Ethiek in de prediking (1)
Het is al sinds enige eeuwen gebruikelijk in de theologie te onderscheiden tussen dogmatiek en ethiek. Beide wetenschappen zijn zo rijk, dat afzonderlijke behandeling niet alleen mogelijk maar ook wenselijk is. Dogmatiek heeft met heilsleer te doen; dogmatiek onderzoekt en vraagt naar de daden Gods. Ethiek heeft te maken met de roeping der mensen, ethiek zou men derhalve levensleer kunnen heten. De heilsleer bespreekt wat voor ons waarheid is; de levensleer zegt wat voor en in ons steeds weer tot waarheid moet worden. Nog eenvoudiger zou men kunnen zeggen: de dogmatiek geeft weer, wat wij geloven zullen; de ethiek geeft aan, wat wij hebben te doen. Voor de gewone bijbellezer kunnen wij misschien een duidelijk voorbeeld geven. Wanneer u zich de beknopte inhoud van de brief aan de Romeinen voor de geest haalt, dan zou men heel oppervlakkig beoordeeld kunnen zeggen: de hoofdstukken één tot en met elf leren ons alles ten aanzien van de daden Gods. De hoofdstukken twaalf tot en met zestien geven alles op de praktijk van het leven gericht en wel door op zichzelf staande vermaningen. Een geheel leerstellig schrijven loopt uit op een reeks vermaningen voor de praktijk.
Dogmatisch verantwoord
Het spreekt nu geheel vanzelf, dat de prediking dogmatisch verantwoord moet zijn. De dogmatiek is een onmisbare levensfunctie voor de kerk. Dus niet een louter akademischt aangelegenheid, maar een levensbelang der kerk. Wat gebeurt er des zondags in de kerk? De dominee houdt geen redevoering, maar heeft de pretentie het Woord Gods te verkondigen. En de gemeente is gekomen in de verwachting niet een menselijke mening, maar het woord Gods te horen. Ter wille van die verwachting der gemeente en die pretentie is nu dogmatiek nodig. Dogmatiek is een functie der kerk om hetgeen daar op de preekstoel wordt gezegd in rechte banen te houden. Het gaat er namelijk in de kerk niet om allerlei interessante meningen over God en mens te verkondigen. Het belangrijkste is ook niet de formele kwestie: hoe het wordt gezegd, maar wat er wordt gezegd. Het belangrijkste is in de kerk de materiële kwestie: de inhoud. Dogmatiek is kritische bezinning op de prediking. Het is toch duidelijk, dat door de prediking der christelijke kerk Christus moet worden verkondigd. En hoe zal Christus op de rechte wijze worden verkondigd, als de prediking niet in overeenstemming is met de Bijbel, met de Heilige Schrift, die voor de Christelijke kerk het authentieke en alleen gezaghebbende getuigenis aangaande Jezus Christus is.
Natuurlijk houdt dat niet in, dat de prediking dus louter dogmatiek is. Maar het betekent wel dat de structuur van de prediking dogmatisch verantwoord is. Laat ons het met een beeld duidelijk maken. Elk huis wordt gebouwd naar bepaalde voorwaarden. Er zijn fundamenten, muren, balken, vloeren. Geheel volgens de eisen der architectuur. Maar, bijvoorbeeld, de balken en de fundamenten worden niet zichtbaar. Ze zijn verborgen, zij dragen het geheel. Maar al zijn ze niet zichtbaar voor het blote oog, ze bepalen wel de degelijkheid van het huis. De architekt kan ze eenvoudig niet missen. Zo is de rechte prediking niet puur dogmatiek, maar wordt door de dogmatiek gedragen. Is de dogmatiek er niet, dan ontaardt de prediking in een bouwsel. Is de dogmatiek er wel, dan is er althans hoop op een grondig bouwwerk.
Ethiek
Nu zal de lezer misschien wel denken, wat hebben deze uiteenzettingen te maken met het onderwerp van dit artikel? ln zoverre hebben ze er dit mee te maken dat evenals elke goede prediking dogmatisch verantwoordt behoort te zijn, het ook geboden is dat de prediking de ethiek niet verwaarloost. En het is nu op dit punt, dat wij meer en meer bedenkingen koesteren. Een zuivere, dogmatische prediking kan jaar in jaar uit in een gemeente worden gehouden. De uitleg is goed, de opbouw zuiver, de prediking naar zijn grond bezien vertolkt de Schrift en kan de toetsing door de confessie uitstekend weerstaan en toch, en toch - de prediking landt niet, komt niet over. De beste gemeenteleden klagen: het is voor ons oordeel of deze prediking geheel buiten onze tijd staat. De dominee zegt allemaal ware dingen. Maar de preek zweeft boven de gemeente heen. De preek verliest het contact met de mens die in de wereld staat. Wie in de wereld leeft, moet ethische beslissingen nemen. Prediking zonder ethiek is hol. Naar ons bescheiden oordeel hebben wij hier met een zaak te maken, die meer voorkomt dan wij menen.
