De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

13 minuten leestijd

Leven en sterven met verwachting

Enkele weken geleden namen we in deze rubriek enkele artikelen over gewijd aan het vraagstuk van de euthanasie. In de huidige discussie wordt dit woord vrijwel steeds gebruikt in de zin van levensverkortend handelen. Nu las ik in het Hervormd Weekblad van 28 november een artikel van de hand van prof. dr. C. v. Leeuwen, waarin de vraag onder ogen gezien werd wat euthanasie in de zin van het 'goede sterven' betekent in bijbels licht. Prof. v. Leeuwen hanteert in dit artikel dus de oude betekenis van euthanasie die we ook in een geschrift van de zeventiende eeuwse theoloog Johannes Hoornbeek aantreffen. Dat geschrift heeft tot titel: 'Euthanasie oftewel - sterven'. Onder christenen heeft euthanasie dus lange tijd betekend: Godvrezend sterven. De vraag kan wel gesteld worden of in onze tijd, nu een zo geheel ander spraakgebruik is ingeburgerd, de term euthanasie, in die oude betekenis nog gehanteerd kan worden.

Intussen is de vraag als zodanig belangrijk genoeg: wat betekent in bijbels hcht leven en sterven met verwachting? Ik neem uit het artikel van Van Leeuwen het volgende over:

'Welnu, euthanasie, een goede dood, goed sterven kan in het licht van de Schrift niet anders zijn dan sterven in geloofsverbondenheid met de Here God. Waar het leven van de mens geleefd wordt volgens zijn bestemming, d.w.z. in een bijzondere relatie met God en zijn liefde, daar is ook plaats voor het geloof dat die relatie, die verbondenheid bij het sterven niet kan ophouden. In het Oude Testament getuigt de dichter van Psalm 73 : 23-26 reeds van die blijvende verbondenheid met de Here God in leven en sterven:

"Ik zal bestendig bij U zijn, Gij hebt mijn rechterhand gevat. Gij zult mij leiden door uw raad en daarna mij in heerlijkheid opnemen. Wie heb ik nevens U in de hemel? Nevens U begeer ik niets op aarde. Al zou mijn vlees en mijn hart bezwijken, de rots van mijn hart en mijn erfdeel is God voor eeuwig."

Het Nieuwe Testament getuigt van de verwachting die verankerd ligt in Jezus Christus, een verwachting die heenreikt over dood en graf. Dat geloofsuitzicht schenkt ook kracht in het lijden. Van Leeuwen wijst er voorts op hoe er in de huidige samenleving een merkwaardige tweeslachtigheid is ten opzichte van de dood. Enerzijds probeert men de confrontatie met de dood zoveel mogelijk uit de weg te gaan, anderzijds stelt men het voor alsof de dood iets is dat bij het leven behoort en wil men elke notie van hef oordeel aan de dood ontnemen. We citeren nogmaals Van Leeuwen:

'Zou de huidige drang naar het beëindigen van een al te smartelijk lijden (wie stelt daarvoor trouwens de grens vast?) door een dodelijke ingreep misschien te wijten kunnen zijn aan dat streven om vooral niet langer dan strikt noodzakelijk is met het stervensproces te worden geconfronteerd? Ook na het sterven en de begrafenis blijft het taboe van de dood trouwens voortduren. Van rouw en verdriet mogen ande­ren zo min mogelijk merken. Voor een echte rouwverwerking is nauwelijks ruimte met als gevolg dat in vele gevallen allerlei psychische problemen in een later stadium de kop opsteken. Hoe ver zijn we hier verwijderd van het sterven zoals ons dat in Genesis 49 van Jakob wordt verhaald. Bij Jakob geen spoor van verdringing van de gedachte aan de dood. Hij ziet de naderende dood welbewust onder ogen en spreekt er vrijmoedig over met zijn kinderen. Niet alleen maakt hij hun zijn wensen aangaande zijn begrafenis bekend (vs. 29 vv.), maar ook heeft hij voor elk van hen een persoonlijk woord van zegen of waarschuwing. En het meest indrukwekkend is de uitroep van vader Jakob in vs. 18, midden tussen de woorden voor zijn kinderen: "Op uw heil wacht ik, o HERE!"

