Kerk onderweg van oud naar nieuw
Weer zijn wij en is de kerk een jaar ouder. De kerk is al zo oud als de weg naar Salem en nog steeds onderweg. En het beeld van de kerk onderweg is al zo oud als de roeping van Abraham om weg te trekken uit Ur, naar het land dat God hem wijzen zou, waarbij hij ook Salem aandeed. De kerk in Abrahams tijd was een nomadenvolkje, onderweg met kamelen en ezels als rijdieren en lastdieren, en wonend in tenten, die telkens moesten worden opgebroken. In de rij van de geloofshelden, die de schrijver van de Hebreeënbrief tekent, wordt aan Abraham de meeste aandacht gegeven. Vanwege de belofte dat zijn nakomelingen - in Israël en onder de volkeren - even talrijk zouden zijn als de sterren aan de hemel. Met de belofte aan Abraham is de kerk begonnen. Het is dan ook begrijpelijk, dat het beeld van de exodus en van de tent telkens weer terug is gekomen in de geschiedenis van de kerk. Elke keer moest worden opgebroken, naar nieuwe tijden en nieuwe situaties. Wat tijdenlang vertrouwd was, moest soms weer worden prijsgegeven, om de verwachting levend te houden van de Stad, die fundamenten heeft, waarvan Jezus Christus de uiterste Hoeksteen is. De kerk onderweg naar die Stad heeft het geloof en de hoop levend gehouden door wisselende tonelen in de geschiedenis heen.
Oud
De weg van de kerk is een oude, beproefde weg, een weg van hoop en belofte. Ze is gebaand door Hem, die de Weg, de Waarheid en het Leven is. Zijn dag zag Abraham van verre. Het volk, dat aan hem ontsprongen is, heeft naar de vervulling van de Messiaanse belofte in hoop uitgezien. De nieuwtestamentische gemeente heeft op de vervulling van die belofte in geloof teruggezien. Christus was en is het Hart en de Zin der geschiedenis: vóór Zijn komst in leven uit de verwachting, na Zijn komst in geloof in de vervulling.
Zo is de kerk de eeuwenoude weg van Christus gegaan. Een weg, die soms moeilijk begaanbaar was, een weg door dalen soms, een weg waarop strijd geleverd moest worden, een weg met vervolgingen, een weg die soms dood dreigde te lopen. Men leze het lange relaas van Stefanus over Gods weg met Zijn volk in de woestijn onder het oude verbond (Hand. 7). Maar ook een weg waarop Hij Dezelfde bleef. Zo treden we ook de nieuwe jaarkring in, ziende op de Eeuwige Stad, onder de hoede van de Overste Leidsman en de Voleinder van het geloof, De Rechtvaardige, waarover Stefanus aan het eind van zijn rede spreekt.
Nieuw
De kerk beweegt zich op een weg, die uitloopt op totale vernieuwing. Want Christus maakt alle dingen nieuw. De tranen worden van de ogen afgewist, zwaarden worden omgesmeed tot spaden, gerechtigheid zal de bodem van de zee bedekken. Het Nieuwe Jeruzalem daalt neer van God uit de hemel. Door de weeën van de geschiedenis heen breekt het Rijk van God in volle heerlijkheid door, omdat Christus dat Rijk op het Kruis en in Zijn Opstanding heeft gegarandeerd. Zoals het in het leven van Christus van lijden tot heerlijkheid ging, zo gaat het ook met de kerk des Heeren door diepten en over hoogten. Op haar weg door de geschiedenis is Hij haar Lichtend Voorbeeld en haar Enige Hoop, ook al worden Zijn profeten, evenals onder het oude verbond of in het geval van Stefanus, soms gedood of gestenigd, letterlijk of figuurlijk.
In de loop van de geschiedenis baande Christus ook steeds letterlijk nieuwe wegen, opdat de loop van Zijn Evangelie voortgang vinden mocht. De uittocht, de exodus van de kerk heeft ermee te maken, dat de Enige Naam, die onder de volkeren tot Zaligheid is gegeven, zal worden bekend gemaakt. Soms worden wegen, die onbegaanbaar lijken, daartoe geopende poorten. Traditionele paden blijken soms dood te lopen, terwijl eenzame wegen gebaande wegen worden.
