STAAT EN MAATSCHAPPIJ
De beginselen der rechterzijde.
In gelijken zin, als waarin wij de vorige week over het wetsontwerp betreffende de regeling der winkelsluiting schreven, heeft ook professor Visscher in de Tweede Kamer over dit onderwerp het woord gevoerd.
Zijne bezwaren tegen het regeeringsontwerp liepen parallel met de onze, te weten, dat er niet geringe bedenking bestaat tegen een uniforme, centrale regeling der winkelsluiting, waarbij dezelfde bepalingen voor de steden gelden als voor het platteland, met het gevolg, dat b.v. Amsterdam en het kleinste dorpje in Nederland aan geheel dezelfde voorschriften betreffende de winkelsluiting worden onderworpen.
Eveneens stelde professor Visscher zich op ons standpunt, n.l. dat over de algemeene sociale bezwaren zou zijn heen te stappen, indien in het wetsontwerp een consequente toepassing werd gegeven van het beginsel van de sluiting der winkels op Zondag.
In het bijzonder maakte onze afgevaardigde ten aanzien van dit pumt : „het handhaven van de rust op Zondag", gewichtige opmerkingen, die niet nalieten indruk op de Kamer te maken.
Als er één zaak is, — zoo zei het A.R. Kamerlid — waarover wij hier aan de rechterzijde één konden en moesten zijn, dan is het in het opkomen voor het groote sociaal-ethisch belang, dat er voor het behoud onzer Christelijke instellingen gelegen is in het beter handhaven van de rust op Zondag. Wij mogen eischen, dat de Overheid de rust op dezen dag zooveel mogelijk door haar wetgeving waarborgen zal. Indien hier de partijen der rechterzijde haar beginselen maar willen toepassen.
Om dit duidelijk te maken, liet professor Visscher zich als volgt uit :
Onze Vaderen hebben zelfs uitgesproken, dat er onder de beste denkers der Roomsche Kerk geweest zijm, met wie zij op dit punt eenstemmig waren. Jacobus Koelman zeide: »dat onder het Pausdom gevonden worden voetstappen van de rechte leere des Sabbats". Dit is juist.
De Catechismus Romanus leert, dat vorsten en magistraten vermaand moeten worden, dat zij in dezen de voorstanders der Kerk zullen steunen met hun autoriteit, opdat zij al wat mogelijk is zullen doen voor de bevordering van dezen dienst Gods. Nadrukkelijk wordt daarin gewaarschuwd zich niet te laten afleiden door slechte voorbeelden, door schouwburgen en spelen van de heilige godsdienstige viering van dien dag". De Roomsch-Katholieke Kerk heeft dan ook menigmaal den moed getoond om op te komen tegen de ontheiliging van den Zondag.
In 1536 heeft een synode te Keulen uitgesproken, dat op den Zondag alle markten verboden, alle herbergen gesloten zouden worden, dat „bankettering vermeden moest worden" en allerlei zonden werden daar als onteering van den Sabbat gebrandmerkt. En wil mem dichter bij komen. Mijnheer de Voorzitter, in 1612 werd onder bisschop Masius te 's-'Hertogenbosch een synode gehouden, tit. 12, die verbood „op des Heeren dag alle arbeid, alle koophandel, zelfs het te koop zetten van waren". En om nu nog nader te komen, er is geen encycliek meer geroemd in onzen tijd dan Rerum novarum. Welnu, daarin staat, dat niemand bevoegd is de waardigheid des menschen, waarover God zelf slechts met grooten eerbied beschikt, ongestraft geweld aan te doen, noch ook hem hinderpalen in den weg te leggen in zijn opgang maar die volkomemheid, die zich paart aam het hemelsch, eeuwig leven. ..Het gaat hierbij, niet om bevoegdheden, waarover de mensch vrij kan beschikken, maar om plichten jegens God, die wij heiliglijk hebben te betrachten. Hiermede is de grond voor plichtmatige Zondagsrust aangewezen. En deze rust is niet te beschouwen als trage werkeloosheid, nog minder bestaat zij in een vrij zijn van orde en regel, em zij is ook niet daarvoor, waarvoor velen haar wenschen, namelijk lichtzinnigheid en uitgelatenheid in de hand te werken, ook niet om de gelegenheid te bieden om geld te verkwisten. Maar zij is een der religie geheiligde rust van arbeid. De religieus gewijde rust ontslaat den mensch van dagelijkschen arbeid en zaken doen, opdat hij geroepen zich zal weten na te denken over de hemelsche goederen en den eeuwigen God de Hem toekomende eere te brengen.
In het stuk der winkelsluitimg op Zondag zag professor Visscher een eenheidsmoment. Hij verklaarde om het groote belang van een betere eerbiediging vam dem dag des Heeren, zich bereid over andere bezwaren heen te stappen, indien dan maar in het wetsontwerp winkelsluiting op Zondag wordt doorgevoerd voor al die zaken, die gemotmiddelen verkoopen en de uitzonderingen tot het strikt noodzakelijke worden beperkt.
Wat dit laatste betreft, stond de A. R. afgevaardigde ook nog even stil bij de amendementen, door de Staatkundig Gereformeerden op het wetsontwerp ingediend.
De heeren Van Dis, Kersten em Zandt hadden voorstellen aanhangig gemaakt, om ter verkrijging van algeheele Zondagssluiting voor winkels, de uitzonderingen, welke het wetsontwerp op den algemieenen regel van Zondagssluiting stelde, weg te nemen.
