UW WIL GESCHIEDE
Enige notities bij de derde bede van het Onze Vader.
Gods wil in de volkerenwereld.
Het is tegenwoordig gewoonte zo al niet Gods wil geheel te beperken tot de aardse verhoudingen, dan toch de nadruk te leggen op zijn wil ten aanzien van de aarde: Vietnam, ontwikkelingshulp, rassendiscriminatie enz. Ongetwijfeld is één van de dingen die God wil, dat de mens niet moordt, maar in liefde met zijn medemensen het voedsel deelt. Toch is er iets vermoeiends in het steeds herhalen van deze onderwerpen, iets onwaarachtigs ook. De Heidelbergse Catechismus omschrijft de bede „Uw wil geschiede" met de woorden: dat wij en alle mensen uw wil gehoorzaam zijn.
Men kan op de plicht van alle mensen zó de nadruk leggen, dat er van het wij weinig overschiet. Men kan het wij zó in verband brengen met de hele wereld, dat er van een concreet gebod niet veel overblijft. Men kan ook met een voorgewende wijsheid over wereldwijde problemen spreken, terwijl men niet in staat is de consequentie en doeltreffendheid van bepaalde maatregelen te overzien.
De drie gesignaleerde mogelijkheden zijn fouten die men dagelijks kan constateren in het getuigenis van de vele kerken. Deze kenmerken zich door een overdreven bemoeizucht met sociale, economische, politieke en militaire vragen. Is dit misschien een reactie op vroegere lauwheid in de kerk ten aanzien van deze kwesties? Dat is mogelijk, maar het biedt geen verontschuldiging voor de bedillerij van heden. Of is het misschien een gevolg van de toegenomen kennis aangaande de situatie in de wereld door middel van de moderne communicatiemiddelen? Als dit het geval is, zou daaruit blijken dat wij nog zo onrijp zijn dat we de verworven kennis niet goed kunnen gebruiken. In elk geval is de mens geneigd zichzelf te vergeten als het over Gods wil gaat en God te vergeten als het over onze activiteit gaat.
Gods wil in ons dagelijks leven.
De Heidelbergse Catechismus spreekt bij de behandeling van de derde bede uit het Onze Vader terecht over het uitoefenen van ons ambt en beroep. In de Latijnse uitgave staat, dat „wij ons ambt en beroep zo gewillig en getrouw mogelijk mogen bedienen". De Nederlandse uitgave leest dat een iegelijk Zo ook de oorspronkelijke Duitse tekst. Tussen beide lezingen bestaat een accentverschil.
Juist in onze tijd moet het wij alle nadruk hebben. Nu op algemene, voor alle mensen geldende, eisen zo eenzijdig de nadruk wordt gelegd, is het nodig het persoonlijke te beklemtonen. Wij moeten ons niet vertillen aan wereldproblemen maar beginnen bij ons ambt en beroep. Dat „ambt" moet men breed opvatten: bet ambt van man en vrouw in het huwelijk, van vader en moeder in het gezin, van kinderen tegenover de ouders, van onderdanen jegens de overheid en van de overheid jegens de onderdanen; ook de openbare ambten in kerk en staat behoren hierbij. Het beroep omvat de dagelijkse arbeid; die moeten wij niet met tegenzin en al zuchtend volbrengen, maar gewillig en zo goed mogelijk. Hiervoor is een eerste vereiste dat wij voor onze arbeid een beroep overeenkomstig onze aanleg uitoefenen. De bureaus voor beroepskeuze zijn voor velen een waardevol middel om zo'n beroep te vinden.
Helpen veraf en dichtbij.
Het is vrij gemakkelijk te protesteren tegen de oorlog in Vietnam. Moeilijker is het voor de protesterenden zich correct te gedragen tegenover de politie van het eigen vaderland. Er ontbreekt iets aan de schijnbaar nobele verontwaardiging van de protesterende menigte. Het is gemakkelijker te protesteren tegen te geringe hulpverlening aan ontwikkelingslanden dan om de handen uit te steken voor een zieke buurvrouw, of een eenzaam acherblijvende oude man. Onze verontwaardiging blijkt niet zo puur te zijn, als de reclame die we ervoor maken, suggereert-. Misschien schreeuwen we zo hard over wantoestanden, waaraan we niet licht iets kunnen veranderen, om ons gebrek aan inspanning te camoufleren jegens wantoestanden die door ons ingrijpen wèl konden worden verbeterd.