Wagen
Veelbetekenend is hier de geschiedenis van Filippus en de kamerling (Hand. 8). Het Woord van de God van Israël had kennelijk Ethiopië al bereikt. Filippus krijgt de opdracht naar 'Het Zuiden' te gaan, naar de weg van Jeruzalem naar Gaza, met een doel, dat hij nog niet wist. Hij ging echter onder leiding van de Geest. Daar ontmoette de apostel de kerk onderweg: een kamerling op een wagen, rijdend op die weg, die een eenzame weg wordt genoemd. Ik zeg kerk - onderweg, want ongetwijfeld was de man op de wagen, gegeven zijn verantwoordelijke positie, representant van meerderen in het Ethiopische volk, die in principe, hoe oppervlakkig ook, met het Woord in aanraking waren gekomen. 'Het valt niet te betwijfelen of hij heeft velen met zich overgehaald', zegt Calvijn. En Calvijn noemt hem dan 'een voorspel van de roeping der volkeren'. Hij hield zijn geloof niet voor zichzelf, in de binnenkamer; hij schaamde zich er ook niet voor, maar ging het openlijk belijden in Jeruzalem.
Hij heeft in het rechtzinnige en alleszins godsdienstige Jeruzalem echter van niemand antwoorden op zijn vragen gekregen. Men zal hem daar alleen de wet hebben gelezen. Merkwaardig ook dat een engel Filippus erop uitstuurt om deze vragende mens op een woeste, eenzame weg, ver van Jeruzalem te ontmoeten en niet zelf bij hem langskomt om hem het Woord uit te leggen; of om hem te zeggen bij wie hij in de stad zijn moest om antwoord op zijn vragen te krijgen. Het is één en al uittocht. De kamerling trekt uit Ethiopië en Filippus moet Jeruzalem uit.
* * *
'Verstaat gij ook wat ge leest? ', vraagt Filippus. De kamerling is bij het lezen van Jesaja net aangekomen bij het Schaap, dat ter slachting wordt geleid en het Lam, dat stom bij Zijn scheerders neerligt. Zó en daar verkondigt Filippus dan aan de man uit Ethiopië Christus, in Zijn verzoenend lijden en sterven. Hij 'evangeliseerde' Christus. Zo voltrok zich de verborgen leiding van de Geest. Dat was van te voren niet te berekenen. Filippus volgde de Geest op een ongebaande weg. En ook nadat hem de Schriften en zijn hart geopend zijn, wil de man opnieuw openlijk belijden: hij wil gedoopt worden, om bij het volk Gods te behoren, bij de volgelingen van Christus. Zijn doop werd in feite een Geestesdoop. Hij heeft deze doop, na de opening der Schriften, zo beleefd, dat hij zijn weg met blijdschap verder heeft gereisd.
Les
'Indien iemand in Christus is, die is een nieuw schepsel', zegt Paulus. Dan is het oude voorbijgegaan, het is allemaal nieuw geworden (2 Kor. 5 : 17). Ook al zijn nog niet alle dingen nieuw gemaakt in de zin van de volkomenheid van het Rijk Gods, zoals in de Messiaanse belofte is voorzegd.
Zo zoekt de kerk altijd weer wegen van het oude naar het nieuwe. Verstaat gij wat gij leest?, is daarbij de altijd terugkerende vraag. De vraag wordt vandaag gesteld aan mensen, die deelnemen aan het snelverkeer en zich begeven op de digitale snelweg. Welk een verschil in levenstempo en daarmee samenhangende levensstijl tussen de moderne tijd en de nomadische begintijd van de kerk maar ook de tijd van Christus Zelf en van de kamerling van Ethiopië. Nochtans dezélfde vraag om uit te komen bij dezélfde vernieuwing van het leven, die ligt in het in-Christus-zijn. De kerk onderweg van oude tijden naar nieuwe tijden, maar ook altijd weer van het oude naar het nieuwe.
