De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Beheer en naamgeving  moeilijke punten*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beheer en naamgeving moeilijke punten*

Uit de combisynode

12 minuten leestijd

Het is ongetwijfeld ietwat merkwaardig dat op de combisynode, die vorige week in Bunnik werd gehouden, al met voortvarendheid gesproken en besloten werd over kerkordelijke bepalingen, die dienen moeten voor een eventueel herenigde kerk — voorlopig in ieder geval voor gefedereerde hervormde en gereformeerde gemeenten — terwijl de grote beslissing om inderdaad samen op weg te gaan nog niet genomen is.

Dit jaar worden er twee gecombineerde synodevergaderingen gehouden. De tweede vindt plaats in november. Dan komt aan de orde de zogeheten intentieverklaring, waarin beide kerken zouden moeten uitspreken dat men in staat van hereniging is, met andere woorden dat het proces van Samen op Weg inderdaad onomkeerbaar is. Over deze vraag, samen met de vraag naar de beoordeling van de 'verklaring van overeenstemming inzake het samen-kerk-zijn', zijn de gemeenten geraadpleegd. De gemeenten hebben hun adviezen daarover gegeven aan de afzonderlijke synoden — in de Hervormde Kerk via de classes, in de Gereformeerde Kerken rechtstreeks. Een commissie buigt zich thans over de binnengekomen reacties. Het geheel is echter dermate tijdrovend dat er pas in november beraad op de combisynode kan zijn. Uit wat tot heden daarover is gepubliceerd is intussen al wel duidelijk geworden dat de Hervormde Kerk zeer verdeeld is als het gaat om de vraag of samen op weg inderdaad door moet gaan. Maar, zoals gezegd, de behandeling van kerkordelijke bepalingen, voor een zogenaamde tussenorde, zijn al wél in volle gang. En zo hield de combisynode zich vorige week bezig met 'acht kerkordelijke voorstellen'. Aan de orde kwamen een huishoudelijke regeling voor de combisynode zélf, en verder kerkordelijke regelingen voor behandeling van bezwaren en geschillen, samenwerking ter plaatse van hervormde gemeenten en gereformeerde kerken, de verzorging van de stoffelijke aangelegenheden, de federatieve samenwerking, verkiezing en bevestiging van ambtsdragers, regelingen voor de classes en voor de provinciale kerkvergaderingen (of particuliere synoden in de Geref. Kerken). Zoals dat meestal gaat bij behandelingen van kerkordelijke bepalingen worden aller­lei formuleringen toegespitst of bijgepunt, zodat juridisch de zaak zoveel mogelijk waterdicht is. Bij voorbaat werd al de gedachte uitgesproken dat het hier om dorre, taaie aangelegenheden gaat. Maar in feite is het toch zó dat het gaat om regelingen waarbinnen het kerkelijke en gemeentelijke leven zich moet voltrekken. Derhalve zijn zulke behandelingen van het grootste belang. Een kerkorde regelt het kerkelijk leven.

Bij de eindstemming bleek dat acht à negen hervormde synodeleden een schot voor de boeg wilden geven op de behandeling van de intentieverklaring in het najaar. Ze stemden namelijk integraal tégen alle voorstellen die op tafel lagen. Allen behoorden tot de kring van de Gereformeerde Bond. De vraag is nu verder hoe de behandeling in het najaar zal verlopen. Ongetwijfeld zal dan breder aan het licht komen dat met name in de Hervormde Kerk sterke bezwaren leven. Niet ieder trok uit een standpunt, dat in het najaar ingenomen moet worden, de consequentie nu ook tegen deze voorstellen te stemmen. Want hoe de beslissing in het najaar ook uitvalt, de samenwerkende, gefedereeerde gemeenten gaan verder. En ook als het voorlopig niet verder komt dan een federatie — en dit ook uitgesproken zou worden op de novembersynode — dan nog blijft de tussenorde, zoals die nu wordt ontworpen van kracht.

In ieder geval voltrok deze synode zich echter in de luwte van de combisynode die komen gaat.

Uit het geheel van de gevoerde besprekingen lichten we nu enkele punten waarvan we hieronder een impressie geven.