Zo het tijdelijke leven te mogen verwisselen voor de eeuwigheid is de ware bijbelse euthanasie, het echte "goede sterven".

Ik ben mij bewust dat een sterfbed als dat van Jakob lang niet altijd mogelijk is. Het is niet aan iedereen gegeven tot het einde van het leven zo helder van verstand en bewustzijn te blijven dat hij of zij in het laatste stadium nog zulke woorden kan spreken. Maar juist die wetenschap dient ons te doen beseffen dat wij het met elkaar spreken over het levenseinde niet tot het allerlaatste moeten uitstellen. Ik ben mij ook bewust dat het niet altijd mogelijk is thuis met de stervende de weg naar het einde in de familiekring mee te beleven.

Pijn en benauwdheid kunnen zulke ernstige vormen aannemen dat verblijf in een ziekenhuis van belang wordt, omdat alleen daar soms de middelen en mogelijkheden aanwezig zijn die verlichting van het lichamelijke lijden kunnen verschaffen. Het bedenkelijke is echter dat wij het langzamerhand normaal zijn gaan vinden dat de stervende niet thuis in de eigen omgeving en de vertrouwde familiekring kan sterven. En juist een sterfbed in de eigen kring van een christelijk gezin kan zo'n grote zegen zijn, zowel voor de stervende als voor de familieleden om hem of haar heen. Uiteraard stelt de verpleging thuis zowel lichamelijk als geestelijk vaak bijzonder zware eisen aan de verplegende en begeleidende familieleden thuis - ondanks de meestal voortreffelijke hulp van de wijkverpleging - , maar juist in zulke omstandigheden mag een mens ook ervaren dat de Here God krachten geeft om een taak te volbrengen, die menselijkerwijs de krachten te boven lijkt te gaan.

En wat het belangrijkste is: juist in zo'n periode mag men beleven, welk een onschatbare zegen het is om in intense verbondenheid, samen dagelijks Gods Woord uit de Schrift horend en samen biddend, gedragen door de kracht van Gods liefde, door de fase van lijden en pijn soms heen, naar het levenseinde toe te leven. Er is, denk ik, weinig in de wereld, dat zo'n sterk gevoel van verbondenheid en zo'n kracht geeft als de juist dan met elkaar besefte afhankelijkheid van de Here God en zijn genade alleen. Dat geldt voor de nabestaanden, wier saamhorigheid en band ten opzichte van elkaar bijzonder versterkt wordt door het samen in geloof en liefde begeleiden van de gezamenlijke geliefde op zijn weg naar de dood. Het geldt echter met name ook voor de stervende zelf. Door het met elkaar van hart tot hart spreken over de laatste, de diepste en hoogste dingen van het menselijk bestaan en die in het gebed voor de Here God neer te leggen, mag voor de stervende christen de verbondenheid met de Here God, die in het leven geboren werd, worden verdiept en versterkt als voorbereiding op de verbondenheid met de God des levens voor eeuwig.'

Ik meen, dat we ten aanzien van de vraag: begeleiding van stervenden thuis of in het ziekenhuis, op moeten passen voor een of-of. Ik herinner me een discussie in een van de dagbladen enkele jaren geleden, waarin duidelijk naar voren kwam dat ziekenhuizen ten aanzien van intensieve verpleging en pijnbestrijding vaak een prae hebben boven de gezinssituatie, en waarin anderzijds het gevaar van het 'afschuifsysteem' als de huidige trend gesignaleerd werd. Het hangt toch wel heel sterk van de aard van het ziektegeval, de thuis-situatie en de omstandigheden af, waarvoor gekozen moet worden. Geen situatie is gelijk aan de ander. Wel blijkt uit dit alles hoe belangrijk het pastoraat in de hulpverlening en de ziekenhuiswereld is. Ook voor de verpleegkundigenopleiding ligt hier een belangrijk aandachtsveld. Verkuyl wees in een van zijn boeken op de situatie in Azië, waar het ziekenhuis vaak nog fungeert als een christelijke therapeutische gemeenschap. Men kan zich afvragen of dat in een land als Nederland, waar de veralgemenisering en de deconfessionalisering juist in deze sector toeneemt, nog haalbaar is. Of - en dat is de andere kant - zou er van een christelijke gemeenschap, waarin de verwachting zoals die door Van Leeuwen verwoord is, sterk leeft, niet een positieve uitwerking kunnen uitgaan op onze leefwereld? Een gemeente die enerzijds in solidariteit met de wereld weet van de nood, de pijn, de aanvechting in het aangezicht van lijden en dood, en die anderzij ds, levend vanuit het geloof in de opgestane Christus, in onze samenleving rekenschap geeft van de hoop, die in haar is.