Weerstand
De kerk kan nooit in het oude blijven steken. Want het oude is de verdwijning nabij. Daar komen de roest en de mot en de molm in. De Schriften moeten voor elke generatie opnieuw opengaan. 'Voeg u bij deze wagen', kreeg Filippus te horen. Ieder zal na Pinksteren in eigen taal, cultuur en situatie de boodschap horen. Dat vraagt weg-vernieuwing, het opruimen van verstaansobstakels. Het behoort bij het op weg zijn van de kerk om aansluiting te zoeken bij de vragen van mensen van de eigen tijd, om uiteindelijk de vraag te stellen of wakker te roepen: Verstaat gij wat gij leest? En dat met het oog op Christus. Die vraag wordt gericht aan kinderen en jongeren in de gemeente, aan zoekenden en onzekeren en onverzekerden, aan randgangers en vreemdelingen; op weg naar vernieuwing van het hart en vernieuwing van het leven in en door Christus. Op zoek naar harten van mensen kunnen verschillende wegen worden begaan, waarbij vormen kunnen verschillen of zelfs moeten wijzigen. Het kan immers helaas ook zo zijn, dat het antwoord op de vragen van zoekende mensen stagneert in gestolde traditie en dat het zicht op vernieuwing in Christus daardoor wordt belemmerd? Wee de kerk, die het zicht op Christus verduistert in dode vormen en tradities, die niet teruggaan op de Schriften, zodat Hij onzichtbaar wordt.
De Geest
Vandaag wordt de vraag van de kamerling, 'Wat verhindert mij gedoopt te worden?', in de gevestigde kerken zo niet meer gesteld, omdat de kerken de kinderdoop praktiseren. Calvijn wijst erop, dat onderdompeling voor besprenkeling heeft plaats gemaakt. Over vormen moeten we niet twisten, zegt hij. Als we maar liever 'ten dode toe strijden' dan dat we ons de doop laten ontroven. In die kinderdoop ligt alle belofte van Heil opgesloten, waarvan hij noemt: de afwassing der zonden, de vernieuwing van het leven, de reiniging door Zijn bloed, de vernieuwing door de Geest.
Is de weg, die de kamerling in blijdschap vervolgde, nadat hij in het water was ondergedompeld, ook de weg van christenen vandaag, wanneer zij terugzien op hun doop? Is de doop in de beleving van christenen vandaag nog wel bevestiging van het bad der wedergeboorte? Of zijn we het zicht op de doop toch eigenlijk kwijt geraakt, ten spijt de feestelijke plechtigheid van elke doopbediening? Dan is de vraag gewettigd: Verstaat gij dat gij zijt gedoopt? Verstaan we de doop door het werk van de Geest?
* * *
Zou de kerk vandaag niet nodig hebben een nieuwe doop des Geestes, waarvan de belofte al in de kinderdoop is gelegen? Dezer dagen las ik nog eens de artikelen, die ds. G. Boer in de zestiger jaren schreef over de Pinksterbewegingen waarin hij fundamenteel sprak over de noodzakelijke vervulling met de Heilige Geest.
'Ziedaar water, wat verhindert mij gedoopt te worden?' Is de kerk niet vooral ook onderweg om, onder leiding van de Geest, met de Geest Zelf gedoopt te worden? Want alleen de Geest brengt een blijvende vernieuwing.
Jaarkring
We-gaan ook als kerken weer een nieuwe jaarkring in. Weg van het oude, op weg naar de nieuwe bedeling. Voorlopig nog in de oude bedeling, maar onder de belofte van het nieuwe dat komt. Kerk onderweg tussen oud en nieuw. Met dode vormen redt de kerk het niet. Die mogen wijken voor nieuwe wegen. Want het oude is voorbijgegaan... De kerk gaat uiteindelijk op een altijd nieuwe, verse en levende Weg, de Weg die de Opgestane Christus baant voor de Zijnen, omdat Hij die Weg Zelf is.
V.D.G.
P.S. Omdat het laatste nummer van De Waarheidsvriend in 2000 al voor de kerstdagen is gedrukt, ontbraken in mijn jaaroverzicht de namen van twee predikanten die daarna zijn overleden:
ds. A. den Hartogh, 83 jaar,
ds. R. C. Cuperus, 70 jaar.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 januari 2001
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's