MEDITATIE
En gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren, en een koninklijke hoed in de hand uws Gods. Jesaja 62 vers 3, 4, 5.
Tot u zal niet meer gezegd worden: de verlatene, en tot uw land zal niet meer gezegd worden: het verwoeste; maar gij zult genoemd worden: mijn lust is aan haar, en uw land: het getrouwde, want de Heere heeft een lust aan u, en uw land zal getrouwd worden.Want gelijk een jongeling eene jonkvrouw trouwt, alzóó zullen uwe kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vroolijk is over de bruid, alzóó zal uw God over u vroolijk zijn. Jesaja 62 vers 3, 4, 5.
Naar Zijne gewoonte, op den dag des sabbats, met de gemeente opgegaan naar de synagoge, las Jezus het hoofdstuk, aan onze tekstwoorden voorafgaande : „De Geest des Heeren is op Mij, daarom heeft Hij Mij gezalfd; Hij heeft Mij gezonden om den armen het Evangelie te verkondigen, om te genezen die gebroken zijn van hart".
En de oogen van allen, die in de synagoge waren, waren op Hem geslagen, op Hem, 't Licht der wereld, met Zijn Woord in de hand. Denken wij zoo eens aan Hem : Jezus leest uit de gewijde bladen, die van Hem getuigen. Bij de samenvatting der Heilige Wet sprak Hij: aan deze twee geboden hangt de gansche Wet en de profeten.
Aan Hem nu kon van oogenblik tot oogenblik worden gezien wat de inhoud van Wet en profeten was, wat de heilige eischen van de Wet des Heeren zijn. „Aan Hem kon worden gezien, hoe de liefde tot onszelf gemeten wordt naar den maatstaf niet van onzen wil, maar van Gods wil". Zooals in een artikel in ons blad nog kort geleden werd opgemerkt: „Ik kom om Uw wil te doen, o God". Zoo heeft de psalmist reeds gezien in de gehoorzaamheid van den Messias.
Denken wij zóó aan Hem en lezen wij dan eens onze tekstwoorden: „en gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren".
In de synagoge te Nazareth zeide Hij tot Zijn gehoor : Heden is deze Schrift in uwe ooren vervuld. Ja, vervuld is die Schrift, die Hij in Zijne hand hield; vervuld door Zijn gehoorzaamheid, door Zijn lijden en sterven, vervuld door Zijne opstanding, en daarom mag hier Jesaja reeds profetisch Sion aanzeggen : en gij zult een sierlijke kroon zijn in de hand des Heeren.
Het is de Bruidskerk des Heeren, de Gemeente zonder vlek of rimpel den Vader aangeboden, is die sierlijke kroon, die in Zijn hand rust. Hij heeft de rol des Boeks, die van Zijn Naam vervuld was, niet uit de hand gelegd, al beteekende dit ook: het Kruis aanvaarden, hellesmarten lijden, de pers alléén treden. En daarom staat Hij daar met een kroon in Zijn hand en die kroon dat mag de bruidsgemeente zijn. Ja, zij wordt tot hare eeuwige verwondering daartoe verwaardigd.
Toen Johannes door de geopende hemelpoort de vier en twintig ouderlingen zag, rondom den troon Gods, gezeten op vier en twintig tronen, gekroond met gouden kronen, en hoorde de lofzangen der vier dieren voor den troon, toen vielen de ouderlingen voor den Heere in aanbidding neder en zij wierpen hun kronen voor den troon, zeggende : Heere, Gij zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid en de eer en de kracht.
Ziet hier het heil van Gods volk, den Heere alles te mogen wijden. Dat is de kern van de vreeze Gods, waarin zij op aarde moehten wandelen. Als David op zijn sterfbed ligt, dan is het Verbond Gods zijn eenige troost. „Voorzeker", — roept hij uit — „daarin is al mijn heil en alle lust''. Dat is dus het werk van Christus, den Middelaar des Verbonds, te roemen. De wedergeboren ziel leert in beginsel in te stemmen met het lied des hemels. Zij leeren daarom hier op aarde verstaan zichzelve te verliezen. Zij niets en God alles. Zij worden afgebroken in zichzelve en mogen „aandoen den Heere Jezus Christus". In hun leven komt het uit, dat zij afleggen de werken der duisternis en aandoen de wapenen des lichts. Zij leeren verstaan dat al hun eigene gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Christus is hun gerechtigheid, hun Borg. Het is heel hun zielsbegeeren hun kroon voor Zijne voeten te mogen nederleggen. Jezus neemt hen zelf als een kroon in Zijne hand.