Tenslotte: het is goed dat Van Leeuwen temidden van allerlei discussies over de euthanasie als levensverkortend handelen, in dit artikel ons wijst op de geloofsverwachting van de christelijk gemeente. Wij zijn er niet met een protest tegen allerlei samenlevingstendenzen, hoezeer dat protest in een geseculariseerde samenleving nodig kan zijn. Wat van meer belaiig is, is het getuigend leven vanuit het hart van het Evangelie, dat ook in de grenssituatie van de dood vensters opent naar de toekomst.

***

Laat doorgaan

Er is in verschillende bladen aandacht gegeven aan het jubileum van de IZB. Mij kwam onder ogen een artikel van ds. P. L. de Jong, lid van het Hervormd Evangelisatorisch Beraad in Woord en Dienst van 30 november. Uit dit artikel het volgende:

'Wat voor gezicht heeft de IZB? Zover ik de IZB ken: gereformeerd en piëtistisch. Wie kennis maakt met evangelisten, die door de IZB worden begeleid, een trainingsavond bezoekt of een bepaalde cursus volgt, en ook de moeite, neemt het blad Echo eens te lezen, merkt al vlug, dat deze organisatie gedragen wordt door een piëtistische hartstocht: het evangelie van Jezus Christus als reddende en bevrijdende boodschap doorgeven aan allen, die hiervan vervreemd of nooit aan toe gekomen zijn. Zulke mensen vind je in kerken doorgaans aan de rechterkant. Daar vindt de IZB ook de meeste ondersteuning. Haar volledige naam wijst ook in die richting: Inwendige Zendings Bond op gereformeerde grondslag. Dat geeft de IZB een eigen en herkenbaar gezicht. Men wil, bewust staande in de traditie van de gereformeerde theologie, intensief nadenken over de vragen van heil en apostolaat.

Het is duidelijk, dat de hoofdaccenten dan anders komen te liggen als bij bijvoorbeeld een instituut als Kerk en Wereld of het werk van het Hervormd Evangelisatorisch Beraad. Toch brengt dit de IZB niet tot een antithetische houding. Als ik het goed gevolgd heb, krijg ik de indruk, dat de IZB behoorlijk winst gedaan heeft met de vruchten van Kerk en Wereld door bijvoorbeeld veel meer dan vroeger het geval was oog te hebben voor het missionaire karakter van het gemeente-zijn en de vragen, die daardoor opgeroepen worden ten aanzien van cultuur en samenleving. Tegelijk wil de IZB bewust aanvullen, wat bij een instituut als Kerk en Wereld nogal eens blijft liggen, om welke reden dan ook: het direct doorgeven van de heilsboodschap in Jezus Christus.

Laat doorgaan

In dit appèl, waarmee de IZB zich deze maand tot.ons wendt, hoor ik iets van de hartstocht die ik zoeven noemde. Niet de IZB zelf behoeft persé door te gaan, maar de verkondiging van het evangelie. Gemeenten en kerkeraden moeten meer dan ooit hun missionaire roeping gaan verstaan en daarvoor toegerust worden. Daarachter zit de overtuiging, dat mensen pas werkelijk geholpen zijn, als zij Jezus Christus leren kennen en Zijn kruis en opstanding bepalend worden voor hun leven.