Tegen deze voorstellen maakte professor Visscher bezwaar, wegems de weinige zorg, waarmede zij waren overwogen. Want zou de Kamer op de voorstellen van de Staatkundig Gereformeerden ingaan, dan zou eenerzijds het beschikbaar stellen van ijs voor patiënten op Zondag verboden zijn, en anderzijds het verkoopen van genotmiddelen in dansgelegenheden — wij zouden daaraan nog kunnen toevoegen bioscopen, schouwburgen, sociëteiten, enz. — ongeregeld blijven. Ook was door de heeren Van Dis c.s. niet onder de oogen gezien, dat onder zekere voorwaarden, de Gemeenteraden-van-de bepalingen-der-wet kunnen afwijken.
Terecht merkte het A.R. Kamerlid dan ook op, dat de Zondagsrust door de Staatkundig Gereformeerden niet voldoende Verzekerd was en hun amendementen beneden het peil van eischen bleef, die de beginselen, waarvan deze staatkundige groep plegen uit te gaan, stellen.
Afgezien van deze laatste opmerkingen, was het goed, dat professor Visscher nog eens met de feiten aantoonde, welke de beginselen der rechterzijde op het stuk der Zondagsrust zijn.
De Schoolstrijd.
Het was zoo alleszins begrijpelijk, dat toen de Lager-Onderwijswet 1920 tot stand kwam, de voorstanders der bijzondere school in de pacificatie het einde van den schoolstrijd zagen.
Maar wat sinds dit jaar op schoolgebied gebeurde, heeft wel doen zien dat dit einde nog niet gekomen is en de wapenen nog niet kunnen worden opgeborgen.
Er doen zich tal van verschijnselen voor, die er op wijzen dat waakzaamheid geboden blijft.
Nog onlangs maakten we melding van het rapport van de Commissie, door den Bond van Nederlandsche Onderwijzers benoemd, om de gevolgen van de pacificatie te bestudeeren. De meerderheid van de Commissie kwam in dit rapport tot de conclusie, die in het program van den Bond moet worden opgenomem : „de verplichte, absoluut neutrale Staatsschool, neutraal zoowel in godsdienstig als in politiek opzicht".
En van dezelfde mentaliteit (geestesgesteldheid) getuigen de voorstellen uit de afdeelingen van de Sociaal Democratische Arbeiderspartij, die op het a.s. Paaschcongres te Groningen in behandeling zullen komen.
Door niet minder dan 10 afdeelingen der partij wordt de instelling van een Commissie gevraagd om te onderzoeken, of de tot heden door de S.D.A.P. gevoerde politiek ten aanzien van de financieele gelijkstelling tusschen openbaar en bijzonder onderwijs, al dan niet gehandhaafd dient te worden.
Onder deze afdeelingen zijn er zelfs, die de afdoening der zaak zoó urgent achten, dat ze voorstellen dienaangaande reeds op het Congres van 1931 verwachten.
Het voortdurend verliezen van terrein van de openbare school maakt de hoofden; van de voorstanders dezer school warm en stelt hen voor de vraag, hoe de achteruitgang van het openbaar onderwijs is te stuiten.
Ook na de wet van 1920 blijft de schoolstrijd, maar nu om te behouden, wat verkregen werd.
Bedenkelijke practijken.
De Banier", het orgaan van de staatkundig Gereformeerden, houdt er bedenkelijke practijken op na.
Blijkens de mededeeling, voorkomende in het hoofd van het blad, is ds. G. H. Kersten politiek hoofdredacteur. Echter, zooals meermalen is verklaard geworden, stelt deze politieke hoofdredacteur zich niet aansprakelijk voor de artikelen in het blad, die hij zelf niet heeft geschreven.
Nu zou zulk een handelwijze, hoewel ze niet normaal is, nog niet zoo'n bezwaar ondervinden, ware het niet, dat de redactie, van het orgaan aan allerlei niet-verantwoordelijke menschen de vrijheid gaf om in het blad naar welgevallen en naar hartelust onwaarheden en verdachtmakingen te debiteeren.
Een sterk staaltje daarvan vinden wij in „De Banier" van Zaterdagavond, waarop wij bij uitzondering de aandacht willen vestigen.
Door een mijnheer, die zijn stuk met H onderteekent, wordt den Antirevolutionairen „beginselloosheid" verweten.
Deze beginselloosheid zou dan hierin uitkomen, dat, terwijl de Staatkundig Gereformeerden steeds, ook in de Tweede Kamer, aandringen op de wederinvoering der doodstraf, christelijke partijen, welke in hun beginselprograms verklaarden te staan op de beginselen, geput uit Gods Woord.in de practijk niet opkomen voor de wederinvoering van de doodstraf.
In verband met wat in het stuk even te voren werd gezegd — de A.R. Partij wordt daar met name genoemd — heeft de schrijver, sprekende over de christelijke partijen, natuurlijk ook het oog op de Antirevolutionairen.
Maar dan is wat H. schrijft, een leugen. Jaar in, jaar uit pleiten de Antirevolutionairen voor de wederinvoerimg van de doodstraf. Nog een paar weken geleden kwamen zij op voor het behoud van de doodstraf in Indië.
Een ieder weet dit, behalve „De Banier".
Lang voordat de Staatkundig Gereformeerde Partij haar intrede in de Kamer deed, stonden de Antirevolutionairen reeds op de bres.
Waarom dan de Antirevolutionairen beschuldigd van beginselloosheid ?
Wij wilden met de vermelding van het bovenstaande voor één keer slechts de bedenkelijke practijken van „De Banier" signaleeren!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1930
De Waarheidsvriend | 4 Pagina's