De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Hoofdmomenten van het lied in de christelijke gemeente in Nederland (5)

Bekijk het origineel

Hoofdmomenten van het lied in de christelijke gemeente in Nederland (5)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Lezing gehouden op de studie-ontmoetingsdag op dinsdag 3 mei 1994 in De Schakel te Nijkerk)

HET DERDE HOOFMOMENT: DE BERIJMING VAN 1967

Ongeveer 200 jaar na die van Datheen werd de tweede officieel door de kerk aanvaarde psalmberijming ingevoerd, de Staatberijming van 1773, die we thans de Oude Berijming noemen. En weer zo'n 200 jaar later verscheen de derde door onze kerk officieel aanvaarde psalmberijming, de Nieuwe Berijming.
Daar is – hoe kan het ook anders – heel wat aan voorafgegaan. Ik kan hier slechts enkele hoofdzaken aanstippen. Rond 1940 werden zowel in de Nederlandse Hervormde Kerk als in de Gereformeerde Kerken de stemmen luider om te komen tot een herziene psalmberijming. De 'Stichting tot verbetering van het psalmgezang in de Gereformeerde Kerken in Nederland' had sinds 1936 de beschikking over de berijming van ds. H. Hasper. De Synode van de Gereformeerde Kerken besloot in 1949 de plaatselijke kerken de vrijheid te geven de herziene berijming-Hasper te 'beproeven'. De Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk besloot in datzelfde jaar de berijming-Hasper niet tot uitgangspunt te nemen.
Wat zat daarachter? Hier openbaart zich de door mij reeds eerder genoemde botsing tussen dichterlijkheid en letterlijkheid, tussen dichterlijke vrijheid en zo letterlijk mogelijke weergave van Gods Woord. Hasper heeft op eerlijke en nauwgezette wijze geprobeerd aan deze laatste eis te voldoen. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hij helaas beperkte dichterlijke gaven had.
De bezwaren van Hervormde zijde richtten zich dan ook primair tegen het dichterlijke of literaire gehalte van de berijming-Hasper. Dit leidde tot een kentering in de Gereformeerde Kerken: men wenste geen nieuwe psalmberijming die alleen in de eigen kerk zou functioneren, maar een berijming die 'de instemming heeft van de verschillende kerken van gereformeerde oorsprong'. Daarmee werd in 1955 de berijming-Hasper definitief op een zijspoor gezet, voor ds. Hasper een persoonlijke tragedie.
De Nederlandse Hervormde Kerk had reeds in 1943 een commissie ingesteld voor een nieuwe psalmberijming. Deze commissie zocht en vond dichters die bereid en bekwaam waren zich voor de reuzenarbeid in te zetten: eerst Martinus Nijhoff en Muus Jacobse (prof. dr. K. Heeroma) en vervolgens onder andere Willem Barnard (dichterpseudoniem: Guillaume van der Graft), Ad den Besten, J. W. Schulte Nordholt en Jan Wit, met Adriaan C. Schuurman als muzikaal adviseur. Vanaf 1953 – na de dood van Nijhoff – kwamen zij regelmatig bijeen voor werkbespreking in het conferentie-oord De Pietersberg in Oosterbeek. Vanaf 1958 verrichtten zij hun werkzaamheden onder auspiciën van de toen ingestelde Interkerkelijke Stichting voor de Psalmberijming, waarin naast de Nederlandse Hervormde Kerk ook de Gereformeerde Kerken en andere protestantse kerken participeerden. In 1958 kwam een Proeve van 110 psalmen gereed, in 1961 een Proeve van alle 150 psalmen. Daarna vond een langdurige en uitgebreide revisie plaats. De herziene versie werd in 1967 door de onderscheiden synodes aanvaard. In 1968 verscheen de uitgave van de definitieve versie, die in 1973 een plaats kreeg in het Liedboek voor de Kerken.

