De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd

De organisatie onzer Ned. Herv. Kerk.

I.

Dr. J. R. Callenbach, pred. te Rotterdam en voorzitter van het Classlcaal Bestuur schreef onlangs in de Rott. Kerkbode over de inrichting van onze Ned. Herv. Kerk een paar artikelen. Wij meenen dat het z'n nut kan hebben als ook in de kolommen van ons blad deze artikelen worden opgenomen. Voor deze of gene zal het wellicht aangenaam zijn om op deze wijze van onze kerkelijke huishouding iets te horen.

Dr. Callenbach begint dan met te schrijven over den

Kerkeraad.

De Kerkeraad bestaat uit predikanten, ouderlingen en diakenen. Er zijn in iedere Kerkeraad ten minste tweemaal zooveel ouderlingen en tweemaal zooveel diakenen als predikanten. Ouderlingen en diakenen kunnen op tweeërlei wijze benoemd worden. Ie. De Kerkeraad kan, bij vacature, zichzelf aanvullen ; 2e. Een Kiescollege, gevormd door de leden van den Kerkeraad en tweemaal zooveel personen als in den Kerkeraad zitting hebben, kiest nieuwe kerkeraadsleden. Zij, die in het Kiescollege zitting hebben, zonder leden van den Kerkeraad te zijn, heeten gemachtigden. Deze gemachtigden worden, telkens voor vier jaar, door de stemgerechtigden gekozen ; ieder jaar treedt een vierde af.

Het Kiescollege wijst ook de predikanten aan, die door den Kerkeraad moeten beroepen worden.

Om de tien jaar beslissen stemgerechtigden, aan welke wijze van verkiezing zij de voorkeur geven.

Nieuwbenoemde kerkeraadsleden en beroepen predikanten worden aan de Gemeente voorgesteld. Leden der Gemeente kunnen tegen de benoemden of beroepenen bezwaren inbrengen.

In enkele Gemeenten, niet in Rotterdam, bestaan nog collatierechten, of recht van agreatie. Deze rechten dateeren uit den tijd, toen heeren en vorsten door schenkingen kerken stichtten en zich het recht voorbehielden een geestelijke te benoemen, of althans invloed op diens benoeming uit te oefenen. Deze rechten vallen dan ook samen met heerlijkheidsrechten, of met het bezit van zekere landgoederen. De Koning,  die voorheen collatierecht bezat in Gemeenten, gelegen op 's lands domeingoederen, heeft van dat recht in 1861 afstand gedaan. Verschillende heeren zijn hem daarin gevolgd. Toch bestaat nog in onderscheidene Gemeenten het recht van collatie, d. w. z. het recht, waarbij de bezitter van zekere heerlijkheidsrechten óf den predikant aanwijst (unieke collatie), óf den Kerkeraad een aan tal predikanten voorlegt, waaruit deze een keus mag doen, of van den Kerkeraad een tweetal ontvangt, waaruit hij te kiezen heeft

Het recht van agreatie laat aan den Kerkeraad de keuze, maar verlangt, dat de agreator zijn toestemming tot het uitbrengen van het beroep verleene. En als deze nu eens noch toestemt, noch afwijst ? Dan wordt hem een termijn gesteld, binnen welken hij te beslissen heeft. Blijft hij in verzuim, zoo gaat het beroep zonder hem door.

Wij zijn er dankbaar voor, dat wij met deze dingen in Rotterdam niets te maken hebben, en ook hiervoor, dat dergelijke rechten niet meer kunnen worden gegeven en dat onderscheidene rechthebbers van hunne rechten hebben afstand gedaan.

Wij keeren terug tot den Kerkeraad.

De Kerkeraad vertegenwoordigt en bestuurt de Gemeente. In Gemeenten met drie of meer predikanten wordt de Kerkeraad onderscheiden in Algemeenen en Bijzonderen Kerkeraad.

Aan den Algemeenen Kerkeraad is opgedragen alles, wat betrekking heeft op beroeping en ontslag van predikanten, en op de verkiezing. Voorts alles, wat in betrekking staat tot het toezicht op de armverzorging. (De armverzorging zelve is een zaak van diakenen.)Ook zórgt hij voor enkele, met name genoemde geldelijke quaesties.

De Bijzondere Kerkeraad heeft te waken voor de geestelijke belangen der Gemeente. Alles wat betrekking heeft op Doop, Avondmaal, godsdienstoefeningen, godsdienstonderwijs, toezicht op ibelijdenis, kerkelijke tucht is aan hem opgedragen. Hij vaardigt leden af naar de Classicale Vergadering en houdt toezicht op het diaconiebeheer.

