De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

HEMELVAARTSDAG

9 minuten leestijd

Van het Hemelsch Koninkrijk. „En alzoo zij hunne oogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleeding". Handel 1 vers 10.

Hemelvaartsdag ! Jezus ten Hemel gevaren!Jezus van Nazareth !

Hij, Die gekomen was om te zoeken en zalig te maken wat verloren was, ten Hemel gevaren !

Hij, Die Zijn zoenverdienend lijden en sterven had volbracht, ten Hemel gevaren !

Hoe meer we zóó ophalen, hoe meer het tegenklinkt: onze verwachting moet van Boven en niet van beneden zijn, van den Hemel en niet van de aarde.

Moeilijk is dat te leeren door den mensch, die uit de aarde aardsch is, maar het moet. Jezus heeft toch nadrukkelijk verklaard, dat Zijn Koninkrijk niet van deze wereld is. Heeft ook heel Zijn verschijning het niet uitgewezen ? Nooit toch hebt ge Hem hooren ijveren voor een aardsch Koninkrijk. Nimmer heeft Hij moeite gedaan eenige aardsche macht te vestigen. Hij heeft niet getracht de Romeinsche heerschappij met aardsch geweld tegen te staan. Hij trad niet op als agitator om met de hulp Zijner volgelingen een politieke omwenteling te bewerken ten gunste van Zijn Israël. En toch was Hij Machthebber, Machthebber van God gesteld. Machthebber over meer dan het Romeinsche Rijk ! Had God niet gesproken : Eisch van Mij, en Ik zal de einden der aarde geven tot Uw erfdeel ? Hij sprak dan ook als macht hebbende. Maar Hij deed het niet tegen de machten der aarde. Hij deed het tegen de onreine geesten, te­gen den dood. En zij gehoorzaamden. Hoe sterk was Hij. Hij sprak „Ik ben het'' en de bende, gekomen om Hem gevangen te nemen, sloeg achterover tegen de aarde. Hij gebruikte die sterkte echter niet om vleeschelijke macht tegenover vleeschelijke macht te stellen. Petrus moest daar immers het zwaard in de scheede steken

Wat we zóó ophaalden, het zijn altemaal bekende dingen aangaande Jezus van Nazareth. Wie kent ze niet ? En toch — ach, hoe weinigen, die ze echt kennen. Hoevelen, die altijd nog maar blijven zoeken naar een hemel op aarde. Wat is de massa blind voor de duidelijkheid der Schrift, welke het in alles belangende Jezus, den Nazarener, oproept, dat het bij Hem niet gaat om wat van deze aarde is. Hij is juist gekomen om deze wereld in een andere, een Gode welgevallige gedaante te stellen. Hij predikt de Zijnen, dat zij in de wereld verdrukking zullen hebben. En dan bemoedigt Hij: hebt goeden moed. Ik heb de wereld overwonnen. Tot den Vader zegt Hij in het innigst gebed: zij zijn niet van de wereld, gelijk Ik van de wereld niet ben. Ja, dan hooren we van Zijn lippen : Ik bid niet voor de wereld, maar voor degenen, die Gij Mij gegeven hebt. Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor degenen, die door hun woord in Mij zullen gelooven. Hoe wordt in alles van Hem Zijn eigen Woord bevestigd : Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld. En Zijn Hemelvaart doet daar de deur wel stijf dicht!