Wij moeten deze fout niet alleen buiten eigen kring en kerk zoeken: In de kerk heeft b.v. de uitwendige zending altijd meer de aandacht getrokken dan de inwendige zending. Alle mensen, ook wij, staan schuldig.
De wil van de mens is niet goed.
Hierbij komt nog, dat men, als men zich 'druk maakt over wereldproblemen, bij zichzelf en anderen de indruk kan wekken rechtschapen te zijn. Van de veroordeling van de mens, zoals de Schrift die kent (er is niemand die goed doet), dringt dan weinig meer tot ons door. Dit verklaart waarom zij die zich in sterke bewoordingen uitlaten over wereldomvattende vraagstukken, vaak een arrogante houding aannemen, alsof zij alleen de echte menselijkheid bezitten en beoefenen. Zij die meer genuanceerd het probleem van oorlog en vrede benaderen, of de hulp aan ontwikkelingslanden bezien binnen het raam van de structuur van de gehele wereldpolitiek en economie, schijnen minder goede christenen te zijn. Zo wijken ook de vooruitstrevende vredesapostelen af van de eis Gods. Zij koesteren met hun woorden de veraf wonenden, die vaak in onkunde de armoede van hun land onvoldoende bestrijden, maar veroordelen scherp en vaak onbarmhartig hun eigen stamverwanten die een bezonken oordeel over de stand van zaken bezitten. Zulk een bezonken oordeel ontbreekt vaak aan de organisatoren van protestmarsen en dergelijke evenementen.
Dit alles betekent niet dat wij niet actief moeten zijn met betrekking tot de vraagstukken van b.v. ontwikkelingshulp. Het betekent alleen dat wie bij de inspanning voor dit alles zijn eigen schuld en zonde vergeet, zijn ongerechtigheid en tijdgebondenheid, zijn wereldse en materialistische levenshouding, niet de persoon is, die de wereld vooruit kan helpen.
Liever ijver dan wanorde.
Wij moeten voor Gods wil onze eigen wil verzaken. Omdat de wil van de zondaar met in overeenstemming is met Gods wil, moet de mens zichzelf verloochenen. Dit geldt evengoed van hen, die pacifist zijn en te Hoop lopen voor ontwikkelingshulp. Uit de wijze waarop acties voor prijzenswaardige zaken worden gevoerd, blijkt dikwijls hoe noodzakelijk voor de organisatoren het verzaken van eigen wil zou zijn. Wie ongevoelig is voor de noden van Vietnam heeft bekering nodig, maar wie liefdeloos zijn ogen sluit voor de zorgen van Amerika heeft aan bekering niet minder behoefte. Wie oproept tot medelijden met de armen en hongerenden in de wereld bewijst pas, dat zijn hart recht is voor God, wanneer hij zich èn voor eigen omgeving èn voor de verte opofferingen getroost. Opofferingen die nut hebben. Geen ordeverstoringen, maar offers van financiële aard of offers aan tijd en werkkracht door b.v. als jonge mensen naar de ontwikkelingslanden te gaan en daar te arbeiden. Vele jongeren zouden de zaak van deze landen op betere wijze kunnen dienen dan door aan rumoerige betogingen deel te nemen. Laten zij zich liever ijverig bekwamen in hun ambt of beroep, zodat zij na voltooide opleiding hun krachten daadwerkelijk aan de mensen in minder ontwikkelde gebieden kunnen wijden. Dat is minder heldhaftig en opvallend, maar verraadt een dieper inzicht in de problemen. Daarvoor hebben, generaliserend gesproken, de jongeren te weinig oog, ook vele christelijke jongeren.
Hooghartigheid.
Deze voorbeelden wilden tonen hoe gemakkelijk de mens zich zelf vergeet, als hij over Gods wil spreekt. De mens heeft immer — dat is zijn grote zonde — de neiging zichzelf te overschatten, zich beter te achten dan hij is. Wij houden aan anderen christelijke eisen voor met een air, alsof wijzelf Gods wil doen. Deze hooghartigheid, die aan vele z.g. progressieve acties eigen is, is een gruwel voor God. Hij kent de mens in zijn diepste motieven. Hij weet op welke wijze wij ons ambt en beroep (denk aan huis, school, arbeid, overheid en kerk} uitoefenen. Hoe belachelijk moet Hij ons vinden in onze emotionele, voorgewende onbaatzuchtigheid: goddeloos zelfs.
Zelfveroordeling.
