De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Het klimaat in de kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het klimaat in de kerk

11 minuten leestijd

Een beetje merkwaardige titel misschien. Maar er wordt de laatste tijd nogal eens gesproken over het kerkelijk leven in termen als warm en koud. Jaren geleden verscheen een boek van Godfried Bomans en Michel van der Plas, dat tot titel had 'In de kou' . De auteurs beschrijven daarin hoe ze ontgroeiden aan de vroegere rooms-katholieke zekerheden maar daardoor tegelijk in een proces van geestelijke verlatenheid kwamen. De 'zekerheden' van vroeger waren weggevallen, met alle veiligheid en warmte in een gezamenlijke beleving daarvan in de kerk. Er was twijfel en onzekerheid voor in de plaats gekomen en verder ontstond gemis aan gemeenschap.

Zo verscheen recent een boek met als titel 'Het wordt kil in de kerk' (van H. Andriessen en G. Heitink; uitgave Kok, Kampen). In de toelichting wordt gezegd: 'terwijl theologie en kerk volop in beweging zijn, haken steeds meer mensen af. Ze kunnen het innerlijk niet meer volgen en voelen geen band meer met de geloofsgemeenschap. Ze vervreemden. Het wordt kil in de kerk.'

Het is niet mijn bedoehng nu dit boek te bespreken. We gaan slechts in op het verschijnsel. Is het waar dat het, kil en koud wordt in de kerk? Het boek somt oorzaken van vervreemding op. Er is bij velen angst voor veranderingen. Anderen vinden dat er te weinig blijdschap is in de kerk of dat de kerk (politiek of maatschappelijk) aan de verkeerde kant staat. De samenleving verandert en mensen veranderen mee en gaan zich daarom vervreemd, innerlijk vervreemd voelen van de kerk. Kortom, mensen voelen zich in de kou, óf omdat ze vinden dat de kerk teveel veranderd is óf omdat ze zélf veranderd zijn (door studie, het maatschappelijk proces, de secularisatie) zodat ze de band met de kerk minder gingen voelen.

Letterlijk staat in dit boekje: 'voor wie in deze situatie is, verkilt de kerk gemakkelijk. Ze verkilt ook omdat men los raakt uit dit grote verband. De meesten van ons hebben het nodig 'omvat te worden', in een kring van mensen te zijn waarbinnen wij ervaren dat wij eensgezind en gelijkluidend zijn; en waarbinnen wij het gevoel hebben dat anderen dat ook zijn ten overstaan van ons.'

Verandering

Het is onmiskenbaar waar dat veranderingen van mensen ten opzichte van de kerk of van de kerk ten opzichte van mensen vervreemding en een gevoel van verkilling geeft. Om me tot het laatste te beperken, hoevelen zijn in de loop van de jaren niet los geraakt van de kerk, die hen altijd lief is geweest, vanwege de snelle veranderingen die zich in de kerken hebben voltrokken. In brede sectoren van de kerk(en) heeft men zich laten opjagen door de hete adem van de moderne tijd, die ook in de kerk om veranderingen zou vragen, ook al vroeg in de kerk daar niemand om. Alle veranderingsprocessen binnen de kerk(en) hebben het proces van ontkerkelijking niet kunnen stuiten. Ze hebben dit proces vaak eerder bevorderd, namelijk wanneer het hart van de boodschap niet meer aan de orde kwam: genade van een rijke Christus voor een arme zondaar.

Men heeft kerklied en kerktaal gemoderniseerd maar is het 'eigen' geworden aan de gemeenten, aan de leden der gemeente? Soms is het simpele invoeren van nieuwe berijming of — in 'gezangen-zingende-gemeenten' — van het Nieuwe Liedboek al oorzaak geweest van vervreemding van mensen ten opzichte van de gemeente. Er ging iets vertrouwelijks verloren; liederen, waarbij het voorgeslacht was opgegroeid, en die men uit het hoofd had geleerd kende men niet meer. De herkenbaarheid werd, vooral ook voor ouderen, minder. Dat gaf vervreemding.

Zo kan het ook gaan met de kerktaal. Toegegeven, het gaat in elke tijd om vertolking die bij de tijd, dat wil zeggen niet-archaïstisch is. Maar moet niet gezegd worden dat vaak onder de vlag van vernieuwing van vormgeving ook nieuwe lading werd binnengebracht? Hoevelen in de gemeenten hebben niet innerlijke vervreemding gevoeld doordat de inhoud van de boodschap de warmte ging missen van de betrokkenheid van het hart van de mens bij de dingen Gods. Het ging en gaat over vele dingen behalve over 'het ene nodige'. Kerktaal kan ook zó vervlakken dat ze kil wordt. Aan de verstaanbaarheid kunnen ook te grote offers worden gebracht, zó dat mensen terecht zeggen: het is niet meer als vroeger. Er is nu eenmaal een taaleigen van het Woord zelf dat onvervangbaar is, dat zich ook niet gemakkelijk vertalen laat in eigentijdse taal zonder dat tenminste de inhoud aangetast wordt. Noem het mijnentwege tale Kanaäns.