Zeker, ontegenzeggelijk heeft de mensch aardsche belangen. God heeft hem toch de aarde ter woon gegeven. Reeds in het Paradijs heeft God zijn belangen nauw aan de aarde verbonden. Reeds daar is het door God vastgelegd, dat de mensch op aarde een roeping heeft, de roeping om geheel de aarde tot Gods eer te stellen. Hij beeft dit door de zonde maar al te zeer verleerd. Doch daarom juist is er ook voor de aarde een bijzondere roeping voor degenen, die van Christus Jezus zijn. Wat Adam liet liggen, komt toch Christus herstellen. Een dure roeping heeft de Kerk des Heeren ook voor de dingen dezer wereld. Zij heeft uit den aard der zaak die roeping ook zoo getrouw mogelijk te vervullen. En dan zitten daar heel wat belangen en belangetjes aan vast. En hoe nauwer we die achter den Heere mogen behartigen, hoe meer we op den zegen des Heeren mogen rekenen. Jezus leert dan ook niet alleen bidden : „Vergeef ons onze schulden", maar voorop : „Geef ons heden ons dagelijksch brood". Hij bemoedigt immers ook de Zijnen ten opzichte van hun aardsche nooden inzake voedsel en kleeding. De apostel zegt: „de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de belofte des tegenwoordigen en des toekomenden levens". Neen, het is niet naar den geest van Christus, dat we de dingen dezer aarde gering zouden achten, verwaarloozen. Alleen : we mogen er het hart niet op zetten, want de wereld gaat voorbij met al hare begeerlijkheid. Hier is de rust niet, er blijft een ruste over voor het volk van God. En deze dingen worden juist zoo sterk als maar kan gepredikt door het Hemelvaartsdag-gebeuren.

De natuurlijke mensch verstaat dit niet. Hij heeft er meer dan hij zich bewust is een „Ahnung" van, zooals de Duitscher zou zeggen. In het Hollandsch uitgedrukt: Hij heeft er een onbewust voorgevoel of vermoeden van. En geen wonder, want de mensch komt immers telkens weer met de aarde beschaamd uit. Op allerlei manier, door onderscheidene wijsgeerige stelsels of plat realistische levensregels, heeft hij het gebouw zijner aardsche verwachting stevig willen gronden en sierlijk, ja wellustig bouwen. Maar de een na de ander kwam bedrogen uit. Ach, het enkele feit reeds, dat telkens weer een andere theorie noodig was, zegt genoeg, dat er meer dan men toe wilde en wil geven, een wereldontmoeten is van de Waarheid der Schrift, dat hier de rust niet is. Is het nog noodig op te merken, dat de wereldhistorie van onzen dag het wel pijnlijk hard doet aanvoelen, dat de mensch tevergeefs zijn hoop op dat, wat hier beneden is, bouwt ? Meer dan ooit struikelt toch het recht op de straten, op de breede heirbanen der huidige wereld. Sterker wellicht dan ooit moet aangevoeld wat de dichter in den ouden dag reeds proefde : bij menschen is noch trouw, noch waarheid meer. Kan het daarom wel anders of de mensch van onzen tijd, de natuurlijke mensch, moet het tegen wil en dank erkennen, dat deze wereld de rust, het waarlijk gelukkig leven, niet brengt ? Doch dan blijkt het alweer, hoe moeilijk de mensch tot het rechte verstaan daarvan komt. Onze dagen zijn immers vol van het sceptisch, schouderophalend, onverschillig voortleven of van een gaan op onderscheidene paden van het bijgeloof. Voorwaar het komt uit, dat de natuurlijke mensch niet verstaat de dingen, die des Geestes Gods zijn, dat ze hem dwaasheid zijn, dat hij ze niet kan verstaan, omdat ze Geestelijk onderscheiden worden.

