Uit de pers
De Geref. kerk en de 'Doppers'
Enkele weken geleden hebt u in een artikel van ir. J. van der Graaf het een en ander kunnen lezen over het besluit van de synode van de Geref. kerk van Zuid-Afrika (de Dopper-kerk) orn de zusterrelatie met de Geref. Kerken te verbreken. Prof. dr. K. Runia noemt in het Centraal Weekblad van 7 febr. dit een ingrijpend en betreurenswaardig besluit. Volgens Runia zou de nadruk bij de totstandkoming van dit besluit niet zozeer liggen op de kwestie van het anti-racismefonds, als wel op de leerstellige ontwikkeling binnen de Geref. kerken. Runia schrijft over de reacties op dit besluit:
Van de verschillende kanten heeft men de laatste dagen tegen mij gezegd dat dit een hoogmoedige reactie is aan de kant van de Doppers. Men noemde het een stuk arrogantie, een tekort aan begrip, een oordeel op een afstand enz.
Ik denk dat we erg voorzichtig moeten zijn met woorden als hoogmoed en arrogantie. Zeker wij als Nederlanders die vaak precies weten hoe het in Zuid-Afrika wel of niet moet! Wat dat betreft zou je ook nog eens kunnen zeggen dat we lik op stuk krijgen !
Overigens is het natuurlijk waar dat dit een oordeel op een afstand is en het is nu eenmaal zo dat je op een afstand anders tegen de dingen aankijkt dan wanneer je er midden in zit. Ik heb dat zelf in mijn Australische periode ervaren. Tegelijk moet ik er ook aan toevoegen dat het nog niet betekent dat je het dus allemaal verkeerd ziet. Soms zie' je de kernproblemen op een afstand juist beter.
Maar dat laatste geldt niet van de nunances. Het leven is in werkelijkheid vaak veel gecompliceerder dan je van een grote afstand ziet. In 1953 verscheen er een dissertatie van een R.K. auteur over de richtingenstrijd in de Hervormde Kerk in de 19de eeuw. Hij gaf er de volgende titel aan: 'Een kerk in onrust om haar belijdenis'. Iets dergelijks zou je vandaag van onze kerken kunnen zeggen, maar dan toch weer iets anders. Ik zou het willen noemen: 'Een kerk in de worsteling om haar belijdenis'. Kun je daar op een afstand voldoende begrip voor en zicht op krijgen ? Je bent zo geneigd om het vanuit je eigen situatie te beoordelen.
Aan de andere kant zullen wij onszelf toch weer opnieuw moeten afvragen: zijn wij niet bezig om de tucht geruisloos te laten verdwijnen ? In ieder geval de leertucht ? Trouwens sommigen pleiten er ook openlijk voor. In het laatste nummer van Voorlopig schrijft prof. Kuitert hierover onder de titel 'Geloven zonder dwang'. Leertucht is volgens hem in strijd met het christelijk geloof en het christelijk geloven. Hier wordt een zeer besliste, principiëIe keuze gemaakt voor een bepaalde manier van kerk-zijn.
Daarom geloof ik ook niet dat alles gezegd is met de in Trouw gegeven suggestie dat het hier gaat om een kwestie van: de ene trein is wat later vertrokken dan de andere. Dat suggereert dat ze zich in Zuid-Afrika niet zo hoeven op te winden over wat bij ons gebeurt, want over een x-aantal jaren zitten ze met dezelfde problemen. Gedeeltelijk zal dat waar zijn, maar zo lang zij voor de kerk-met-leertucht kiezen zitten ze in ieder geval op een ander spoor dan prof. Kuitert. En dé vraag voor onze kerken is: op welk spoor zitten wie als kerken eigenlijk ?
Het is m.i. bijzonder te waarderen dat Runia zonder rancune jegens Zuid-Afrika bereid is de hand in eigen boezem te steken en niet meedoet met die leden uit zijn kerk die min of meer souverein over deze beslissing van de Dopperkerk heenstappen. Overigens is het genomen besluit ook in ander opzicht betreurenswaardig. Het betekent n.l. dat de kerken in Zuid-Afrika toch hoe langer hoe meer in een isolementspositie komen, althans die kerken die het regeringsbeleid verdedigen of steunen. Het gaat niet aan om met stenen naar Zuid-Afrika te gooien. Het is wel zaak de ontwikkeling te volgen. Afrika is volop in beweging.'Dat laten de gebeurtenissen in Angola zien. De kerken van Europa behoeven zich niet te mengen in interne discussies, maar ze hebben wel de taak en de roeping vanuit het Evangelie dat ons spreekt van Hem Die scheidingmakende muren tussen de rassen afbreekt, met de broeders en - zusters in Zuid-Afrika te spreken. Het is jammer dat eenzijdige politieke stellingname dit gesprek dreigt te vertroebelen en hier en daar onmogelijk maakt. Zuid-Afrika is er niet mee gediend als wantrouwen tegen Nederland (vanwege banden met de Wereldraad) enerzijds en hoogmoed bij sommige Nederlandse kerkleiders en theologen (van waaruit we zo gemakkelijk de Zuid-Afrikaanse situatie beoordeelt en veroordeelt) anderzijds het gesprek en het contact vergiftigen.