Maar vooral, hoevelen zijn niet vervreemd geraakt van de kerk doordat de kerk een geheel andere boodschap ging brengen, maatschapij-kritisch van aard met verwaarlozing van de pastorale vragen van de mensen, of met fundamentele wijzigingen in opvattingen op ethisch terrein.

Het omgekeerde is intussen ook waar. Mensen kunnen zelf zo veranderen dat ze de band met de oorspronkelijke kerkelijke gemeenschap gaan verliezen. Het gaat langzaam maar zeker, voor omstanders aanvankelijk misschien ongemerkt. Tenslotte vervreemden ze geheel. Ze 'kunnen' innerlijk niet anders, hoewel hun leven lang een gevoel van leegte en verkilling en misschien wel van heimwee overblijft. Hier ligt een pastoraal probleem van de eerste orde in onze geseculariseerde tijd en samenleving.

Verkilling

Toch mag niet vergeten worden dat, naast bovengenoemde oorzaken van wederzijdse vervreemding, een andere factor van minstens zo grote betekenis is. Het is de polarisatie. Al jarenlang kennen we dit verschijnsel. Het hangt samen met het feit dat mensen elkaar niet meer verdragen als leden der kerk, in de gemeente, in de verscheidenheid die er is en die er ook zijn mag binnen de grenzen van het belijden der kerk. Het hangt vooral samen met het ontbreken van de liefde. Alles kan goed rechtzinnig toe­ gaan in de gemeente, maar als de onderlinge liefde ontbreekt wordt het koud en stram. De liefde is het eigenlijke ferment in de gemeente. Paulus zegt in het overbekende woord in Efeze 13: al was het dat ik de talen van mensen en van engelen sprak en ik had de liefde niet zo was ik een klinkend metaal en een luidende schel gelijk. Ik noem het een overbekend woord. Maar juist overbekende woorden worden gemakkelijk tot vanzelfsprekendheden en dan is het nodig ze driedubbel te onderstrepen.

In concreto, het is niet goed als vandaag — om een voorbeeld te noemen — ambtsdragers bedanken omdat de sfeer in de kerkeraad niet goed is. Het is niet goed als ambtsdragers — en het is me de laatste tijd nogal eens gemeld—dankbaar zijn als hun ambtstermijn erop zit, omdat de broederlijke liefde in de kerkeraad ten enenmale ontbrak of langzaam maar zeker was gaan ontbreken. Zoiets moet zijn weerslag hebben op de gemeente. Het is een kenmerk van de eindtijd dat de liefde van velen verkoelen zal, zegt de Schrift. En als de liefde verkoelt verkilt het in de gemeente ook. En om maar even in de beeldspraak te blijven, die verkoeling kan dan het gevolg zijn van verhitting, namelijk als verhitte hoofden en gemoederen koude harten opleveren.

Het blijkt vaak uiterst moeilijk te zijn om de waarheid in liefde te betrachten. Veel strijd om de waarheid gaat gepaard met uiterlijke, vleselijke strijd. Maar hanteren van de waarheid buiten de Geest, die ook de Geest der liefde is, om zal de geesteloosheid alleen maar verder doen toenemen. Hoeveel Schriftwoorden worden dan niet overwoekerd door ons 'staan voor de waarheid', al is het alléén maar het apostolisch vermaan dat we elkaar in de gemeente hebben te verdragen in liefde (Ef. 4:2).

In plaats daarvan zien we in onze tijd, juist ook binnen de Gereformeerde Gezindte binnen en buiten de Hervormde Kerk, de onderlinge verdachtmaking toenemen. En is verdachtmaking eenmaal gezaaid dan is de weg terug uiterst moeilijk. De polarisatie zet door en tengevolge daarvan neemt het aantal groepen toe, waarbinnen men dan wél de gelijkgezinden ontmoet of denkt te ontmoeten. Het duurt weer zo lang als het duurt. Totdat tenslotte een uiterste verbizondering overschiet. Maar het loutere bestaan van steeds meer groepen doet de polarisatie binnen de gemeente steeds verder toenemen. Jazeker, alles in naam der waarheid, maar wie zal ooit een keer bekennen er zélf tussen te zitten? Er gaat intussen echter van alle groepen en partijen geen enkele bemoediging naar kerk en gemeente uit. We zéggen wel vaak — vooral op vergaderingen — dat we elkaar in deze tijd méér dan ooit nodig hebben maar we hebben onszelf intussen méér dan ooit lief.