Hoewel de grenslijnen tusschen Algeméenen en Bijzonderen Kerkeraad duidelijk zijn getrokken, geeft deze scheiding in tal van Gemeenten keer op keer aanleiding tot verwarring. Daar wordt in den Algeméenen Kerkeraad Iets ter sprake gebracht, dat thuisbehoort in den Bijzonderen. Leden van den Bijzonderen Kerkeraad komen daartegen op ; dikwerf vinden leden van den Algeméenen Kerkeraad dit onvriendelijk, onwelwillend ; het geldt zulk een gewichtig gemeentebelang, zij hebben er ook hun weigevestigde meening over, waarom zou men die niet eens uitspreken ? 't Komt ook wel eens voor, dat iemand voor zijn voorstellen meer sympathie verwacht bij den Algeméenen, dan bij den Bijzonderen Kerkeraad. 't Is dan zoo menschelijk, dat hij ze bij het eerste college zoekt aanhangig te maken en dengene, die aanwijst, dat zij daar niet kunnen behandeld worden, houdt voor een vitter, een mensch, die het zaken doen tegenhoudt. Daar komt nog bij, dat in Gemeenten waar een Kiescollege is, strikt genomen aan den Algemeenen Kerkeraad niet veel gewichtigs is opgedragen. Vroeger formeerde hij grostallen, zestallen, drietallen, beriep ; thans doen dit officieus de kiesvereenigingen en officiëel het Kiescollege. Onder diakenen, door wie in de Gemeente een gewichtig en tijdrovend werk wordt verricht, zijn er die, als van allerlei belangrijke zaken gezegd wordt : deze raken den Bijzonderen Kerkeraad, waarin gij geen zitting hebt, zich achteruitgezet gevoelen. Zoo kunnen botsingen ontstaan en onverkwikkelijke vergaderingen, 'k Herinner mij, dat dr. Bronsveld in zijn herinneringen uit Utrecht daarover klaagt.

Tegen dit alles is wel een geneesmiddel. Dit, dat ieder lid van den Kerkeraad zich telkens voor oogen stelt, dat hij wettig door de Gemeente en mitsdien door God-zelf geroepen is, tot zijn ambt, en dus niet tot een ander ambt ; dat hij van dit andere ambt niet heeft te dragen de verantwoordelijkheid, 't Is dezelfde Gemeente, die ouderlingen en predikanten en diakenen verkoos ; die tot den een zeide : gij zult zitten in den Algemeenen en gij in den Bijzonderen Kerkeraad ; door u wil ik deze zaken en door u die behartigd zien. ^) Wie daaraan denkt voelt zich niet achteruitgezet en verstaat ook, dat de leden van den Algeméenen Kerkeraad, die niet in den Bijzonderen zitting hebben, dat (broeders diakenen een afzonderlijk college vormen, welks beteekenis niet ligt in de werkzaamheden van den Kerkeraad, maar in het werk der armverzorging. Oudtijds werden de ouderlingen gewoonlijk gekozen uit de diakenen. Die gewoonte kwam, vooral in de groote steden, in onbruik, zoowel door de inzetting der Kiescolleges, als, hierdoor, dat diakenen hun werk liefkregen, gingen beseffen dat men daar moest inleven om het goed te verrichten, en daarom niet gaarne het diakenschap inruilden voor 't ouderlingschap. Toch zou er alles voor te zeggen zijn, om Iemand, die als diaken blijk gaf bijzondere gaven te hebben voor het ouderllngschap, in dat ambt te kiezen. Men versta mij wel : ik zeg niet, dat men iemand, die een slecht diaken is, ouderling moet maken — een slecht diaken wordt nooit een goed ouderling —, maar dat broeders diakenen de zelfverloochening moeten hebben, om op voortreffelijken uit hun midden de aandacht te vestigen, waar het geldt eene verkiezing van ouderlingen.

De behartiging van de geestelijke belangen der plaatselijke Gemeenten zijn dus toe vertrouwd aan den Bijzonderen Kerkeraad ; wat niet wegneemt, dat de Algemeene Kerkeraad de geestelijke behoeften der armen heeft te behartigen. De kerkelijke armenzorg mag niet ontaarden in bedeeling. Opvoeding en hulpverieëning aan verwaarloosden moet een ruime plaats hebben in haar arbeid.


1. „De Kerkeraad vertegenwoordigt de gemeente ; en wel de Algemeene of ook de Bijzondere Kerkeraad, naarmate de zaken, die te behandelen zijn, tot den eenen of tot den anderen behooren", zoo luidt Artikel 19 Algemeen Reglement. De Gemeente wordt nu eens vertegenwoordigd door den Algemeenen, dan weer door den Bijzonderen Kerkeraad. Als de Bijzondere Kerkeraad handelt over zaken, aan den Algemeenen opgedragen, is hij niet vertegenwoordiger van de Gemeente en als de Algemeene zaken bespreekt, opgedragen aan den Bijzonderen Kerkeraad, is hij niet vertegenwoordiger der Gemeente. Men moet het spoor wel bijster raken als men de verhouding van Algemeenen en Bijzonderen Kerkeraad gelijk stelt met die van bijv. Kerkeraad en Gemeenteraad. In het eerste geval heeft men te doen met een verhouding van de vertegenwoordiging der Kerk tot de vertegenwoordiging der Kerk ; in het andere met de verhouding van het lichaam dat de Kerk vertegenwoordigt tot een ander college. De vertegenwoordigers der Kerk kunnen aan de vertegenwoordigers der burgerlijke Gemeente vragen dit of dat te doen, maar men voelt aanstonds het verschil, wanneer men zou zeggen : de vertegenwoordigers der Kerk vragen iets aan de vertegenwoordigers der Kerk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's