Slechts wie in eigen leven — in de eenvoudige dagelijkse verhoudingen — zijn zondigheid heeft ontdekt, kwam tot zelfveroordeling. Deze is heel wat moeilijker te leren dan veroordeling van politici, van de regering en zelfs van medechristenen. De Schrift wijst ons steeds naar de zelfveroordeling, die tot de ware bekering behoort.
Paidus weet van de mogelijkheid om veel goeds tot stand te brengen (zijn goederen uitdelen, zijn lichaam laten verbranden) zonder dat het hem van nut zou zijn. Dit kan ook het geval zijn met de mens die veel overheeft voor de verbreiding van het evangelie, doch de liefde mist. In de opgewondenheid van de betogingen tegen Amerika en voor grotere ontwikkelingshulp mist men vaak pijnlijk de liefde voor hen wiens gebreken men zo hartstochtelijk laakt.
Die de wil van de Vader deed.
Slechts wie zichzelf veroordeelt, heeft oog voor Christus, de Verlosser, die de wil van de Vader volkomen heeft volbracht. Doordat deze veroordeling doorgaans ontbreekt, wordt ook de echt christelijke visie op de zaken gemist. Hij heeft zidh naar Gods wil gedragen, zelfs toen het Hem vlees en bloed kostte in Gethsemané. Hij is de Redder van mensen, die altijd — tot in hun protestacties tegen zelfzucht toe — zelfzuchtig zijn. Hij breekt in zijn gelovigen de kracht der zonden door zijn Heilige Geest. Hij maakt hen echter nooit tot revolutionairen in de alledaagse zin van het woord. „Jezus was ook een rebel", heeft de Amerikaanse negerleider Carmichael te Oslo betoogd. Zijn onjuiste uitspraak prijkt met vette letters op de voorpagina van Trouw (1 dec. '67) Voor welke idealen heeft men de Christus al niet te hulp geroepen? Jezus' Rijk was niet van deze wereld, naar Hij tot verwondering van Pilatus sprak. Als de hedendaagse „progressieve christen" er eens goed over nadacht, zou hij er zich wellicht ook over verwonderen.
De besten van de Hervormden protesteerden in de zestiende eeuw niet door aan de beeldenstorm mee te doen, maar door de zuivere prediking van het evangelie te bevorderen. Sommige beeldenstormers waren niet eens protestant, velen slechts platvloerse vandalen.
De gelovige leert in eigen omgeving Gods wil te doen, met veel gebreken nog, ja zeker, maar toch: Gods wil te doen. Hij zal bereid zijn offers te brengen voor mensen in nood, omdat hijzelf als een zondaar uit de nood is gered door Gods oneindige barmhartigheid om het offer van Christus.
Eenzijdige opvatting van Gods wil.
De mens is niet alleen geneigd zichzelf en zijn zondigheid te vergeten, hij vergeet ook gemakkelijk dat het niet gaat om de verwezenlijking van zijn eigen idealen, doch om Gods wil. „Natuurlijk is het Gods wil dat er vrede en gerechtigheid op de aarde heerst. Als wij streven naar vrede en gerechtigheid werken we eraan mee, dat Gods wil geschiedt". Zo luidt heden ten dage de verkondiging in vele kerken. Dit meet men breed uit en het lijkt voor vele kerkgangers tenslotte de definitieve waarheid. Is dit dan niet zo?
Culturele ontwikkeling in plaats van het Evangelie?
Het is merkwaardig, dat er van vrede onder de volken en een evenredig verdeelde welvaart niets in het Nieuwe Testament staat. Toch was in die tijd het sociale vraagstuk (b.v. slavenopstanden) niet onbekend, noch het probleem van oorlog en vrede. Hiermede wil niet gezegd zijn, dat God niet de vrede en de gerechtigheid wil, zoals wij die heden verstaan. Maar de bijbel leert ons als het voornaamste waarvan God gezegd heeft dat Hij het wil: dat alle mensen tot kennis van de waarheid komen! Hij wil niet dat mensen verloren gaan doordat zij onkundig bleven van Christus. De wil van God ten aanzien van de wereld richt zich eerder op de behoudenis van de mensen door het geloof in Christus dan op hun welvaart en economische en culturele ontwikkeling.
Gods wil voor de wereld.
Voor de verbreiding van het evangelie spannen we ons heden veel te weinig in. In het maatschappelijk werk van de kerken, in wat men tegenwoordig het apostolaat noemt en in het zendingswerk treedt al meer de lichamelijke verzorging en verstandelijke ontwikkeling van de benaderde mensen op de voorgrond ten koste van de geestdriftige verkondiging van het evangelie. Nu is het waar, dat het natuurlijke eerst komt en daarna het geestelijke, maar wie het geestelijke niet als het voornaamste ziet, volbrengt de wil van God niet.