Bestuur en beheer

Over één kwestie was wel beraad maar er vond geen besluitvorming plaats, omdat het hier om een heet hangijzer gaat, waar (voorlopig?) nog geen overeenstemming over is, namelijk de kwestie van het beheer van de kerkelijke goederen, oftewel bestuur en beheer van de stoffelijke aangelegenheden. In de Hervormde Kerk wordt de zaak van het beheer van de kerkelijke goederen verzorgd door de kerkvoogdij. In 1951 werd er ten aanzien van het kerkelijk beheer wel enige orde op zaken gesteld, doordat namelijk de ouderling-kerkvoogd in de kerkorde werd opgenomen. Er kwamen toen aangepaste kerkvoogdijen, gekenmerkt door het feit dat de kerkvoogden deel uitmaakten van de kerkeraden. Intussen bleven echter in vele gemeenten de kerkvoogdijen niet-aangepast. Er bleef vrij beheer, in sommige gemeenten ook nog 'oud beheer'. Het college van kerkvoogden werkt dan zelfstandig naast de kerkeraad, ook al wordt er in de meeste gemeenten gestreefd naar een zo goed mogelijke samenwerking tussen de kerkeraad en de kerkvoogdij, in enkele gevallen b.v. door kerkvoogden ook ouderling te maken of omgekeerd. Maar het beheer in de Hervormde Kerk is niet uniform. Wel vallen verder de aangepaste kerkvoogdijen onder provinciaal toezicht. Ze zijn verantwoording verschuldigd aan de Provinciale Kerkvoogdij Commissie.

In de Gereformeerde Kerken worden de stoffelijke aangelegenheden verzorgd door een commissie van beheer, die onder de kerkeraad valt. Verder is er geen sprake van provinciaal toezicht, vanwege het feit namelijk dat in de Gereformeerde Kerken de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente altijd een grote rol heeft gespeeld. Het blijkt nu geen sinecure te zijn om een zodanige regeling op te stellen dat beide kerken zich daarin kunnen vinden. In de ontworpen regeling wordt gepoogd boven de verschillen uit te komen door enerzijds het beheer zo dicht mogelijk bij (in) de kerkeraad te houden en anderzijds toch provinciaal toezicht in te voeren. Maar de verschillen blijven groot. En met name het hervormd moderamen maakte sterke bezwaren tegen de nu ontworpen regeling. Het moderamen zou namelijk het liefst het hervormde model (modellen?) willen overnemen.

Bij alles speelt ongetwijfeld mee dat de Hervormde Kerk, méér dan in de Gereformeerde Kerken het geval is, bezittingen heeft, soms in de vorm van historische monumenten. En in het ene geval is er dan sprake van vrij beheer, in andere gevallen van aangepast beheer.

Over deze materie is intussen geen besluit genomen. Het kón ook niet want de Hervormde Kerkorde zou ervoor gewijzigd moeten worden. Dat zou moeten plaats vinden in een verdubbelde synodevergadering met een meerderheid van drievierde der uitgebrachte stemmen, hetgeen in de Hervormde Kerk vandaag zó niet haalbaar zou zijn, zeker gezien ook de diversiteit tussen aangepast en niet-aangepast beheer. Het zal dan ook nog wel even duren voor in deze zaak duidelijkheid is geschapen.