Motieven
De bezwaren tegen de berijming van 1773 die leefden in de Gereformeerde kerken en in de Nederlandse Hervormde Kerk, waren van verschillende aard: muzikaal-ritmitsch, dichterlijk, theologisch – onder meer het door mij reeds genoemde 'deugd'-aspect – en het verouderde taalgebruik.
Ik ga hier alleen op het laatste aspect in, dat mij als neerlandicus het meest aanspreekt. Het Nederlands als levende taal blijft in beweging. Twee eeuwen na Datheen was onze taal in vele opzichten gewijzigd. Datzelfde geldt voor het Nederlands van nu, twee eeuwen na 1773. Bepaalde woorden zijn verdwenen, andere hebben een geheel andere betekenis gekregen. Ik geef enkele voorbeelden.
Het twaalfde couplet van Psalm 81 in de Oude Berijming begint met de regels:
Opent uwen mond,
eist van Mij vrijmoedig
De bijbel leert ons niet dat we aan God 'eisen' mogen stellen. Wie een hedendaags woordenboek naslaat vindt bij 'eisen' de omschrijving: vorderen, recht hebben op. Zo'n houding past de mens niet tegenover God. Hebben de berijmers van 1773 dat verkeerd gezien? Dat hebben ze niet. De verklaring is heel simpel: in de 18e eeuw betekende 'eisen' nog gewoon 'vragen' of 'verlangen'. In de afgelopen twee eeuwen is de betekenis van het woord verschoven.
Een tweede voorbeeld is het woord 'wellust', dat op diverse plaatsen in de Oude Berijming voorkomt: 'een volle beek van wellust' (Ps. 36: 2), 'Schoon hij zich op deez' aard in wellust baadt' (Ps. 49 : 7). In de 18e eeuw had 'wellust' de neutrale betekenis 'genoegen'. Wie 'een dag van wellust' had meegemaakt, had gewoon een prettige, fijne dag gehad. Iedereen weet dat 'wellust' thans primair 'zinnelijk, seksueel genot' betekent. Ook hier dus een ingrijpende betekenisverschuiving.
Als laatste voorbeeld, noem ik het woord 'rot', dat in de 18e eeuw 'goddeloze bende' betekende, maar dat in deze betekenis geheel uit het huidige Nederlands verdwenen is. Het woord komt vele malen in de Oude Berijming voor, bijvoorbeeld in het eerste couplet van de veel gezongen Psalm 27 dat begint met de bekende regels:
God is mijn licht, mijn heil, wien zou ik vrezen?
Hij is de Heer, die hulp verschaft in nood.
Dit zijn prachtige en geliefde regels, maar helaas eindigt dit couplet als volgt:
stiet zelfs dit rot, dat mij benauwt en haat,
den voet en viel, omdat het God verlaat.
Zowel 'stiet' (verleden tijd van 'stoten') als 'rot' zijn uit onze taal verdwenen.
Deze drie voorbeelden zijn illustratief. Ze kunnen met vele andere worden uitgebreid. Het staat als een paal boven water dat de afstand tussen het 18e eeuws en ons taalgebruik, het Nederlands van nu, steeds groter wordt. Je kunt twisten over de vraag wanneer die afstand onaanvaardbaar groot is geworden, maar de ontwikkeling als zodanig kan door niemand ontkend worden.

Geen restauratie
De dichters wensten een bepaalde dichterlijke vrijheid te behouden. Dit, in combinatie met de velerlei bezwaren die men – al of niet terecht – tegen de berijming-1773 had, leidde ertoe dat zij afzagen van restauratie of verbetering van de Oude Berijming. Gekozen werd voor een nieuwe berijming. Hoezeer ik – naast kritiek – ook waardering heb voor de dichterlijke kwaliteit van de Nieuwe Berijming – over het theologisch aspect kan ik niet oordelen, omdat ik me daartoe niet competent acht –, ik betreur het dat niet méér naar restauratie is gestreefd. Op een aantal plaatsen is dat wel gebeurd en is met een simpele ingreep verouderd taalgebruik herschapen in eigentijds Nederlands.
Ik denk aan Psalm 25 : 2. In de Oude Berijming lezen we:
Heer, ai, maak mij uwe wegen
door uw woord en Geest bekend;
In de Nieuwe Berijming is dit geworden:
HERE, maak mij uwe wegen
door uw Woord en Geest bekend;
Of Psalm 138 : 3. In de Oude Berijming staan de regels:
Hij slaat toch, schoon oneindig hoog,
op hen het oog,
die need'rig knielen;
In de Nieuwe Berijming lezen we:
Hij slaat, ofschoon oneindig hoog,
op hen het oog
die needrig knielen.
Als meer van deze restauraties waren toegepast, meer dan nu het geval is, zou dat de breuk minder groot gemaakt hebben.