Pastoraat in deze tijd
In het Herv. Weekblad van 19 februari schrijft ds. S. Kooistra over het huisbe zoek, dit naar aanleiding van een inleiding die hij hield op een ambtsdragerscursus in Leeuwarden. Na gewezen te hebben op de functie van het ouderlingenambt in de reformatorische kerken van calvijnse signatuur en de betekenis van het huisbezoek gaat de schrijver nader in op de vraag: Hoe doen wij huisbezoek? Het blijkt niet zo makkelijk ouderlingen te vinden die bereid zijn mee te doen in dit stuk werk. Velen zien er tegenop ? Kooistra wijst op de mogelijkheid om getweeën op pad te gaan, maar meent dat een huisbezoek van de predikant of ouderling alleen soms meer aanbeveling verdient.
Hij schrijft dan over de opzet en het karakter van het huisbezoek:
Hoe krijgen we nu een gesprek ? Allicht begint men met te informeren naar de stand van het al of niet kerkelijk meeleven van het gezin en naar eventuele moeilijkheden hiermee. In ieder geval moet men niet een preekje houden bij 't doen van huisbezoek. Men moet vooral leren luisteren en nog eens luisteren !!!!!! Ik denk ook aan wat prof. Van Ruler eens geschreven heeft in een van zijn vroegste artikelen 'De tweede sleutel is niet gelijk aan de eerste' over het doen van huisbezoek. Hij was toen nog predikant in de kleine dorpsgemeente Kubaard en schreef toen kennelijk mede op grond van eigen ervaring. Hij wijst er op in dit artikel, dat bij het huisbezoek niet de eerste sleutel der verkondiging moet gehanteerd worden maar het gaat bij het huisbezoek meer om de reactie op de verkondiging, de tweede sleutel van het opzicht over de gemeente.
Een vraag, waarmee menig predikant en ouderling zit, is de vraag, of ieder huisbezoek met korte schriftlezing en gebed moet worden afgesloten. Hier is grote pastorale wijsheid en feeling vereist. Het gebed mag in geen geval een automatisme worden. Als predikanten en ook als ouderlingen moeten we oppassen voor de routine. Wij mogen geen gebedsmachine worden. Het hangt af van de inhoud van het gesprek en van de situatie van het gezin, of het bezoek met schriftlezing en gebed beëindigd moet worden. Het heeft zin de vraag te stellen, of de bezochte zelf behoefte heeft aan het vragen om een zegen. Ik ben het niet eens met dr. Lindijer, als hij op pag. 86 schrijft, dat zelden het bezoek met gebed of bijbellezing moet worden afgesloten. Dan dreigt het gevaar dat men al te gemakkelijk van het gebed afziet en daardoor ook niet met de bezochte afdaalt in zijn geestelijke moeilijkheden. Maar het blijft een moeilijke vraag: In welk gezin of bij welk bezoek is het gebed gewenst of juist niet op zijn plaats ? Een onnodig gebed kan ijdel gebruik van de Naam des Heeren zijn. Maar tegenwoordig dreigt ook het gevaar, dat wij nooit meer bij een bezoek of vergadering bidden en daardoor de Naam verzwijgen. Maar ik zeg het ook Dr. Buskes na: Ik heb 100 keer spijt, dat ik bij een bezoek gebeden heb en ik heb 100 keer spijt, , dat ik het niet gedaan heb.
