De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

8 minuten leestijd

Juleon Schins
Hoeveel geest kan de wetenschap verdragen? Een grondslag voor de unificatie van natuur-en geesteswetenschappen. Uitg. Agora/Pelckmans, Baarn / Kapellen 2000, 174 blz. 

Patrick Chatelion Counet & Ger Vertogen,
God, neem ik aan? Het ongrijpbare van theologie en natuurkunde.
Uitg. Meinema, Zoetermeer 2000, 292 b)z., ƒ 39, 90.

De vragen rondom de verhouding tussen geloof en wetenschap blijven de hedendaagse mens bezighouden. Je zou verwachten dat ze als gevolg van de voortgaande secularisatie vanzelf uit de belangstelling zouden raken, maar daar lijkt het toch allerminst op. Al zijn we wanneer we het postmodernisme mogen geloven de 'grote verhalen' voorbij, naar het grote verhaal waarin natuurwetenschap en geloof samen een totaalplaatje van de werkelijkheid geven, zoekt men nog steeds. In de Engelstalige wereld zijn publicaties waarin dat gebeurt schering en inslag, maar onlangs verschenen ook in ons taalgebied los van elkaar twee studies waarin naar een dergelijk 'totaalplaatje' gezocht wordt.
Bij het boek van dr. Schins - 1964; biofysicus aan de UvA - blijkt deze niet geringe pretentie al uit de ondertitel: grondslag voor een unificatie (eenwording) van natuur- en geesteswetenschappen. Kernpunt in Schins' betoog is, dat we met het wetenschappelijk materialisme eenvoudig niet uitkomen. Schins bespreekt drie 20e eeuwse wetenschappelijke inzichten die alleen vanuit een niet-materieel principe (dus vanuit iets geestelijks) goed begrepen kunnen worden. In de biologie is het verschil in gedragsrijkdom en abstractievermogen tussen mens en dier (ook de chimpansee) altijd nog zo onvoorstelbaar groot, dat het vanuit de evolutietheorie niet verklaard kan worden. Wat de wiskunde betreft bewees reeds Kurt Gödel (1931) haar onvolledigheid, met zijn beroemd geworden theorema dat elk wiskundig systeem een onbewijsbare stelling bevat... Latere wiskundigen lieten van hieruit zien, dat een computer nooit de wiskundige denkkracht van de mens zal kunnen evenaren. De onvolledigheid van de natuurkunde tenslotte blijkt duidelijk in de kwantummechanica: er bestaan gebeurtenissen, die niet natuurwetmatig gedetermineerd zijn. Dat zou dus ook voor menselijke handelingen kunnen gelden.
Terecht vraagt Schins zich af, waarom het materialisme dan nog zo populair is onder wetenschappers (144). De onvolledigheid van de wetenschappen wijst immers op een niet-materiële, dus: geestelijke dimensie die van invloed is op de werkelijkheid. Deze geestelijke dimensie - bron van bewustzijn, vrijheid, en (wiskundige) denkkracht - lokaliseert Schins vooral in de mens. Maar hóe de menselijke geest op de materie inwerkt - dat is in de filofosie altijd het grote probleem geweest. Schins verschaft m.i. op dit punt niet echt veel helderheid, maar sluit zich eenvoudig aan bij Aristoteles die naast een stoffelijk een geestelijk principe poneerde. Dat principe combineert Schins met een objectieve moraal: de menselijke geest is onderworpen aan algemeen geldige normen van goed en kwaad (alleen de mens weet immers van goed en kwaad!). Ten slotte komt hij met een godsbewijs, dat opnieuw op Aristoteles teruggaat. Het feit dat de wereld gehoorzaamt aan natuurwetten kan z.i. alleen maar verklaard worden vanuit iets buiten de wereld. Dat 'iets' moet dus echt los staan van de wereld, en tegelijk de eerste oorzaak ervan zijn: precies het wezen dat in de traditie 'God' genoemd wordt. Van hieruit kan Schins in zijn wetenschapsleer ook een volwaardige plaats toekennen aan de theologie; hij definieert haar zelfs zeer traditioneel als de wetenschap die door God geopenbaarde feiten bestudeert (141).
We kunnen ons afvragen wat we met zo'n betoog-naar-God-toe aanmoeten. Is het niet typisch een 'God van de filosofen' die hier geconstrueerd wordt? Toch blijft het opvallend hoe vaak creatieve denkers (en tot die categorie behoort de schrijver zeker) die om zo te zeggen 'blanco' starten bij een weliswaar onvolledig (en in die zin 'arm'), maar toch tamelijk helder omschreven godsbegrip uitkomen. Dat heeft m.i. te maken met de sporen die de Schepper in de schepping heeft achtergelaten, waarover o.a. Romeinen 1 en artikel 2 van de NGB spreken. Schins originele boek (waarvan ik persoonlijk de hoofdstukken 1-4 het sterkst vind), laat fraai zien dat daar echt niets te veel gezegd wordt.

