De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

MEDITATIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE.

Des Doopers levensleuze en levenspraktijk(Vervolg en slot)

7 minuten leestijd

»Hij moet wassen, maar ik minder worden«. Joh. 3 vers 30.

»Hij moet wassen, maar ik minder worden«.
Dit woord teekent ook de roeping van elken waren Evangeliedienaar.
Niet eigen eer te zoeken, maar Christus groot te maken. In den loop der eeuwen hebben vele arbeiders in Gods Koninkrijk het omgekeerde gedaan. Van hen geldt het woord uit Filippenzen 2 vs. 21: „Zij zoeken allen het hunne, niet hetgeen van Jezus Christus is".
Men is nog geen herder inplaats van een huurling, indien men dit weet, sterker: indien dit levensleuze is. Het moet levenspraktijk zijn. Daartoe is voortdurend noodig de genade des Heiligen Geestes; de genadewerking, waardoor voortdurend ons hoogmoedig ik gebroken wordt. Zoo alleen kunnen wij „onze zielen overgeven voor den Naam des Heeren Jezus".
Neem de discipelen van den Heiland. De meesten van hen hebben Johannes' woord gehoord, zijn levenspraktijk gezien, in de nabijheid van Jezus verkeerd, en toch duikt telkens bij hen de strijdvraag op, wie van hen de meeste wel zou zijn. Zou Petrus daarbij niet menigmaal gedacht hebben: als de Heere het maar uitmaken wil, dan zal Hij wel moeten zeggen: „Gij, Petrus, zijt de voortreffelijkste"? En ook na de uitstorting des Heiligen Geestes ontvangt Paulus een doorn in zijn vleesch en een Satansengel, die hem met vuisten slaat, opdat hij zich niet zou verheffen op de uitnemendheid der openbaringen, die hij ontving.
Laat daarom het volk des Heeren veel in den gebede gedenken degenen, die arbeiden in het Koninkrijk Gods. En ieder prediker kniele dagelijks voor God, om met David te bidden: ,,Schep mij een rein hart O God! en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest".
Geschikte gezanten van Christuswege zullen steeds minder worden in zichzelf, met Abraham zich stof en assche weten voor God en met Jesaja verstaan, dat zelfs onze gerechtigheden 'n wegwerpelijk kleed voor den Heere zijn. Maar in hun zielsbesef zal Christus steeds grooter en heerlijker worden in Zijn staten en ambten, zoodat men met de bruid uit het Hooglied leert: „Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk".
»Hij moet wassen, maar ik minder worden«. Dat woord ontsluiert de grondwet van alle waarachtig geestelijk leven. Wanneer wij in het licht der zon wandelen, kunnen wij soms een heele schaduw  voor ons uitwerpen, zoodat wij groote menschen lijken, vooral als de zon schuin achter ons staat. Hoe rechter wij onder de zon komen, hoe kleiner de schaduw wordt. En als wij geheel lijnrecht onder de zon staan, is er slechts een kleine kring rondom ons, een nul. Dat worden wij als wij in rechte verhouding komen te staan onder 't licht van de Zon der Gerechtigheid, Jezus Christus. En als er dan zes bij elkaar staan, dan zijn zij samen niet meer dan nul. Maar als er een 1 voor geplaatst wordt, maakt die 1 het tot een machtig getal. Zietdaar de verhouding tusschen Christus en Zijn volk. Daarom zingt dat volk gaarne: „Door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen". »Hij moet waseen, maar ik minder worden«.
Velen in onzen tijd willen den Doper overslaan; ze willen alleen hooren en spreken van Jezus zonder ontdekt te worden aan hun doemschuld voor God en ontgrond te worden aan al wat uit hen is. Zij zullen Christus nooit naar waardij kunnen schatten. Wij moeten minder worden, zal Jezus groot worden in Zijn onmisbaarheid, dierbaarheid en gepastheid voor 'het zondaarshart.
»Hij moet wassen, maar ik minder worden«.
Anderen willen bij den Dooper blijven staan. Zij zeggen, als ik mijn ongerechtigheid maar zie, dan is dat genoeg. Judas zag zijn ongerechtigheid, maar buiten Christus bracht het hem aan den strop. Petrus' zonde was niet minder groot dan van Judas. Maar doordat hij, de verloochenaar van zijn Zaligmaker, ook geblikt had in het ontfermend oog van zijn Heiland, die voor hem bad, hield zijn geloof niet op, kwam hij in den donkersten nacht zijns levens niet om.