Bij niet-meelevende gezinnen moet men zich allerminst anders opstellen dan bij meelevende gezinnen. Soms krijgt men in een niet-meelevend gezin meer gesprek dan bij meelevende kerkgangers, omdat er nogal critiek op de Kerk en ook wel critiek op de Heere God wordt gespuid. Dan kan men iets terugzeggen. Men lette dan extra op zijn woorden en dringe nooit iets op. De liefde laat zich niet dwingen en het geloof ook niet. Het persoonlijk huisbezoek aan een gezin of één persoon blijft een tere zaak van zielszorg. In grote stadswijken kan men overwegen groothuisbezoek of groepspastoraat. Een gastgezin ontvangt dan een aantal gezinnen uit dezelfde straat. Allicht komt dan de gang van het kerkelijk leven ter plaatse of in het algemeen ter sprake. Er kan dan discussie ontstaan. Men lette er dan wel op, hoe men discusieert. Doen wij de mening van de ander wèl recht ? In dit opzicht geef ik het wijze woord van Dr. Lindijer op pag. 44 door: 'Pas als de ander zegt dat zijn mening juist is weergegeven, mag de een met de eigen mening naar voren komen. Zo blijkt of men werkelijk gehoord heeft wat de ander zei. Het is een geweldige oefening in luisteren'.
Ook kan men denken aan gericht huisbezoek bijv. aan hen, die de laatste jaren een kind lieten dopen, belijdenis deden of in de Kerk trouwde. Ook vergete men vooral niet het bezoek aan de nieuw-ingekomenen.
Het zijn geen nieuwe dingen die te berde gebracht worden, maar het kan geen kwaad wanneer men zich toch nog eens op deze dingen bezint. De situatie kan van gemeente tot gemeente verschillen, maar het blijkt toch dat ook vele dorpsgemeenten die b.v. 15 jaar geleden het probleem van de rand-kerkelijkheid nauwelijks kenden, nu daar volop mee te maken hebben. En vraagt voortdurende bezinning. Temeer, omdat regelmaltig huisbezoek naast prediking, catechese en vorming broodnodig is voor de opbouw van de gemeente. Het pastoraat, het weiden van de kudde, is een voluit bijbelse opdracht.
Actie Kerk voor Israël
Tot aan de maand mei loopt de actie Kerk voor Israël, die in mei 1975 van start is gegaan door. De actie heeft zoals bekend ruim ƒ 700.000, — opgebracht, maar het streefbedrag, nodig voor 't scholencomplex in de Negevwoestijn is nog niet bereikt. In het blad In de Waagschaal schrijft dr. K. H. E. Oppenheimer, die met drs. Gerssen en ds. Spijkerboer nauw betrokken is bij organisatie en opzet van de actie, een artikel over deze zaak. Hij wijst erop hoe alleen al de naam die deze actie , droeg 'Kerk voor Israël' iets nieuws is. Door de eeuwen heen heeft de kerk zich immers nogal eens contra Israël opgesteld. Nu zien we hoe men uiting wil geven aan verbondenheid met Israël. Als velen die van Israels God en zijn beloften niet weten willen Israël in de steek laten, heeft de Kerk voor Israël op te komen. Oppenheimer maakt verder de opmerking dat 400 gemeenten niet hebben meegedaan. Uiteraard geldt dat althans tot de datum waarop zijn artikel (febr. 1976) verscheen. Hoe de situatie sinds 7 febr. is, weten we niet. Maar het getal spreekt niettemin boekdelen. Is dit nalatigheid ? Opzet ? Principe ? Heeft men, ook als men niet collecteert, genoeg gedaan om de zaak onder de aandacht te brengen en althans een gironummer bekend te maken ? En dan de pers en de media !
Ik kom nu nog tot een verdrietige en betreurenswaardige zaak. Er gebeurde iets sensationeels: een volstrekt novum. Maar de pers en de massamedia schonken er nauwelijks aandacht aan. En dat, terwijl Kerk vóór Israël sensationeel nieuws was en pers en massamedia elk detail over Israël, ook het meest irrelevante, uitvoerig belichten. Natuurlijk hebben de kerkelijke bladen hun best gedaan. Maar het IKOR liet zijn geplande uitzending over de actie vervallen terwille van nieuws over Vietnam. Aan een verzoek om latere uitzending werd geen gehoor gegeven. Het ANP heeft erover, voorzover ik weet, gezwegen. Is het eigenlijk benaderd ? En met de nodige aandrang benaderd ? De NCRV liet Noortje Oostveen n.h. twee keer haar kritiek over de actie spuien. In de NRC (9-4; 75) heeft ds. N. van Gelder de IsraëlcoUecte van de Hervormde Kerk in een merkwaardig daglicht geplaatst: deze zou zich — zonder andere kerken er in te kennen — in een avontuur hebben gestort, waarmee de verzoening in het Midden-Oosten niet gediend zou zijn. Nu ja, iets van een avontuur had het, maar een goed avontuur. Een antwoord van een van de leidinggevende personen van onze kerk werd in NRC niet gepubliceerd. Toen Spijkerboer en ik dit hoorden, is na telefonisch overleg met een redacteur nog op de avond, voor dé 4 mei-collecte een ingezonden brief van ons in de NRC geplaatst, waarin wij een en ander rechtzetten: 'De Ned. Herv. Kerk heeft de andere kerken wel degelijk op de hoogte gesteld van haar plannen. Maar overleg over samenwerking, met de andere kerken zou veel tijd gevraagd hebben en bovendien zou het eindresultaat daarvan onzeker zijn geweest. In de mening, dat er snel en vastberaden gehandeld moest worden, heeft de Ned. Herv. Kerk dit plan opgevat In het spel van de grote en kleine machten is Israël de zwakste en meest bedreigde partij. Zolang het geen veilige en door lale buren erkende grenzen heeft, hangt er een inktzwarte donderwolk boven deze staat. Daarom is de 4de mei de beste datum voor de collecte. Verzoening is alleen mogelijk tussen volkeren, die leven en elkaar erkennen'.