Op de buitenstaanders komt dit mogelijk wat krampachtig over. Men denkt aan allerlei dikke woorden, waar men niet direct wat mee weet aan te vangen. Gedachten aan een "eng sfeertje" komen mogelijk boven. Wat dat betreft kan ik u gerust stellen. Althans, mijn ervaring is bepaald niet zo. In de kringen van de IZB ontmoet je weinig doodernstige gezichten alsof de redding van de wereld van hen afhangt. Je ziet er weinig zwarte pakken. Wel veel opgewekte, geëngageerde mensen. Ook veel jonge mensen. Een stukje bewogenheid en gedrevenheid is hen eigen. Op de Windroosconferenties houd ik nog al eens een bijbelstudie. De vele jongeren, die ik daar tegen kom, geven mij elke keer weer moed voor de kerk in onze tijd. Niks geen enge sfeertjes. In de IZB weet men te goed, dat de Here God niemand forceert met dikke woorden , dat de Geest echter vele pijlen op Zijn boog heeft. Men realiseert zich meer en meer, dat er vele voetangels en klemmen Hggen, als je geloofwaardig over God wil spreken met mensen, die nauwelijks meer een religieus referentiekader hebben en dat het geen kleine opgave is, jongeren en ouderen voor dit gesprek toe te rusten. Gaan wij dit gesprek niet vaak uit de weg? Naar mijn besef is het veel eenvoudiger deze mensen te benaderen vanuit een sterke betrokkenheid bij hun maatschappelijke omstandigheden dan met hen te spreken over God, de Vader van Jezus Christus. Daar ligt in onze kerk een groot gat, waar velen van ons geneigd zijn angstvallig om heen te lopen, uit eerlijke verlegenheid soms, ook wel uit angst voor EO-achtig uitgekreten te worden. De minzaamheid, waarmee in brede kringen van onze kerk wordt neergezien op alles, wat naar de EO riekt, is daarvan een symptoom.

Ook als dominee, zo heb ik wel gemerkt, is het niet moeilijk met vele kerkdijken en onkerkelijken om te gaan, zonder ooit aan dit gesprek toe te komen. Daar heb je tenslotte je commissies voor: bezoekgroepen, nieuwingekomenenbezoek, HVD, evangelisatie- of contactcommissies. Als je niet oplet, kom je als dominee voor je VUT nooit een ongelovige tegen. De IZB herinnert ons aan de blijvende opdracht, ondanks vele vragen en verlegenheden, het evangelie door te geven en hier geen leemte te laten vallen. En zij wil graag, dat dat doorgaat.'

In het slot van zijn artikel wijst De Jong er op hoe de IZB dienstverlenend orgaan wil zijn voor heel de kerk.

'Ik herinner mij, dat in mijn studententijd op een conferentie op Hydepark, dr. Albert van den Heuvel eens zei: "Ik zou graag willen, dat de mensen uit die B-kringen de schat, die zij zo hoog achten, eens echt vruchtbaar maakten voor heel de kerk!" Veel IZB-mensen zullen zich daarin herkennen.

Het is dan ook begrijpelijk, dat de IZB de synode gevraagd heeft om erkenning van haar werk. Concreet: net als de GZB bijvoorbeeld een plaats in de kerkorde en verantwoording afleggen op de synode. Besprekingen daarover verlopen tot nu toe nog wat moeizaam. Daar zijn ook wel redenen voor. Krijgt de IZB, die een vereniging vormt, haar achterban mee op dit kerkelijke spoor? En ook: is het midden van onze kerk werkelijk zo pluriform, dat zij de IZB wil opnemen in het geheel en met haar inzichten winst doen? Willen we echt "groeien aan elkaar"? Het zou jammer zijn, als wij de beweging, die zich hier voor doet en die de fronten van de modaliteiten doorbreekt, rechts zouden laten liggen. Ook wat dat betreft: Laat door gaan, wie achter is, mag voor gaan!'

Ik neem aan dat ds. De Jong dit artikel op persoonlijke titel geschreven heeft; duidelijk is dat het geschreven is vanuit een grote affiniteit en verbondenheid met het werk van de IZB. Het zou van betekenis zijn, als de wijze waarop het werk van de IZB in dit orgaan voor het hervormde gemeenteleven gepresenteerd is, in het geheel van de contacten tussen de IZB en de kerkelijke organen betrokken zou kunnen worden. Ten dienste van de gemeente van Hem Die ons roept tot de missionaire dienst in woord en daad.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 december 1985

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's