Oorzaken
Daarvoor zijn tal van oorzaken te noemen. Wij zullen niet alle onder het oog vatten, maar slechts de voornaamste bespreken. Vooreerst: de dominee is een weinig wereldvreemd. Hij is wel rechtzinnig. Hij is ernstig. Hij kent de Schrift op zijn duimpje, maar hij kent het bonte leven niet. Misschien is hij thuis wel opgevoed door een vader en een moeder, die hem een weinig vereerden. Kortom, hij staat eigenlijk buiten het gewone leven. Een grapje kan er ternauwernood af. Hij onderscheidt niet, hij heeft geen inzicht in de sluwe verwikkelingen van het mensenhart. Je kunt hem alles wijsmaken. Hij gelooft iedereen. Een studeerkamermens. Een boekenwurm. De modderstroom van het gewone leven gaat geheel aan hem voorbij. Van zijn verheven toren af spreekt hij kostelijke waarheden over de gemeente uit. Een geestelijk en geestig gemeentelid zei eens van zo'n dominee: o, alles wat de man zegt is waar. Alle goudvissen van waarheden zwemmen in zijn aquarium, maar je wordt nooit nat! Hier spreekt het geheel vanzelf dat de prediking niet vlees en bloed wordt voor de mens van hier en nu. De dominee is eigenlijk niet een mens, maar een schim. Zo'n dominee kent vermoedelijk zichzelf niet, in al de sluipwegen van zijn hart heeft hij nog nooit gezien. Hij heeft een overspannen voorstelling van de waarde van het ambt en van de objectiviteit van het Woord Gods. Onmisbaar zijn voor hem kennis van de mensen en kennis van de gemeente. Mensenkennis berust op zelfkennis. Daardoor wordt men bewaard voor de ondiepte van het optimisme en de schijndiepte van het pessimisme. Het eerste miskent de geweldige macht van de zonde, het tweede de almacht van Christus.
Kennis des heils
Alle zelfkennis rust op kennis des heils, die door de Heilige Schrift wordt verkregen. Zo opent ook de Schrift ons een rijke bron van zelfkennis en mensenkennis. Zij leert, dat het verderf door de zonde steeds groter is dan het verschijnsel, en dat geen symptoom ongelooflijk is. Eveneens dat het onmogelijk is met volkomen zekerheid gelovigen van ongelovigen te scheiden. Lectuur van geschiedenis en van de klassieke dramatische poëzie, kan naast de Heilige Schrift, een goed hulpmiddel zijn. Kennis van de gemeente, van de gezinnen met hun tradities, van de gemeenteleden naar stand en beroep is evenzeer noodzakelijk. Onder de zegen van God kunnen deze middelen de predikant in staat stellen het Woord Gods te doen indalen in hart en leven van de gemeente.
Maar niet alleen de dominee kan wereldvreemd zijn. Ook de gemeente kan zich afsluiten voor de werkelijkheid van het leven. Zij wordt wereldschuw. De gemeente begeert een rechtzinnige prediking. Maar zij heeft daar zo haar eigen gedachten over. Zij wenst dat de voorganger bepaalde waarheden stelselmatig voordraagt uit het Woord; naar een bepaalde trant, naar een bepaald model, modern of antiek. De gemeente leeft dan niet met de Schrift, maar met haar bepaalde mening over de Schrift. Zij zinkt weg in dogmatisme en verintellectualisering. Christus wordt een voorbeeld, de dogmatiek een dor systeem, de ethiek een scholastisch samenstel van geboden en regels, die de gemeente op de schouders van anderen legt, en zelf met geen vinger aanraakt. Men gaat zweren bij de vaderen of bij moderne godgeleerden. Evenzeer als de dominee zich kan hoeden voor een levende ontmoeting met het Woord door in een cocon te kruipen, kan de gemeente dat ook doen.
Droombeelden
Wij vinden in de Schrift duidelijk voorbeelden van gemeenten, die zijn weggezonken in bepaalde droombeelden. Wij denken aan de gemeente van Sardis. Ze had de naam dat ze leefde, maar ze was dood. Haar leven beantwoordde niet aan haar wezen, haar toestand niet aan haar staat. Wij noemen ook Laodicea, onaandoenlijk, onbewogen is daar het geestelijk leven. Niet onverschillig, maar evenmin bezield. Doodsheid en zelfvoldaanheid kunnen als een geestelijk web over de gemeente liggen. Deze beide zonden verhinderen de ingang van het gepredikte woord tot de harten. Het is hier om het even of men nu progressief is of conservatief. Beide stromingen kunnen een even sterke belemmering vormen voor de inwerking van het Goddelijk Woord. Wie weet niet in dit opzicht van de tyrannie van een dorpsgeest, van een stadsgeest; wie heeft nooit gehoord van een bepaalde groepsgeest? Wij weten hoezeer een bepaalde voorkeursmening gehele samenscholingen van mensen kan beheersen. De internationale politiek kan daarvan een voorbeeld zijn, waarin machtsblokken het denkpatroon dicteren. Bepaalde modegrillen kunnen slaafse onderwerping aan hun voorschriften vragen. Welnu, zo kan er ook een gemeente bestaan, die wenst dat er zo en zo gepreekt wordt, maar, het geldt alleen op de zondag in het kerkgebouw. In feite ontleent men toch zijn moraal aan de wereld. De natuur is toch sterker dan de leer. Men leeft in twee werelden. Een bovenlaag van waarheden en voorstellingen, die naar men denkt met de Schrift kloppen. En een onderlaag van bloed en bodem, waar de natuurlijke mens leeft en heerst.