In Trouw werd de actie aangekondigd (overigens zonder gironurnmer!), maar het resultaat later nauwelijks zichtbaar slechts in een paar regels vermeld (12-9-'75). Hervormd Nederland publiceerde enkele weken tevoren een kort onopvallend bericht en daarbij dreigde het te blijven. Toen ik in het voorlaatste nummer voor de actie geen nadere toeuchting, laat staan een oproep voor de actie vond, belde ik de hoofdredacteur B. van Duijn op. Deze erkende onmiddellijk de tekortkoming, maar zag wegens tijdgebrek geen kans meer voor een inter view of iets dergelijks. Ik vroeg hem, dan tenminste nog enkele relevante teksten uit de schrijvens aan predikanten en kerkeraden in het aanstaande nummer op te nemen. Hij haastte zich onmiddellijk naar de Carnegielaan en zo werd dankzij zijn bereidwilligheid nog in het laatste nummer voor de 4 Meicollecte in Hervormd Nederland melding gemaakt van de komende actie gironummer enz. Waarom wijk ik hier zo uit over schijnbaar onbelangrijke zaken ? Omdat ik meen, dat de Hervormde Kerk niet over de nodige kanalen beschikt naar pers en media en nog altijd te zeer buiten het publieke leven staat. De persbulletins van het Herv. Persbureau (Javastraat) — zij verschijnen regelmatig, maar worden zij ook gelezen door de niet-kerkelijke redacties ? — geven misschien te veel detailberichten. Multa, non multum. Zij geven niet aan, wat per se aandacht behoort te hebben in de pers. De stelling van een recente dissertatie (D. Lissenburg, Tilburg, NRC 8-9-75) luidt: 'De kerken moeten meer aandacht besteden aan hun public relations'. Bij de actie voor Israël is gebleken, dat een gewone publicatie in het persbulletin volstrekt onvoldoende is en dat men een actie via zorgvuldig onderhouden public relations moet begeleiden, niet alleen binnenkerkelijk, maar oook naar buiten. Juist buiten de kerk moet men weten, waar deze staat en waarvoor zij zich inzet. De publiciteit der kerk is een gewichtige, niet ernstig genoeg te nemen zaak. Het relevante moet gepubliceerd worden en gehoor krijgen, het onbelangrijke moet uit de pers en de publiciteit, ook uit onze kerkbladen, zoveel mogelijk verdwijnen. Het imago, de reputatie der kerk is in het geding, enorm belangrijk voor haar toekomst.
Afgezien van de laatste overwegingen over de reputatie der kerk (een wat vaag begrip) is het onthutsend te bemerken hoe laks publiciteitsmedia, van wie men toch sympathie zou mogen verwachten hiertegenover gestaan hebben.
Wij kunnen verstaan dat de organisatoren van de actie ons de vraag voorleggen. Maken we de actie af ? Kunnen we het gestelde doel (ƒ1.000.000) voor de school in Eshel Hanassi bereiken ? Een persoverzicht is geén collecte-aanbeveling. Maar de zaak: Kerk voor Israël moge ons ter harte gaan. Het is verblijdend dat ook onder ons de theologische plaats en betekenis van Israël meer aandacht krijgt en op allerlei manier doordacht wordt. Laat men dan ook de daad bij het woord voegen. Ik weet niet hoeveel van de 400 gemeenten tot de Herv. Geref. gemeenten behoren. Ik hoop, dat zo men nog niet gereageerd heeft, inen dit verzuim alsnog inhale.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1976
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's