De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd

Huisbezoek - gelegenheid tot echte ontmoeting

Tot de pastorale taken binnen de christelijke gemeente behoort van ouds ook het huisbezoek. Calvijn heeft het in verband gebracht met de viering van het Heilig Avondmaal als een stukje pastoraat rondom dit sacrament. Prof. K. Dijk definieert huisbezoek als speciale toepassing van de Woorddienst. Hij onderscheidt een profetisch, lerend element, een koninklijk aspect (bediening van de sleutelmacht) en een priesterlijk aspect (de herderlijke zorg in engere zin) (Vgl. Chr. Ene. III, blz. 530). Ik meen dat prof. Van Ruler huisbezoek kernachtig omschreef als de 'velddienst: de gemeente intrekken en kijken hoe de plantjes er bij staan'. Is er sprake van groei, stilstand of achteruitgang? Vroeger konden we ambtelijk huisbezoek en evangelisatorisch huisbezoek scherp van elkaar onderscheiden. In vele gemeenten, met een brede rand van rand- en buitenkerkelijken, lukt dat steeds moeilijker. Waar houdt pastoraat op en waar begint evangelisatiearbeid? Huisbezoek is geen eenvoudig stuk kerkewerk. Met name daar waar de deuren voor bezoekers van de kerk maar moeilijk opengaan, of waar het niet eenvoudig is afspraken te maken, is er veel moed en volharding nodig om te blijven voortgaan. Een gezamenlijk beginnen van een bezoekavond met schriftlezing en gebed als een stukje onderling bemoediging is dan ook broodnodig. Huisbezoek heeft vele aspecten. Over één van die aspecten schrijft dr. G. Heitink in het Ouderlingenblad van de Geref. Kerken (april 1986) het volgende:

'Wanneer wij vandaag op huisbezoek gaan, zal vooral het pastorale motief daarbij op de voorgrond mogen staan. De kerk zoekt haar leden op, om met hen te praten over hun eigen vragen van geloof en leven. Zo geeft ze uitdrukking aan de herderlijke zorg, het omzien naar elkaar, dat eigen is aan de gemeente van Jezus Christus. Het kent geen bijbedoelingen van kerkelijke aard, maar heeft plaats terwille van de mensen. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat waar het huisbezoek wegvalt, de basis van het gemeentezijn wordt aangetast. Er zijn signalen, die in dit opzicht te denken geven. Mensen voelen zich aan hun lot overgelaten. Wie niet regelmatig in de kerk komt, verdwijnt uit het gezichtsveld. Veranderingen in de kerk roepen gevoelens van vervreemding op. Mensen klagen dat er naar hen niet wordt geluisterd. Groepsvorming zet zich verder voort, met alle spanningen vandien. Ik zeg niet dat door middel van regelmatig huisbezoek deze klachten voorkomen zouden kunnen worden. Wel meen ik, dat via een goede contactstructuur allerlei problemen eerder worden onderkend en beter kunnen worden opgevangen. Huisbezoek blijft van grote pastorale betekenis.

In het huisbezoek gaat het om de mensen zelf. Hun hoop en teleurstelling, hun strijd en hun pijn, hun vreugde en dankbaarheid. Want het zo geleefde leven speelt zich af binnen het bereik van de Geest. Gelukkig de mens, die vreugde en verdriet voor Gods aangezicht met anderen delen kan. Niet dat je de kerk daar altijd bij nodig hebt, maar het is een goede ervaring wanneer je merkt dat de gemeente hierin met je meeleeft. Op huisbezoek zie je mensen in hun werkplunje, hun eigen bedoening, hun eigen omgeving. Dan zijn het soms ineens heel andere mensen dan 's zondags in de kerk. Een mens is meer dan kerkmens. Hij is man of vrouw, ouder of kind, alleen of samen. Hij woont in een bepaalde buurt, in een huis met een tuin of op kamers, temidden van anderen. Aan de muur hangen foto's. Mensen omringen zich met muziek of met boeken en kranten. Maar ook hobby's spreken boekdelen! Op huisbezoek leer je de mensen pas goed kennen. Hun leven blijkt dan zoveel rijker te zijn dan onze kerkelijke vakjes van "meelevend" of "randkerkelijk", "progressief" of "behoudend". Het geloof van mensen gaat niet buiten hun gewone leven om, maar speelt door dit alles heen. Huisbezoek helpt ons om elkaar echt te ontmoeten.'

Zoals gezegd: het is niet het enige aspect. Maar wel een wezenlijk aspect. Het griekse woord dat wij vertalen met 'opziener' heeft alles te maken met dit herderlijke omzien naar de ander, een bij uitstek pastorale zaak, broodnodig in een maatschappij waar velen vastlopen in eenzaamheid en verkilling. In het pastorale bezoek mogen we omzien naar de ander in de Naam van Hem Die naar ons omziet (Vgl. Luc. 1 : 68).