Jezus hield het Woord in Zijne hand. Jezus houdt Zijn gemeente in Zijn hand als een sierlijke kroon, een kroon op Zijn volbrachte werk. O, Hij is in zichzelf de algenoegzame. Hij behoeft ons niet om Zijn heerlijkheid te voltooien. Maar dit is Zijn peillooze liefde, die Hij bewijst aan Hem vijandige zondaren, die naar Hem niet vraagden. Zij hebben dan ook een eeuwigheid noodig Hem daarvoor te loven en te prijzen.
Als Petrus aan Jezus' voeten nedervalt, zeggende : „Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch!", dan is er iets in zijn ziel, in beginsel, van datgene, wat in volmaaktheid is bij de gemeente, die haar kronen voor 's Heeren voeten nederwerpt. Welk een gadelooze ontferming, den Heere, gelijk de Statenvertaling opmerkt, zeer lief en waard te mogen zijn. Hier begint de harpe Davids in hunne ziel te spelen : „hier weid mijn ziel met een verwond'rend oog". Dan zijn ze hier beneen in 's Heeren huis en zingen : „Och, mocht ik in die heilige gebouwen, de vrije gunst, die eeuwig Hem bewoog, Zijn lieflijkheid en schoone dienst aanschouwen.
Zij worden ook verwaardigd een koninklijke hoed te zijn in de hand huns Gods. Wij denken hierbij aan 't koninklijk priesterdom, waarvan Petrus spreekt: „Gij zijt een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, opdat gij zoudt verkondigen de deugden desgenen, die u geroepen heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht". Zoo zijn hier de drie ambten van den Christen in één adem genoemd : koning, priester en profeet (verkondigen). In Zijn goddelijke kracht heeft Christus Zijn koninklijke, priesterlijke en profetische ambtsbediening volbracht, en daarom is dat volk uit Zijn volbrachte werk een koninklijke hoed in de hand huns Gods.
Ziedaar, de gemeente veilig in des Heeren hand. Neen, op haar past niet de naam : verlatene, en op haar land niet ; het verwoeste. Inplaats van verlatene komt de naam : Mijn lust is aan haar. Inplaats van het verwoeste komt: het getrouwde. Nieuwe namen, door des Heeren mond uitdrukkelijk genoemd, die zal ze dragen. Niet meer de verlatene. In de historische ontwikkeling der gebeurtenissen zouden de Israëlieten van alle bondgenooten verlaten worden en als een eenzame, verlatene stad zou Jeruzalem vallen in de handen der vijanden. Stad en tempel en land zouden verwoest worden. Dit waren de oordeelen Gods. Amos profeteerde : „Vele doode lichamen zullen er zijn, in alle plaatsen zal men ze stilzwijgend wegwerpen". Verlaten ! Sion zag in dit oordeel eigen zonde en schuld. Verlaten ! riepen de Judeërs in wanhoop uit. Egypte bleek een rietstaf te zijn, die hun hand doorboorde. Verlaten! riep Gods volk uit, want wij en onze vaderen tevens hebben overtreden. Verlaten! roept de ontdekte ziel uit! In Adam ben ik van God afgevallen en maak de schuld nog dagelijks meerder. Wee mij, ik zal voor eeuwig omkomen!
Het verwoeste, zou het land genoemd worden. Dorpen en steden verbrand, Jeruzalem tot een drekhoop. Het verwoeste ! roept de ontdekte ziel uit. De gansche aarde is door de zonde verwoest! Het uitnemendste van dit leven is moeite en verdriet ! Verwoesting is door de zonde aangericht, onherstelbare verwoesting !
Maar de Heere laat Sion niet in deze ellende. „Gij zult genoemd worden : Mijn lust is aan haar". Hier spreekt de Bruidegom van Zijne liefde tot de Bruid, Zijn gemeente, vrijgekocht door Zijn bloed. In het Hooglied noemt Hij haar : Mijne zuster. Mijne vriendin. Mijn duive. Mijn volmaakte.