De naam

In de Raad van Deputaten Samen op Weg is in de afgelopen periode uitvoerig gesproken over het al of niet wenselijke van het geven van een naam aan de reeds gevormde gefedereerde gemeenten. Gegeven de samenstelling van de raad, was daarover geen overeenstemming. Derhalve was er geen oorstel voor een naam in de stukken opgeomen. Wel was een bepaling opgenomen bij de artikelen over het samengaan van een hervormde gemeente en een Gereformeerde Kerk, die luidde: 'in de officiële aanduiding van het samenwerkingsverband dienen de formeel vastgelegde namen van de samenwerkende gemeente en kerk voor te komen'. Voor dr. K. Blei (Haarlem) was dit te mager. Hij diende, samen met nog drie hervormde synodeleden en één gereformeerd synodelid, een amendement in waarin een voorstel voor een naam lag opgesloten, namelijk 'hervormd gereformeerde kerkgemeente'. De voorzitter van de Raad van Deputaten maakte nog eens duidelijk dat het op dit moment niet gewenst werd geacht al tot een naam te komen. Toen het amendement in behandeling kwam bij de besluitvorming was er nog enige discussie. Ondergetekende heeft de bezwaren, die ook in de Raad van Deputaten tegen een dergelijke naam reeds waren geuit, nog eens verwoord. De sector van de Gereformeerde Bond heeft ook al sinds jaar en dag de aanduiding 'hervormd gereformeerd' voor organen, organisaties en ook (wijk)gemeenten. In grotere, zogenaamd 'gemengde gemeenten', waar een aantal wijkgemeenten gefedereerd samengaat en wijkgemeenten van de signatuur van de Gereformeerde Bond terzijde blijven, zou dan — wanneer het voorstel van dr. Blei zou worden aanvaard — zich de merkwaardige situatie voordoen dat 'hervormd gereformeerde kerkgemeenten' naast hervormd gereformeerde wijkgemeenten zouden bestaan. Dat moet verwarring geven. Of men drukt de niet-gefedereerde wijkgemeenten op de naam hervormd alleen.

Preambule

Nog even kwam ook de preambule ter sprake in de artikelen, waarin de samenwerking van een hervormde gemeente en een gereformeerde kerk wordt geregeld. Deze luidt: 'Het samen op weg gaan van een Hervormde Gemeente en een Gereformeerde Kerk geschiedt vanuit het samenstemmen in het geloof in Jezus Christus onze Heer, gelijk Hij in gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift en in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen in de belijdenisgeschriften van de Nederlandse Hervormde Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland wordt beleden'.

Dr. K. Blei (Haarlem) vreesde dat in de woorden 'gelijk Hij' zou kunnen worden gelezen 'in overeenstemming met' (namelijk de belijdenis), een formulering die in 1951, bij de invoering van de nieuwe kerkorde, werd afgewezen, toen gekozen werd voor 'in gemeenschap met...)'

Dr. C. A. Tukker (Urk) wilde echter nog duidelijker de binding aan de vroeg-christelijke belijdenissen en als deel daarvan de reformatorische belijdenisgeschriften vermeld zien. Echter bleek deze preambule al in een eerder stadium aanvaard te zijn, zodat er geen nadere besluitvorming over plaats vond.

Beraad over zending

Om het beraad op de combisynode niet louter te richten op kerkordelijke bepalingen was op de avond van de eerste dag ruimte uitgetrokken voor behandeling van een meer inhoudelijk stuk, namelijk een geschrift van de Wereldraad van Kerken, getiteld 'Zending en Evangelisatie - een oecumenisch accoord'. Nadat op de assemblee van de wereldraad in Nairobi (1975) een aanzet gegeven was tot de verschijning van een dergelijk geschrift kwam het centraal comité van de wereldraad in 1982 met de definitieve tekst ervan. Omdat we op de inhoud van dit geschrift nader in zullen gaan in ons blad geven we nu de inhoud ervan niet weer. Uit het beraad slechts enkele grepen.

Ds. A. Tromp (Maarssen), voorzitter van de commissie van rapport, die zich met het stuk had bezig gehouden, ging in op wat in het geschrift heet 'goed nieuws voor de armen', waarin alle nadruk valt op de sociaalarmen. Hij stelde de vraag of zulk arm zijn dan de voorwaarde is om zalig te worden. Het evangelie is ook voor de rijken. Maar het evangelie is niet naar de mens. Het gaat erom dat mensen 'verslagen van hart' worden onder de verkondiging van het Woord. Op de eerste Pinksterdag vroegen mensen, na de prediking van Petrus: 'wat moeten wij doen mannenbroeders?' De vraag is hoe onder de prediking zonde tot zonde en genade genade wordt. Ds. Tromp waarschuwde ervoor de theologie niet te veel te vermaterialiseren. Het gaat om het leven met God in de vreze des Heeren. Jongeren vandaag voelen bepaald wel aan wanneer de boodschap van de kerk echt is, blijvende waarde heeft.