Prediking van de belofte

In het blad Koers is een aantal artikelen verschenen van scribenten uit de gereformeerde gezindte inzake de prediking van de beloften bij Calvijn en in de Nadere Reformatie. Het begon met een artikel van ds. M. v. Campen over de beloften van het Evangelie bij Calvijn, een artikel in de vorm van een interview, waar door enkele andere scribenten op is gereageerd. Collega Van Campen is er, m.i. begrijpelijk, niet zo gelukkig mee dat een interview tot discussiesstuk gemaakt wordt. Nu het toch gebeurd is heeft hij er behoefte aan een en ander nog eens te verduidelijken en op bezwaren van de kant van zijn discussiepartners in te gaan. In Koers van 23 mei krijgt hij daarvoor de ruimte van enkele pagina's. Naar aanleiding van een opmerking van de chr. geref. ds. A. K. Wallet dat het 'aannemen van de beloften' hem te massief overkomt, schrijft Van Campen:

'Opmerkelijk is dat Calvijn op tal van plaatsen onbekommerd spreekt over het aannemen van de beloften, als zijnde de meest wezenlijke eigenschap van het geloof. Bij Hab. 2 : 4 tekent hij aan: "Hoe deelt God ons het leven mee? Door Zijn genadige beloften, die wij door het geloof aannemen". En in een preek over Lukas 1 : 45-48 wordt gezegd: "Het geloof, zoals de Heilige Schrift daarover spreekt, neemt Gods beloften in aanmerking. Er is a.h.w. een blik van verstandhouding en een wederkerig akkoord: God van Zijn kant roept ons tot Zich en wij van onze kant komen tot Hem, nemen Zijn eindeloze goedheid aan, die Hij jegens ons koestert, rusten in Hem en weten, dat Hij ons niet tekort zal doen, als Hij Zich zo goedertieren jegens ons betoont". Men ziet: Calvijn heeft blijkbaar niet zo'n moeite met dat woord aannemen. Daarbij gaat het hem evenwel niet om een oppervlakkig, louter verstandelijk voor-waar-houden van Gods beloften, maar om een toeëigening van datgene wat ons in die beloften wordt aangeboden. De beloften, die God ons laat verkondigen zijn niet krachteloos en leeg, maar levend en tot de rand toe gevuld met Zijn ontferming. De beloften schenken licht (bij Psalm 43 : 2); ze bieden de genade aan (bij Psalm 26 : 3); ze bewerken geestelijke vernieuwing (bij Psalm 47 : 1). Ten diepste gaat het in de aanvaarding van de beloften om de omhelzing van Christus Zelf (Inst. IV, 17, 11). Ook de grote rol die Calvijn bij het aannemen van de belofte toekent aan het werk van de Heilige Geest mag men in geen geval over het hoofd zien. De reformator weet ook van een werkzaam zijn met de beloften Gods. Met name in zijn uiteenzetting over het gebed brengt hij dit aspect herhaaldelijk naar voren. Wanneer wij mogen geloven in Gods onwankelbare toezeggingen, betekent dat nog niet dat wij klaar zijn. Het belofte-geloof, waarop onze zaligheid rust, maakt niet zorgeloos en werkeloos. Integendeel; het spoort juist aan tot gebed om vervulling van wat God beloofd heeft (in een preek over 1 Samuel 10 : 8-13). Beloftegeloof, zonder biddend werkzaam zijn met de belofte zou een dood geloof zijn (bij Psalm 145 : 18). Waar het echter om gaat is dat voor Calvijn het werkzaam zijn met de beloften het aannemen ervan veronderstelt en impliceert. Het bidden om vervulling wordt gedragen door het vertrouwen, dat de Heere doet en geeft wat Hij belooft. Bidden is geen teken van onzekerheid of twijfel, "maar veeleer een getuigenis van vertrouwen, want wij begeren van God, dat Hij datgene wat Hij beloofd heeft ons zal schenken op het gebed" (bij Hand. 1 : 14).'

Naast pastorale vragen is vooral in het geding de verhouding tussen Calvijn en de Nadere Reformatie. Waar komen de verschillen binnen de geref. gezindte vandaan, en het is duidelijk dat ten aanzien van de verhouding belofte-vervulling, wet en evangelie iemand als ds. Harinck (geref. gem.) anders accenten legt dan Van Campen. In dit verband citeren we het laatste stuk uit het artikel van Van Campen:

'Eén van de vragen van Koers was of de respondenten van mening zijn, dat mijn weergave van Calvijn de basis zou kunnen vormen waarop we elkaar in de gereformeerde gezindte vinden. Daarop is niet door iedereen van harte en volmondig met "ja" geantwoord. De reaktie van collega De Boer was nog het meest positief. Collega Smouter meent, dat wij terug moeten naar de Heilige Schrift als basis om toenadering tot elkaar te zoeken. Dat zal waar zijn! Maar kan juist de bestudering van Calvijn ons niet naar deze bron heenleiden? Iemand heeft ooit gezegd, dat wie een goede leerling van Calvijn wil zijn, een leerling moet willen worden van de Heilige Schrift. Ook vandaag hebben we in Calvijn echter nog altijd een onovertroffen gids als het gaat om het openleggen van de schatten van Gods Woord.