Dit leert ons de geschiedenis van den Hemelvaartsdag ook wel bijzonder. Ziet daar naar de discipelen, naar hen, die drie jaren met den Meester verkeerd hadden. Zijn bijzonder onderwijs genoten, die, zoo zouden we zeggen, dieper in de vragen des tijds en des Koninkrijks werden ingeleid dan eenig ander. Zij hadden bovendien een opmerkelijke les gehad, waar Golgotha hun de Waarheid had bijgebracht van Jezus' spreken, dat Zijn pad niet zou loopen over de heuvelen van een steeds meer veld winnende Christus - wereld - heerschappij, den David op den troon, maar door de bange diepte van de zoo donkere doodsvallei der God-verlatenheid. Ze hadden uit de ellende, waarin dat bewaarheid worden der Woorden van den Meester hen had gebracht, weer uit mogen treden, waar hun Heere dood en graf, overwon. Het had hunne opmerking kunnen hebben, hoe anders Jezus geworden was in Zijn bij hen komen en met hen spreken, hoe het — mag ik het zoo zeggen — alles boven-natuurlijk was, gaande alleen over het Koninkrijk Gods. Gehoord hadden ze dat wondere Woord: „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde'', een Woord, dat verre en verre uitging buiten de grenzen van Palestina, immers meer dan heel het aardrijk omvatte. En toch...... en toch......, neen, ze liggen daar niet in aanbidding en lofprijzing Gode geknield op den Olijfberg! Ze staan, ze staan maar en staren, staren omhoog, waarheen weg is gegaan Hij op Wien ze bij vernieuwing ; zooveel verwachting hadden gebouwd, gebouwd voor.... het Koninkrijk van Israël. Ze staan...... ze staan...... en staren, staren.... en engelen moeten komen om hen te herinneren aan wat de Meester toch Zelf had gezegd. En ja, dan is er iets als: dat is waar ook, we moeten naar Jeruzalem toe en daar......, ja daar...... kan het nog goed komen. En we weten : dan moeten ze daar den Heiligen Geest ontvangen, Die hen in al de Waarheid leidt en.... Die hen dan predikers van het Koninkrijk der hemelen maakt. Zóó komen ze pas los van het stof, zóó komt hun heil en verwachting der zaligheid vast in hun Heere en Heiland, Die Boven is. Zóó komt wat Paulus straks vertolkte als hij zegt, dat zij Christus prediken, den Joden wel een ergernis en den Grieken een dwaasheid, maar hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, de kracht Gods en de wijsheid Gods, wijzer dan de menschen!

Dat dit ook ons gebeurd moge zijn of gebeuren! Dat de Heere van den hemel Zijn engel of engelen gezonden hebbe of zcnde. Zijn gezant of gezanten, door wier boodschap de indachtigmakende genadige werking des Heiligen Geestes in ons kwam of kome, om ons te overtuigen van het geestelijk, het hemelsch Koninkrijk  van Jezus Christus. Daar zal vooraf zijn gegaan, dat de Geest ons overtuigde van zonde. We zullen het leven buiten ons in Jezus Christus hebben leeren zoeken. We zullen iets zijn gaan verstaan van het met Hem in Zijnen dood begraven zijn om met Hem op te staan in een nieuw leven. En we zullen dan zijn gaan begrijpen of gaan begrijpen, dat vleesch en bloed het Koninkrijk Gods niét beërven kunnen, dat deze wereld als zoodanig het Koninkrijk der hemelen niet hebben kan.

Nog eens, deze dingen vinden we van onszelf niet. Zelfs na ontvangene genade, hoe kleeft onze ziel aan het stof. Wat staan we dan, ja staan we.... en.... staren., en staren...., totdat de boodschap des Woords ons van 's Heeren wege raakt en we los worden gemaakt van de aardsche verwachting en inzien in het geestelijk Koninkrijk. Bij alles wat we dan tot onze vertroosting ontmoeten, zal de boventoon wel worden, dat we de dingen zoeken, die Boven zijn, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods en dat we meer en meer uitzien naar de oogenblikken, waarin we boven al het aardsch gedruisch mogen naderen en Gods heilstem hooren, ja, wonen in Zijn huis. En daarachter zal dit het zaligst worden, dat we, verlost van al de zwarigheden dezer wereld, in de vrijheid der heerlijklieid der kinderen Gods mogen zijn. Daarheen leidt de Hemelvaart van Christus, want Hij heeft gezegd, dat Hij plaats ging bereiden voor de Zijnen om hen daarna tot Zich te nemen, opdat zij ook mogen zijn, waar Hij is.

Dat we zóó naar Boven mogen zien, of het leeren !

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1940

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's