De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

5 minuten leestijd

HET VACCINATIEVRAAGSTUK.
De Regeering heeft bij de Staten-Generaal een wetsontwerp ingediend tot vaststelling van nieuwe bepalingen betreffende de inenting tegen pokken.
Zooals bekend is, bestaat in ons land wettelijke vaccinatieplicht. Wel wordt niemand gedwongen zijn kinderen te laten inenten, doch de ouders, die de vaccinatie nalaten, zien de school voor hun kinderen gesloten. De bestaande wet kent echter twee vrijstellingen in de gevallen, dat gezondheids- of gemoedsbezwaren worden aangevoerd.
Nu is de verplichting tot vaccineeren — men zal zich dit herinneren — de laatste jaren buiten werking gesteld. De opschorting geschiedde, omdat gebleken was, dat van tijd tot tijd bij personen, die gevaccineerd waren, na vaccinatie een ziekte optrad, een vorm van encephalitis (hersenvliesontsteking), welke ziekte in een aantal gevallen een zoodanig ernstig karakter had, dat het niet meer verantwoord werd geacht de bestaande verplichting tot vaccinatie te handhaven.
Dat men zich aanvankelijk heeft beperkt — aldus de Memorie van Toelichting nopens het wetsontwerp — tot opschorting van de werking der bestaande voorschriften, zonder dat men er toe over is gegaan om een nieuwe regeling van de vaccinatie in het leven te roepen, hield verband met de overweging, dat men destijds de verwachting had er spoedig in te zullen slagen de oorzaak van het ontstaan van encephalitis na vaccinatie op te sporen en de middelen aan te geven om deze ziekte te voorkomen. In het algemeen kan gezegd worden, dat die optimistische verwachting niet is verwezenlijkt ; over den aard van het oorzakelijk verband tusschen encephalitis en vaccinatie bestaat nog evenmin zekerheid als elf jaar geleden en afdoende middelen om haar te voorkomen, zijn nog niet gevonden. Niettemin — zoo gaat de Memorie van Toelichting voort — is het inzicht in deze kwestie door de ervaring, in de afgeloopen jaren opgedaan, op één punt zeer belangrijk verruimd, en wel op een punt, dat voor de bevordering van de vaccinatie van zeer groote beteekenis is. Er is n.l. gebleken, dat het gevaar voor encephalitis slechts in uiterst geringe mate bestaat, indien de vaccinatie plaats heeft op zeer jeugdigen leeftijd, d.w.z. in elk geval beneden den leeftijd van twee jaar. Bevordering van de vaccinatie kan volgens de tegenwoordige inzichten in normale omstandigheden verantwoord worden geacht, indien zij ten doel heeft de vaccinatie in de eerste twee levensjaren te doen geschieden.
Uit een en ander zal duidelijk zijn geworden, dat herstel van den ouden toestand, door opschorting van de bestaande bepalingen niet te verlengen, niet mogelijk zou zijn. Zoodanig herstel zou tot gevolg hebben, dat alle kinderen, die thans op school zijn, zonder dat zij zijn gevaccineerd, onmiddellijk zouden moeten worden irigeënt, en dat wel op een leeftijd, waarop de kans op niet onbelangrijke nadeelen bestaat.
Zoo bleven de moeilijkheden aanwezig. Daarom benoemde de Regeering het vorig jaar een Staatscommissie om het vaccinevraagstuk tot oplossing te brengen.
Deze commissie ontving de opdracht onderzoeken : ten 1°. of het wenschelijk is de bestaande bepalingen betreffende den vaccineplicht, waarvan de werking is opgeschort, hetzij terstond, hetzij geleidelijk weder in werking te doen treden, en zoo deze vraag ontkennend wordt beantwoord,
2°. of het wenschelijk is deze bepalingen te doen vervallen, zonder dat tot eenige nieuwe regeling van de vaccinatie wordt overgegaan, dan wel
3°. of het wenschelijk is ten aanzien van de vaccinatie een nieuwe regeling te treffen, en zoo ja, hoe zij behoort te luiden.
Uit het verslag der Staatscommissie, dat inmiddels reeds half Mei van dit jaar werd uitgebracht, blijkt, dat zij de vragen onder 1°. en 2°. ontkennend, die onder 3°. bevestigend beantwoordt.
Aangezien de opschorting van de bestaande voorschriften betreffende de vaccineplicht laatstelijk geschiedde bij de wet van 31 Deo. 1937 tot 1 Jan. 1940, moeten in den loop van dit jaar nog voorzieningen getroffen worden. Vandaar dat de Staatscommissie zich met spoed van haar opdracht heeft gekweten.
Zij heeft daarbij haar keuze, naar de Minister van Sociale Zaken mededeelt, uit twee stelsels gedaan.
Het eerste en zeer voor de hand liggende stelsel, dat de Commissie overwogen heeft, is dat van den directen dwang. Het is het stelsel — aldus de Minister — dat in de meeste landen van Europa bestaat. Dat stelsel houdt in de verplichting voor de ouders om hun kind vóór het bereiken van een bepaalden 'leeftijd van de vaccinatie te onderwerpen. De termijn, binnen welke de vaccinatie zou moeten geschieden, zou hierbij met het oog op het encephalitisgevaar, op twee jaar moeten worden bepaald.
Er bestaan tegen deze regeling evenwel belangrijke bezwaren. Men zou de verplichting tot vaccineeren zeker niet kunnen opleggen zonder daarbij op ruime schaal gelegenheid te geven tot het verkrijgen van vrijstelling van die verplichting. Aan de twee reeds hierboven genoemde vrijstellingen zou nog een derde moeten worden toegevoegd, n.l. de vrijstelling wegens een bij de ouders bestaand bezwaar om hun kind aan de vaccinatie te doen onderwerpen, waarbij in het bijzonder te denken is aan het gevaar voor encephalitis.
Terecht wijst de Minister er op, dat zoolang er aan de vaccinatie nog gevaren verbonden blijven van den aard, zooals die thans bestaan, de beslissing over het al of niet vaccineeren uiteindelijk bij de ouders moet blijven berusten. Daarom is het stelsel van den directen dwang niet gekozen, doch heeft de Staatscommissie haar keuze bepaald op het tweede stelsel, dat overwogen werd, n.l. het stelsel van den wettelijk geregelden individueelen drang.
Doch daarover D.v. de volgende week.
 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's

STAAT EN MAATSCHAPPIJ

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juni 1939

De Waarheidsvriend | 10 Pagina's