Daarbij staat ook voor mij vast, dat het laatste woord niet toekomt aan een mens, hoe begenadigd ook, maar aan de Schrift zelf. De traditie mag nooit als een papieren paus tot instantie boven het Woord van God geplaatst worden. Anderzijds is het echter ook onmogelijk de Schrift te lezen, los van de traditie waarin je staat. Ik ben er diep van overtuigd dat er veel gewonnen zou zijn als wij elkaar konden vinden in een gezamenlijke bestudering van de geschriften van Calvijn. Naar mijn inzicht worden theologie en prediking binnen de gereformeerde gezindte doorgaans veel meer gestempeld door de Nadere Reformatie dan door de Reformatie.

Mijn indruk is dat de collega's Wallet en Harinck daar ook bewust voor kiezen. Het lijkt erop dat zij toenadering tussen de reformatorische kerken alleen als mogelijkheid zien, wanneer het uitgangspunt van onze bezinning gevormd wordt door Reformatie en Nadere Reformatie beide. Of, beter geformuleerd, wanneer wij de Reformatie bezien en bevragen door de bril van de Nadere Reformatie. Deze laatste stroming wordt, zo blijkt uit hun artikelen, niet alleen beschouwd als een legitieme voortzetting van de Hervorming, maar ook als een verrijking en verdieping ervan. Ook als het gaat om de visie op de belofte. Op dit punt verschil ik grondig met hen van mening. Men versta mij goed: Ik schrijf de Nadere Reformatie niet af. Integendeel, mede door de geschriften van de oude schrijvers zijn mij de ogen geopend voor de toekomst van Israël. Er spreekt uit de prediking van vele oudvaders een diepe kennis van het menselijke hart, van de hoogten en diepten van het geestelijke leven. Er is een bevindelijke gloed, een weerklank van ''nabij leven met God", die ons tot op de dag van vandaag kan bevruchten en bezielen.

Maar met name wat betreft de reformatorische beloften-prediking meen ik dat de nadere Reformatie een wissel omgehaald heeft die de gemeente meer kwaad dan goed gedaan heeft. Het zou met de stukken aan te tonen zijn hoezeer de uitverkiezing de beloften is gaan overheersen, waardoor de mens op zichzelf teruggeworpen werd. Generaliserend gezegd: Niet de beloften Gods, maar de vrome mens stond bij vele schrijvers van de Nadere Reformatie centraal. De beloften werden wel verkondigd, maar er werden voorwaarden gesteld, waaraan de mens eerst heeft te voldoen. De kenmerken in de gelovige werden van doorslaggevende betekenis voor het al of net mogen aannemen van de belofte. Van een onmiddellijke, rechtstreekse geloofszekerheid, gebaseerd op de onwankelbare beloften Gods was geen sprake meer. Maar hiermede bevinden we ons wel in een totaal ander klimaat dan bij Calvijn. En de gevolgen van deze verschuiving zijn tot in onze tijd merkbaar. Veel geloofsonzekerheid, veel gebrek aan getuigend christendom, veel wetticisme en ingezonkenheid is m.i. mede te wijten aan het ontbreken van een voluit onvoorwaardelijke, appelerende belofte-prediking. Daarom houd ik het er nog steeds op, dat herontdekking van Calvijns beloftebegrip, genezend medicijn zou kunnen zijn voor het leven van de gemeente en ook voor de verdrietige verdeeldheid binnen de gereformeerde gezindte.'

Het is duidelijk, dat het om veel meer gaat dan om een historisch belangwekkende kwestie. Prediking en pastoraat hebben er voluit mee te maken. Wanneer Van Campen opmerkt, dat in de Nadere Reformatie niet de beloften Gods maar de vrome mens centraal stond, blijft het een boeiende vraag waar dit uit voortvloeit. Immers ook de vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie wilden voluit het gezag van de Schrift erkennen. Zou dit soms samen kunnen hangen dat zij in hun lezen en verstaan van de Schrift kinderen van hun tijd waren, een tijd die nog al intense belangstelling had voor de mens. Men denke aan de opkomende verlichting. Nu ontkomt niemand daaraan, dat hij of zij kind van zijn tijd is. Des temeer is het zaak om zoveel mogelijk te onderkennen waar de beleving van de eigen tijd ons belemmert in het voluit verstaan van de Schrift. Anders gezegd: Waar we onze eigen bril opzetten en lezen door die gekleurde bril. Wij behoeven Calvijn niet te canoniseren. Wij mogen wel met dankbaarheid zeggen, dat deze grote Schriftuitlegger ons in zijn commentaren en preken bij de bron van het Schriftgetuigenis gebracht heeft. Herontdekking van het beloftebegrip bij Calvijn zou ook wel eens kunnen betekenen herontdekking van het bijbels getuigenis op dit punt. Tot zegen van de gemeente!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's