Het is Zijn lust geweest haar met Zijn bloed te koopen en haar een land te geven, dat het getrouwde is genaamd. Hier spreekt de Heere door het beeld van het huwelijk. Het huwelijk is door God zelf ingesteld. Man en vrouw schiep Hij ze. De eerste huwelijksvoltrekking geschiedde dan ook door God zelf, immers wij lezen : en Hij bracht ze (dat is Eva) tot Adam. De woorden, die God daarbij gesproken heeft, zijn ons niet geopenbaard. Wel mogen we de weerklank in Adams ziel beluisteren. Wat zal het als een zuivere jubeltoon geklonken hebben door het schoone paradijs: Adam's ja : Deze is ditmaal been van mijn gebeente en vleesch van mijn vleesch : Men zal ze Manninne heeten, omdat ze uit den man genomen is.
Twee dingen spreken duidelijk uit zijn woorden ; hij gevoelt: een hechte band : vleesch van zijn vleesch. Zoo min als zijn vleesch van het vleesch te scheiden was (het was nog vóór de zondeval), zoo min was deze band te verbreken. In de tweede Iplaats een hechte liefde en blijdschap. In de naam, die hij haar geeft, brengt hij ze tot uitdrukking. Zij is zijn hulpe tegen over hem, die uit hem is, het leven uit zijn leven, het leven van zijn leven! De bruidegom was vroolijk over de bruid.
Welnu, deze hechte band en huwelijksvreugde maakt de Heere Zijn volk indachtig als het zich verootmoedigt onder Zijn hand. Het aardsch Kanaan werd bewoond door een volk, dat afhoereerde. Het hemelsch Kanaan zal door haar kinderen getrouwd zijn, daar zal geen zonde meer mogelijk zijn, daarom een eeuwige vrede ligt over dat land gepreid en het nieuwe Jeruzalem zal wezen een lof op aarde.
God is vroolijk over Zijn volk, gelijk een bruidegom vroolijk is over de bruid. De gehuwden onder ons zullen het zich herinneren, onze jonge menschen beleven het of zien het vol verlangen tegemoet, hoe die dag des huwelijks hun hart verheugt. Die dag ligt te midden van de anders dagen als met een stralenkrans omgeven. O, denk eens verre, verre daarboven uit aan deze vreugde des Heeren over Zijn gemeente.
Hoe groot is het goed, dat de Heere weggelegd heeft voor degenen, die Hem vreezen. Jezus hield het Woord in Zijne hand. Hij verdedigde het tegen den Satan, al kostte het Zijn bloed. Straks staat de schare, die niemand tellen kan, als een sierlijke kroon in Zijn hand, op het vernieuwde aardrijk.
Wat hebt gij in uwe hand, mijn lezer of lezeres? Zijn Woord? Het Woord, dat volkomen is en de zielen bekeert, een waarachtige getuigenis, den ongeleerden wijsheid gevende en der blinden oogen verlichtende. Het is volkomen, ook om uwe ziel te bekeeren.
Jezus is niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekeering. Een arme zondaar wordt door Christus rijk gemaakt, onzegbaar rijk. Naar dit Evangelie, naar uw Bijbel zult ge eens geoordeeld worden! Daarom bidt, dat gij een arm zondaar moogt worden. Bidt altijd in oprechtheid te mogen zien onze verlatenheid door de zonde en deze wereld te kennen als „het verwoeste". Dan zal er ook plaats komen voor Sions troost in uw hart: de Heere zegt: „Mijn lust is aan u''. Haast u om uws levens wil, waarom zoudt gij omkomen ?
Jongelieden, gaat 's Heeren bedehuis niet voorbij als gij huwt! Gehuwden, bidt dat gij het doel des huwelijks moogt verstaan en 's Heeren Naam groot te maken. Door uw huwelijk, als een lied zonder woorden, te wijzen op een ander Huwelijk, dat eeuwig is, het Huwelijk van Christus met de Bruidsgemeente, dat is het wat uw huwelijk waarlijk gelukkig maken kan. Hier op aarde staat alles aan de verwoestende werking der zonde bloot, onder het Kruis van Golgotha alleen wordt de paradijsvreugde in beginsel teruggevonden.
Gekenden des Heeren, gij zult zijn een sierlijke kroon in de hand des Heeren. Ja, wat bevatten onze tekstwoorden weer een rijke troost voor u. De Heere ontledige uwe harten en doe u door genade zingen :
Ik ben nooddruftig, arm en naakt; O God, mijn Helper uit ellenden. Haast u tot mij; wil bijstand zenden; Uw komst is 't, die mijn heil volmaakt.
Scherpenisse
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1940
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1940
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's