Gods wil voor de kerken.
Iets dergelijks zou van het streven naar oecumenische eenheid gezegd kunnen worden. De eenheid van alle christenen is Gods wil. Het najagen echter van dit doel zonder als norm te stellen de belijdenis dat Jezus is de Christus, in onderwerping aan de Schrift, is het verzamelen van gelovigen en ongelovigen in de kerk van Christus — en dat is niet Gods wil!
In, niet van de wereld.
Onze idealen worden door tijdgebonden inzichten beperkt, Gods wil is alleen heilig en goed. Deze waarheid vraagt bekering van ons, onderwerping aan God, waaruit de hoogste activiteit voortvloeit. Dit is de wil van God, dat wij geloven in Hem die Hij heeft gezonden. Dit geloof moet ons gehele leven beheersen, zodat het waarlijk christelijk wordt. In ieder christelijk leven nu is iets te zien van afzondering van de wereld, omdat er iets in te zien is van het verzaken van eigen wil. Ieder christelijk leven kenmerkt zich ook door het uitgaan tot de wereld en te getuigen van Christus. Haten zullen wij de zonde van de wereldse mensen, liefhebben de mens zelf met zijn door de zonde verwekte nood. Wie getuigend uitgaat tot de wereld, zonder haar zonde te vermijden, gaat in de wereld onder zonder Gods wil te hebben gedaan. Wie de wereld mijdt zonder tot haar van zijn Heiland te getuigen, sluit zich van de wereld af zonder Gods wil te hebben gedaan. Onze bede klimme op, dat wij zó Gods wil mogen doen: getuigend doch niet besmet, afgezonderd doch zich niet afsluitend.
Het fundament van het christelijke getuigenis.
Wie de wil van God doet, zichzelf veroordelend, in de Gezondene van de Vader gelovend, behoeft niet te twijfelen of God hem gunstig gezind is en zalig wil maken. Die heeft iets om van te getuigen in de wereld. Alle vragen zijn voor hem niet opgelost, ook niet wat betreft zijn eigen geloof, maar hij bezit een leven, waarvan hij met vreugde getuigt tegenover de wereld. Zijn oproep tot de dienst van God wekt de vijandschap en tegenstand van de ongelovige op. Toch moet de christen blijven getuigen: daarvoor heeft hij zelfverloochening nodig. Het kruis moet achter Christus gedragen worden en wel, zoals het oude doopsformulier zegt, vrolijk!
Gods wil in de hemel.
In de hemel wordt dóór engelen en zaligen Gods wil zó volbracht, dat het de gelovigen op aarde tot een voorbeeld dient. Alle aandacht is er geconcentreerd op God. We weten weinig van de hemel: de Bijbel schrijft er zeer sober over. Wat we wel weten is, dat daar geen wanklank wordt gehoord, omdat alle hemelbewoners instemmen met Gods wil. Dat is het wezenlijke van de zaligheid. Welnu, zó moet ook Gods wil op aarde volbracht worden. Eerst in zijn gemeente. Zij heeft de wet verstaan. Het eerste en grote gebod eist: God liefhebben met onze gehele persoonlijkheid. Gods wil moet echter door alle mensen worden geëerbiedigd. Niet de goden van hout en steen, niet de goden die gedachtenspinsels van mensen zijn mogen worden vereerd, maar de wil van Hem, die de hemel en de aarde heeft gemaakt, moet geschieden. Daarom heeft de christelijke kerk de taak zending te drijven in opdracht van haar Heiland.
De nood van de wereld.
De nood van de wereld bestaat hierin dat zij God niet kent. De nood van ons hier in het Westen is daarin gelegen, dat wij materiële nood ernstiger vinden dan geestelijke. Wij zijn begaan met de blinden, maar beseffen te weinig hoe vreselijk geestelijke blindheid voor God en zijn dienst is. Wij zijn begaan met hongerigen, maar beseffen te weinig boe vreselijk het is, wanneer de mens het Brood des Levens niet kent. Wij zijn begaan met de oorlogsslachtoffers in Vietnam, maar beseffen te weinig hoe vreselijk het is, dat de mens God als een vijand bestrijdt.
Wie door de werking van de Heilige Geest God echt heeft liefgekregen, begeert zijn wil te volbrengen. Hij zal ijverig zijn in de dienst des Heren. Moge dit van ons allen gezegd kunnen worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's