Velen lijden aan deze verschijnselen in deze tijd maar niemand weet hoe het anders moet. Zou er ook een oordeel Gods in kunnen zitten? Zou juist hiér ook niet het oordeel beginnen van het huis Gods, dat de liefde van velen verkoelt? Het oordeel Gods geldt niet in de éérste plaats de wereld, die wij het dan als kerk wel aan zullen zeggen, en dan vaak niet eens direct maar binnen de kring der gelijkgezinden. Het oordeel begint in de kerk. En dat oordeel voltrekt zich. We weten wel véél als zonde te bestempelen maar de liefdeloosheid niet.

En liefdeloosheid heeft altijd te maken met ik-gerichtheid. Intussen wordt het kil in de kerk.

Eerlijkheid

Hoeveel kwaad geschiedt er ook niet in de kerk doordat niet in alle eerlijkheid wordt doorgegeven wat 'de ander' bedoelt of in werkelijkheid heeft gezegd en geschreven. Het dient een erecode te zijn voor ieder die naar de Schrift en de belijdenis der kerk wil leven om elkaars woorden niet te verdraaien. Men leze zondag 43 van de Heidelbergse Catechismus om te leren wat het negende gebod gebiedt, o.a. ook: 'niemands woorden verdraaien' en 'mijns naasten eer en goed gerucht' naar ons vermogen 'voorstaan en bevorderen'. Men legge er de kerkelijke bladen, óók binnen de Gereformeerde Gezindte eens naast.

Het kan zelfs een kwestie van het verleggen van de accenten zijn. De tittel en de jota zijn in de Schrift belangrijk. Het verkeerd doorgeven van door iemand gelegde accenten kan vérstrekkende gevolgen hebben.

Bij de christelijke blindenbibliotheek in Ermelo (of in Zeist) worden voor visueel gehandicapten boeken en kerkbladen ingesproken op banden. Ik heb mij ooit een keer laten informeren over de verantwoordelijkheid van dat werk. De inlezers moeten de klemtonen goed leggen anders kan men het tegendeel doorgeven van wat een schrijver bedoelt. Vlakke, kleurloze, accentloze inlezing kan niet. De accenten móéten worden gelegd en góéd worden gelegd. In een cursusboekje van de blindenbibliotheek 'Van spreken en luisteren' staat het volgende voorbeeld van een zin, die steeds met andere accenten doorgegeven wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Ik wil dat mijn moeder goed verzorgd wordt.

Het voorbeeld is met meerdere en dan belangrijkere aan te vullen. Mij werd toen verteld dat het voorgekomen is dat een inspreker de tekst van een boek van 'rechts' naar 'links' omboog (inhoudelijk dus) door het verleggen van de accenten. Welnu, zulk euvel komt ook in de kerk voor. Er kunnen kerkelijke vetes, tot scheidingen toe door worden ingeluid.

Eerlijkheid boven alles. Als daarvan geen sprake is dan wordt de liefdeloosheid gevoed en de kilte bevorderd.

Bindend element

Wat ons intussen binnen de gemeente alléén wézenlijk verbindt is de religie en we zeggen dan de rehgie van onze belijdenis. Wordt de confessie alleen gehanteerd — of vaak niet ééns de confessie — om elkaar de maat te nemen dan verwordt confessie tot confectie. Dan wordt het Geest-loos, geesteloos en koud. Wanneer de belijdenis echter een zaak is van het hart dan bepaalt ze ons Schriftgeloof en in dat geloof dienen we elkaar door de liefde.

Er is van de gereformeerdheid in ons land weinig goeds te zeggen omdat ondanks het bindende van de confessie deze toch zo weinig bindend blijkt te zijn in de praktijk en de liefde zo vaak ontbreekt in het omgaan met elkaar en het beoordelen van elkaar. Met de beste belijdenis voorkomen we dan de verkilling in de gemeente niet. We bevorderen dan het groepsdenken en verarmen in gemeentelijk leven en dus in gemeenschapsleven.

Quis non fleret? Wie zóu om dit alles niet wenen?

De confectie knipt. De confessie bindt.

En wat het klimaat betreft, de temperatuur ligt wanneer we geestelijk omgaan met elkaar in de gemeente tussen kil en heet in, namelijk van kille hoofden en hete harten. De bijbelse religie geeft de warmte van de gemeenschap. Is die er niet dan schort er iets, zo niet alles aan, al onze rechtzinnigheid ten spijt. Ook als gereformeerden in de Nederlandse Hervormde Kerk hebben we onszelf in dit opzicht vandaag geducht te onderzoeken. Opdat velen zich niet afwenden, zo nu niet dan op den duur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Het klimaat in de kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 september 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's