Ds. W. W. Verhoef (Vlaardingen) haakte in op de gedachte van de zogeheten 'inculturatie' (het evangelie indragen in onderscheiden culturen). De kerk mag leven uit de glorie van Pasen maar staat anderzijds in de ontwrichtingen van de tijd. Het is vandaag voor de kerk moeilijk om te komen tot een post-christelijke inculturatie. Het evangelie moet echter ook door de culturen heen breken. Dan zullen we zélf de cultuurcrisis moeten kennen en doorleven anders breken we er niet door heen.

Drs. R. H. Kieskamp (Leerdam) had waardering voor het geschrift omdat het zowel het verticale als het horizontale aan de orde stelde. Maar toch, de balans slaat door naar het horizontale. Te veel valt de nadruk op de solidariteit met de armen, die vereenzelvigd wordt met de reddende genade aan het Kruis volbracht. In de Schrift gaat het telkens weer ook om geestelijke armoede, om ­het bedroefd zijn vanwege de zonde, het arm zijn vanwege het zonder genade leven. Het gaat er niet om dat mensen in herinnering wordt gebracht het heil dat ze hebben maar dat hen wordt verkondigd dat we van nature zonder God in de wereld leven. Verder is de secularisatie schuld, oordeel van God. Daarom hebben we ons samen te verootmoedigen ('wij hebben allen gezondigd') en samen te bidden: 'kom Schepper, Geest'. We hebben 'mannen en vrouwen Gods' nodig. We hebben nodig met kracht te prediken: 'wordt behouden van dit verkeerd geslacht'. Heden zo gij zijn stem hoort...

Het beraad over dit stuk was tamelijk vrijblijvend. De eerste helft van het beraad ging bovendien op (en onder) in bijdragen van mensen uit het industriepastoraat en het pastoraat in de oude binnenstad van Rotterdam. De enige notie die aan de orde kwam was 'naast de mensen gaan staan'. En de armen van deze tijd in onze samenleving waren óók al de slachtoffers van de huidige regering. Maar géén inspirerend woord over het Evangelie vanuit de gedachte: één ding is nodig.

Dr. K. Blei (Haarlem) herinnerde aan de inspirerende toespraak van de Engelse zendingsman Leslie Newbegin op een vorige combisynode. Wat had deze man echter an­ders en meer gedaan dan op eenvoudige en directe wijze getuigen van het geloof in de Heere Jezus en van de consequenties die dit heeft voor de geloofspraktijk van elke dag?

Moeten we echter helaas in de kerk(en) vandaag niet constateren een zekere gêne als het gaat om de directe verkondiging van de Naam van Jezus, als Heiland en Redder? Velen zijn, lijkt het wel, daar te beschaafd, te ontwikkeld voor geworden. En zo laboreren we als kerk aan een manco aan spiritualiteit. Het is alles zo verzakelijkt en gesystematiseerd dat er zo weinig inspiratie uit naar voren komt.

Het synodeberaad over deze zendingsvragen maakte nu niet direct duidelijk dat een herenigde kerk met een geweldige aandrift in de wereld staat om de Enige Naam tot eeuwig behoud van mensen te verkondigen. Als we allerlei stemmen moeten geloven dan gaat het slechts om (een beetje) solidariteit. Solidariteit in schuld en nood van de mensen zal er moeten zijn maar als het niet méér is dan dat dan hebben we een kerk zonder boodschap. Dr. K. Blei herinnerde niet ten onrechte aan het uitgangspunt van Newbegin, namelijk dat zending niet in de sfeer van de wet maar van het evangelie ligt. In de brieven van Paulus wordt nergens aangespoord tot zending maar de Heilige Geest geeft de woorden.

'Mij is gegeven alle macht'. En, 'Ik ben met u'. Daartussen ligt het zendingsbevel.

In de genoemde preambule wordt gesproken over het Woord Gods en de belijdenisgeschriften. Hebben we vandaaruit zicht op, aandrang tot zending en evangelisatie? Het kwam er niet uit. Daarom was het begin van de combisynode net zo 'dor' als wat gevreesd werd voor de behandeling van de kerkordebepalingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Beheer en naamgeving  moeilijke punten*

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's