wel, dan worden wij genoodigd om te beschouwen Gods goedertierenheid en Zijne gestrengheid. Zijn gestrengheid ten aanzien van Christus, die zonde gemaakt werd, maar Zijn goedertierenheid ten opzichte van Zijn zondig volk. Omtrent Christus betoonde God Zijn wrekende gerechtigheid, maar jegens ons. Zijn volk, enkel genade en ontferming. O, heerlijk Evangelie, voor ons, zondaren, en niet voor de engelen, voor ons, diep gevallen menschen, en niet voor de gevallen engelen, voor ons, die van nature kinderen des toorns waren, gelijk alle andere ; die dood waren in misdaden en zonden, maar levend gemaakt zijn om Jezus' verlossende liefde in te zien en geloovig te erkennen. Voor ons, die van nature afvalligen van God waren en wier vleeschelijk bedenken vijandschap was tegen God en zich aan Zijn wet niet wilden onderwerpen; voor ons, die Zijn heilig beeld verloren hadden en van nature ontbloot waren van gerechtigheid ; die vervuld waren met alle onreinheid, wien het niet goed dacht God in erkentenis te houden, zonder vreeze Gods voor onze oogen, zonder liefde tot God in ons hart; voor ons, die van nature niet anders zijn dan zondaren en dat steeds zullen blijven, totdat wij het lichaam der zonde en des doods zullen afgelegd hebben, werd Gods Zoon zonde gemaakt.

Met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden, die namelijk, welke God de Vader van alle eeuwigheid kende, om hen in den tijd te heiligen door Zijn Geest, door het geloof, hetwelk in Christus Jezus is, zoodat elk waar en oprecht geloovige nu mag zeggen, met vertrouwen en met blijdschap : „Christus, mijn Borg, stond in mijn plaats; Hij werd voor mij zonde gemaakt. Hij heeft mij liefgehad en Zichzelven voor mij overgegeven, opdat ik de verlossing heb door Zijn bloed, namelijk de vergeving mijner misdaden.

Is dat ook de taal uws harten ?

De Heere geve u dat uit genade.

Giessendam-Nederhardinxveld.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 1940

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's