Wil nu de kortsluiting tussen Woord en levenswerkelijkheid worden opgeheven, dan is aan de ene kant voor de dominee nodig echte levenswarmte, aan de andere kant voor de gemeente gehoorzaamheid en openheid voor het Woord zoals het is. Niet zoals men denkt, dat het is. Geregeld voortgezette catechismusprediking kan hier wonderen doen. De catechismus heeft gelukkig nog wel zoveel vertrouwen onder ons, dat zijn prediking in alle rust ziekelijke opvattingen kan corrigeren, dwangmatigheden kan tot orde roepen. Bovenal hebben wij in de catechismusprediking ook regelmatig de ontmoeting met de tien geboden. De hoorders zien zelden verlangend deze prediking tegemoet. Er is onder het gereformeerde kerkvolk een oude afkeer te overwinnen tegen de prediking der ethiek. Zolang er gehandeld wordt over de ziel, het geloof, de bekering, de sacramenten - dan is de aandacht gespannen. Maar komt de levensleer aan de orde, dan taant de belangstelling. Naar onze mening komt deze afkeer voort uit een intuïtieve tegenzin tegen al wat ogenblikkelijk een appèl doet op ons geweten. Hier komt de vijandschap tegen God in volle naaktheid aan het licht. Men late zich niet leiden door deze weerzin, want het is zeer nodig de wet des Heeren te behandelen. Hier beslist iets hogers dan de smaak en de voorkeur. Weliswaar is het goed tevoren zich te bezinnen hoe men die wet dan predikt. De ethiek is duidelijk gezet in het teken van de dankbaarheid. Alle wetticisme en werkheiligheid is er vreemd aan. Wij behoeven de geboden Gods niet te houden om daarmee wat te verdienen. Het is ook niet mogelijk. De wet staat evenmin los van Evangelie, maar wordt geleerd en toegepast nadat uitvoerig over de verlossing is gesproken. In de catechismus komt de wet ons als het ware bij de hand nemen om ons te leren in alle blijdschap in 's Vaders wil te gaan.
Concreet
Wij willen in dit betoog nu eens enkele punten noemen, die naar onze gedachte teveel onderbelicht worden op het ethisch vlak. Wij gaan daarbij stilzwijgend voorbij aan de brandpunten van euthanasie en abortus - twee onderwerpen die gedurig en overvloedig in de belangstelling staan. Het ligt in onze aard vanzelf zich aan te sluiten bij het geluid van de dag en keer op keer daarover onze mening te berde brengen. Het gevaar van deze gang is naar voren te schuiven wat iedereen al lang weet. Neen, het is nodig ook eens de Wet Gods te doen horen op verstilde wegen en paden van het leven. De vierbaanswegen van huwelijk, abortus en euthanasie zijn o zo bekend geworden. Maar de zonde moet ook ontdekt worden op achtergebleven gebieden. Waar dat in trouw gebeurt en met fijnheid van geest leert de prediking der Wet ons de wil van God in zijn volle omvang verstaan. Natuurlijk moet men de tien geboden bezien in het licht, dat God geheel de Schrift door er op laat vallen. Dan zal menig hoorder verbaasd zijn over de geringe mate van zijn kennis van de wil van God. Naast de gedachte, dat deze prediking de gelovige ontdekt, moeten wij u opmerkzaam maken op het feit dat deze prediking een vertroostende werking uitoefent. Een ongekende wet is een onbeminde wet. Maar haar kennis wekt de genegenheden tot haar op, zodat men met de dichter zeggen kan: hoe lief heb ik uw wet. Keert dan de ziel tot zichzelf in, dan moet zij uitroepen: welk een groot wonder is er aan mij gebeurd, dat ik wil wat God wil; want mijn vlees is vijandschap tegen God, maar mijn geest is vijandschap tegen mijn vlees. En zo verzekert zich de ziel uit haar liefde tot de wet van Gods genade over haar. Immers: innerlijke vereniging met en hartelijk welbehagen in de wet is het zekere kenmerk der wedergeboorte. Paulus zegt het zo duidelijk: ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 september 1985
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's