»Hij moet wassen, maar ik moet minder worden«.
Dat is de grondwet des geestelijken levens, want deze uitspraak geeft antwoord op tal van vragen; ik noem er maar een drietal: Wat moet ik doen om zalig te worden? Waarin bestaat de heiligmaking des Christens? Hoe merk ik, dat ik vorderingen maak op den weg des geestelijken levens? Het woord van den Dooper geeft hier licht. Merk er echter op, dat Johannes sprak van wassen en minder worden. Dat is dus een zielsproces, geen wonderboom, die in één dag gereed is. Wij hebben het leven lang noodig, om deze les te leeren. Bij de wedergeboorte krijgt de Absalomsnatuur een doodssteek. De ziel leert beamen: God moet aan Zijn recht komen, ook al ga ik ten gronde. Maar toch, een ander merkt het spoediger dan wijzelf: eigen kracht, eigen licht, eigen verdienste naast Jezus' heerlijkheid, deugden en kruisverdiensten nemen nog een groote plaats in bij onszelf. Arm bedelaar worden voor God, valt zoo zwaar. Niettemin zal de Heere zich overlaten een arm, en ellendig volk, dat op Zijn Naam zal hopen.
»Hij moet wassen, maar ik minder worden«. Dat blijft de grondwet des geestelijken levens ook na wedergeboorte en bekeering. Van onszelf is na ontvangen genade te wachten, dat wij er groot mee worden; wij wassen in vrome oefeningen, in kennis, in goede werken, in bevinding en overdenking. Als Obadja voor Elia, pralen we met onze vreeze Gods. Spoedig staan we op eigen vrome beenen.
En niet eer zijn we op de rechte plaats, voor het ons gaat naar ons tekstwoord: Hij moet wassen, maar ik minder worden". Is er dan geen groei in het geestelijk leven? Zeker, maar een wassen in Christus, gelijk een klimopplant, om den Boom des Levens, Jezus Christus.
Christus zal men steeds meer noodig hebben, niet slechts als Verlosser uit zonde en hellebanden, maar óók als Leidsman op al onze wegen, als Profeet, om ons te onderwijzen, als Priester tot verzoening en voorbede, en als Koning om door Hem geregeerd en beschermd te worden.
»Hij moet wassen, maar ik minder worden«.
Dat is een louteringsproces, waarbij het zoo moeilijk kan worden, dat de Dooper in de gevangenis gezeten, discipelen tot Jezus zendt, om te vragen: ,,Zijt gij de Christus, of verwachten wij een ander?"
Hoe is bij velen de levensleuze en levenspraktijk anders dan bij den Dooper, zoodat het woord uit Jeremia 2 vers 31 op zijn plaats is: „O geslacht, aanmerkt toch gijlieden des Heeren woord! ben ik Israël een woestijn geweest, of een land der uiterste donkerheid? Waarom zegt dan mijn volk: Wij zijn heeren, wij zullen niet meer tot U komen".
Hoe ontzettend zal het einde zijn dergenen, die hun hart verharden, die hoogmoedig niet verbreken voor Gods recht, om door Christus verzoening te zoeken bij God! Maar nog is het het Heden der genade, al ligt voor menigeen reeds de bijl aan den wortel der boomen. Haast u dan om uws levens wil!
Maar gij, die niet vijandig staat tegen God en Zijn Koninkrijk, wat wilt gij zijn of worden bij en door Jezus? Groot? Machtig? Gebruikers tot uw eigen eer en aanzien?
Hier op aarde gelukt het misschien. Maar in de eeuwigheid zult gij uit 's Heeren mond hooren: ,,lk heb u niet gekend".
Zoekende ziel, die geen vrede en verzoening kunt vinden en u aftobt over de vraag: waarom? wordt u in dit tekstwoord niet de weg gewezen, waarop gij alleen kunt vinden wat u nu ontbreekt  Indien in uw zieleleven het bij u steeds minder wordt, maar de Heere Jezus wast voor het oog uwer ziel, zal de vrede Gods uw deel worden.
Deze grondwet des geestelijiken levens gaat in tegen ons verdorven natuurlijk bestaan, ons leven lang. Maar al het volk des Heeren, bij ervaring wetende dat in dezen weg 't leven uit God genoten wordt, zende veel de bede op: Heere, schrijf Gij Uw grondwet in ons zielsbestaan: »Hij moet wassen, maar ik minder worden«.
B.                                                                                B. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

MEDITATIE.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's