Samenvattende conclusies
Na dit historische overzicht naar de actualiteit van 1994. Binnen onze Nederlandse Hervormde Kerk worden thans twee psalmberijmingen gezongen: de meeste gemeenten behorend tot de Gereformeerde Bond zingen uit de Oude Berijming, niet-Bondsgemeenten uit de Nieuwe Berijming, terwijl een klein deel van de Gereformeerde-Bondgemeenten – ik schat ongeveer 15 procent – naast de Oude Berijming één of meer verzen uit de Nieuwe Berijming zingt. Dit kan nog generaties lang zo blijven, maar ik verwacht op grond van bepaalde ontwikkelingen dat de komende kwart eeuw in een toenemend aantal Gereformeerde-Bondsgemeenten op dit punt het een en ander zal veranderen. Ik doel op ontwikkelingen die een ieder kan waarnemen: de snel veranderende samenleving, het zich wijzigende leef- en denkklimaat, de geringere verbondenheid met het verleden, een mindere gehechtheid aan het oude, het feit dat geïsoleerde gemeenschappen en gemeenten worden opengebroken: men denke aan nieuwe gemeenteleden van buiten – import! –, de moderne communicatiemiddelen – radio, t.v., cassette en CD – en de invloed van onderwijs en opleiding. Op vele basisscholen wordt alleen nog uit de Nieuwe Berijming gezongen (als er nog psalmen gezongen worden!). In de toekomst zullen meer en meer kleinere christelijke basisscholen van verschillende identiteit moeten fuseren om het christelijk onderwijs in een bepaalde plaats in stand te houden en in zo'n gefuseerde school zal veelal geen plaats meer zijn voor de Oude Berijming. Verder zal de verschuiving in de taal doorgaan. De afstand tussen het Nederlands en van nu en het 18e eeuwse taalgebruik wordt groter en groter. Al deze ontwikkelingen – ik ben lang niet volledig geweest – zullen mijns inziens gevolgen hebben voor het functioneren van de Oude Berijming: in heel wat plaatsen – uiteraard niet in kleine landelijke gemeenten die nog een besloten gemeenschap kunnen blijven, maar wel in de zogenaamde groeigemeenten, de dorpen die in snel tempo verstedelijken – zal een generatie opkomen die aan deze berijming minder gehecht is.


Het is goed om bij deze en andere ontwikkelingen, die in onze gemeenten nog heel wat problemen kunnen geven, naar de geschiedenis te kijken. De geschiedenis leert lessen.
De historie van de psalmberijmingen leert ons enigszins te relativeren. Allereerst laat zij ons zien dat de invoering van een nieuwe berijming die een bestaande en geliefde berijming moet vervangen, ook in het verleden altijd problematisch is geweest en dat naast kwalitatieve ook anderssoortige factoren daarbij een wezenlijke rol spelen: men denke aan de lotgevallen van Marnix' berijming en de invoering van de berijming- 1773. Ten tweede leert zij ons dat, al is de ene berijming beter dan de andere, ook de allerbeste berijming verre van volmaakt is – als gevolg van de complexiteit van en de spanning tussen de vele factoren, inhoudelijk en vormtechnisch – en ten diepste slechts een 'vertolking' is (met vele uitbreidingen!) van de 'Psalmen Davids'. En een 'vertolking' is beslist heel iets anders dan een letterlijke vertaling.


We doen er verstandig aan de hoofdzaak in het oog te houden. Wat is die hoofdzaak? Dat is naar mijn mening dat de 'Psalmen Davids' gezongen blijven worden en dat het geloofsgoed daarvan ook aan volgende generaties wordt doorgegeven. Niet de vormgeving is primair, maar dat geloofsgoed, dat wil zeggen de boodschap van zonde en genade.
Het gaat om wat de dichter Henk van Randwijk, zelf weggegroeid van het orthodox-christelijke milieu van zijn jeugd, eens prachtig vertolkte in een gedicht, dat hij schreef toen hij weer eens vertoefde op zijn geboortegrond in Gorinchem:

Mijn vader zong er psalmen op de akker,
mijn moeder in de keuken 't zelfde lied,
en wat men zoo ontvangt, dat sterft niet
en als het slaapt wordt het toch eens weer wakker.

J. de Gier, Ede

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Hoofdmomenten van het lied in de christelijke gemeente in Nederland (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 oktober 1994

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's