Datzelfde geldt eigenlijk ook voor het tweede hier te bespreken boek, waaraan o.a. een motto van de natuurkundige Heisenberg is meegegeven: 'De eerste dronk uit de beker van de natuurwetenschap maakt atheïstisch; maar op de bodem wacht God'. Het boek is geschreven door twee auteurs, een exegeet NT (Counet), en een hoogleraar theoretische natuurkunde (Vertogen), beiden werkzaam aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, beiden naar ik aanneem ook zelf katholiek. Zij hebben hun boek geschreven in de vorm van een ononderbroken dialoog. Telkens is ofwel de natuurkundige, ofwel de theoloog aan het woord. Toch vullen zij elkaar veelmeer aan dan dat ze elkaar tegenspreken. In die zin laat het boek zich dan ook lezen als één doorlopend betoog. De eerste helft daarvan is gewijd aan de natuurkunde (met in hoofdstuk 3 een interessant overzicht van hoe belangrijke natuurkundigen en natuurkundig geschoolde theologen over God dachten en denken). De tweede helft (hoofdstuk richt zich op de klassieke vragen van de theologie: Wie is God? Hoe moeten we de bijbel lezen? En: Wie is Jezus?
God, neem ik aan? is geen eenvoudig boek, want diepgravend-wijsgerig van inslag. De wijsbegeerte is als het ware de brug die theologie en natuurkunde met elkaar verbindt. Op die brug vinden de schrijvers elkaar dan ook, en wel in een postmoderne benadering van de werkelijkheid. Die houdt voor hen in, dat onze woorden noch in de theologie, noch in de natuurkunde volkomen recht kunnen doen aan de werkelijkheid. De werkelijkheid van de natuur én die van God blijken altijd groter dan ons denken, en onttrekken zich dan ook telkens weer aan onze greep (vgl. de ondertitel). Wij zijn aangewezen op taal, op interpretaties, maar die blijven altijd ten dele. Counet en Vertogen bepleiten dan ook een 'negatieve theologie' en in het verlengde daarvan een 'negatieve fysica'. Wij nemen meer aan (vgl. de titel), tastenderwijs, dan dat we werkelijk kennen en doorgronden. Niemand heeft ooit God gezien, schreef Johannes; en Niels Bohr voegde daaraan toe - en bedoelde dat niet spottend: niemand heeft ooit een elektron gezien... Welnu, als je het daarbij laat en afspreekt alle kennisclaims te laten varen, is het niet zo moeilijk om elkaar als theoloog en natuurkundige te vinden. Je komt dan terecht in een omvattend relativisme. Toch is dat in dit boek ook weer niet het geval. De schrijvers geven zich heel goed rekenschap van de stand van zaken in de hedendaagse natuurwetenschap. Zeer terecht merken ze op, dat het logisch positivisme met zijn antigodsdienstige inslag weliswaar theoretisch achterhaald is, maar praktisch nog steeds zeer grote invloed uitoefent (een punt dat ik studenten theologie ook altijd probeer bij te brengen in de colleges wetenschapsleer). Evenals Schins hechten ze grote waarde aan de kwantummechanica; en ze wijzen erop dat materialisten als Willem Drees en Gerard 't Hooft volkomen voorbijgaan aan het feit, dat deze kwantummechanica het klassieke wetenschappelijke wereldbeeld grondig heeft ondermijnd. Je kunt niet zomaar meer zeggen dat de wetenschap één voor één al onze kennislacunes opvult totdat we uiteindelijk 'alles' weten. We zullen veel bescheidener moeten zijn.
Dat laatste geldt voor de natuurkunde, het geldt volgens Counet en Vertogen evenzeer voor de theologie. Zoals we een zo alledaags verschijnsel als licht nog altijd niet adequaat kunnen beschrijven, zo geldt dat ook voor onze kennis van God. Ook de bijbel levert ons niet direct kennis van God op; via een 'apofatische exegese', d.w.z. een uitleg die gericht is op het onuitspreekbare van de Godservaring, komt dat aan het licht. De schrijvers wijzen in dit verband op de mystieke ervaring van Paulus in 2 Kor. 12 : 1-5, een tekst die huns inziens de postmoderne conditie van het mens-zijn prachtig verwoordt. Paulus deelt ons hier geen 'waarheden' mee, hij beschrijft slechts stamelend de onuitspreekbare ervaring van het in-Christus-zijn. Wat Christus betreft verdedigen de schrijvers in het laatste hoofdstuk ten slotte een opmerkelijk 'hoge' christologie. Hier is het natuurlijk vooral de nieuwtestamenticus Counet die de lijnen uitzet, in aansluiting aan Martin Hengel en in kritische discussie met Kuitert. Alle pogingen de opstanding om te duiden tot iets anders miskennen de onuitsprekelijke werkelijkheid ervan. Een werkelijkheid waar we met woorden niet goed bij kunnen, maar die door de postmoderne mysticus wel bevestigd kan worden. Ook al zijn we het met de mystieke weg die de auteurs aanwijzen niet eens, dit is wel een gedegen en hoogstaand boek, waarachter veel reflectie en analyse schuilgaat. Niet alleen in de natuurwetenschap en theologie, maar ook op het terrein van de wijsbegeerte blijken de auteurs bewonderenswaardig goed thuis; ingewikkelde gedachtegangen van postmoderne filosofen weten ze helder uiteen te zetten. Zulke boeken kom je, bij alles wat er op de markt verschijnt, toch niet zo heel veel tegen. Jammer dat een namen- en zakenregister ontbreekt, anders zou deze studie ook nog prachtig als naslagwerk hebben kunnen dienen.

G. v. d. BRINK

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's