De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

VAN DE STUDIE-COMMISSIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DE STUDIE-COMMISSIE

7 minuten leestijd

Rapport Dienstboek.

   De studiecommissie van de Geref. Bond gaat uit van het standpunt, dat het Dienstboek der Kerk in overeenstemming moet zijn met de belijdenis der Kerk.
   Derhalve stuit zij onmiddellijk op het bezwaar, dat men naar de strekking der betreffende bepalingen van de Kerkorde, aan de orden van het Dienstboek zal gebonden zijn, terwijl de Kerkorde geen binding aan de confessie der Kerk voorschrijft.
   Formeel is het een bezwaar, dat de Synode dit Dienstboek ten gebruike geeft, terwijl de Kerk nog niet in de gelegenheid werd gesteld zich daarover principieel uit te spreken.
   Officieel ontbreekt derhalve aan 't Dienstboek de binding aan de confessie, zodat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat het op belangrijke punten van de belijdenis afwijkt.
   Dit bezwaar drukt teméér, wijl het Dienstboek wil tegemoet komen aan verscheidenheid van inzicht in de betekenis van de liturgische handelingen der Kerk en, in zoverre deze een confessioneel karakter dragen, ook aan verscheidenheid van inzicht inzake de belijdenis.
   In verband met de aanbieding van „een proeve van hernieuwd reformatorisch belijden", en het achterwege blijven van bepalingen omtrent de erkenning van en binding aan de belijdenis der Drie Formulieren als belijdenis der Kerk, rijst de vraag, of men op deze wijze tot een formulering wil geraken van, wat men noemt, „het belijden der Kerk", dan wel, of men dit zwevende wil laten.
   Of moet men in dit alles een droevig blijk van onmacht der Kerk zien?
   Hoe het ook zij, de vergelijking met de oude formulieren leidt telkens weer tot de ontdekking, dat, wat men daarnaast of daarvoor in de plaats wil geven, verre achterstaat in uitdrukkingkracht en ordelijke weergave van de inhoud des. geloofs.
  
   Een en ander is oorzaak van een onzekerheid in het „belijden", welke niet alleen verwarring geeft, maar met het karakter der Kerk niet in overeenstemming is.
    Nog afgezien van de vraag, of het door de leiding ingenomen standpunt ten aanzien van de confessie der Kerk uit kerkrechtelijk oogpunt gerechtvaardigd mag heten.
   Afgezien ook van de vraag, welke methode de Synode had behoren te volgen, indien zij al goede grond mocht hebben om een nieuwe formulering van het belijden der Kerk in het uitzicht te stellen of daartoe te willen leiden, — is de commissie van oordeel, dat de vaststelling van het Dienstboek alvorens zulk een formulering kerkelijk tot stand is gekomen, praematuur is.
   De verscheidenheid, welke het ontwerp- Dienstboek biedt, getuigt van een vrijheid van opvattingen, welke vooruit grijpt op een eventuele formulering van „het belijden der Kerk" op een wijze, die de commissie niet verantwoord kan achten.
   Het ontwerp toch wil tegemoet komen aan opvattingen omtrent de betekenis van liturgische handelingen, die onmiskenbaar saamhangen met sacramentele inzichten, welke vreemd zijn aan het reformatorisch belijden.
   De centrale plaats, aan het Heilig Avondmaal toegekend, kan daarvan reeds een bewijs leveren.
   Daarmede is op een hoofdbezwaar gewezen, waardoor de bediening van het Woord op de achtergrond dreigt te geraken, in strijd met het voornaamste uitgangspunt der reformatie.

   Een ander bezwaar, meer van practische aard, vindt de commissie in een te ver gaande binding aan een voorgeschreven liturgie.
   Zij beveelt ten stelligste aan, de bediening van Doop en Avondmaal te binden aan de tot nog toe gebruikelijke formulieren, tot onderhouding van de daarin gegeven catechese.
   Zij erkent, dat het aanbeveling kan verdienen, al te grote vrijheid in de formulering van votum en zegen te voorkomen.
   Doch overigens spreekt zij zich uit voor vrijheid in de liturgie en gebondenheid aan de confessie.

    Hoezeer de commissie van oordeel is, dat het belang der zaak op zichzelf reeds van ons vraagt om ons rekenschap te geven van de liturgische vraagstukken, acht zij de genoemde bezwaren van die aard, dat zij moet afzien van de poging om die in de voorgestelde formuleringen door redactie-wijziging weg te nemen.
   Dit sluit echter niet uit, dat zij het Dienstboek in zijn geheel wil bestuderen en daaromtrent nader rapport uitbrengen.
  
   Gaan wij nu de formuleringen, teksten en gebeden na, welke bij de genoemde liturgische handelingen ten gebruike worden voorgesteld, dan moet gezegd, dat deze in vele gevallen, naar de letter beoordeeld, geen afkeuring verdienen. In de meeste gevallen zijn de teksten goed gekozen, terwijl de gebeden en formuleringen aan de classieke liturgieën zijn ontleend.
   In dit opzicht zou er geen aanleiding zijn om ze niet te gebruiken.
   Daarmede is echter de zaak niet afgedaan. Ten eerste is het alleszins begrijpelijk, dat men reeds vroeger de voorkeur heeft gegeven aan het vrije gebed boven de afzonderlijke liturgische formules.
   De letter doodt en de Geest maakt levend. Met name de hier bedoelde stukken der liturgie dreigen dode vormen té worden, terwijl de Dienst des Woords deze stukken in een prediking, welke naar het leven der kerk is, gelijk dit ons in de Heilige Schrift wordt geleerd, uit de aard der zaak aan de orde stelt.
   Daarmede raken wij dan het hart van de kwestie.
   Het Dienstboek laat een duidelijk streven herkennen om het sacrament, met name het Heilig Avondmaal, een centrale plaats in de gemeente te geven.
   Hoe groot de betekenis van het Heilig Avondmaal echter moge zijn, de bediening van het sacrament komt ook naar de Schrift duidelijk. achter de prediking aan.
   Eerst de prediking en dan het sacrament. De bediening van het sacrament gaat niet voorop. Het Woord neemt de centrale plaats in en dat moet zo blijven.
   Zij, die het Heilig Avondmaal in het centrum willen plaatsen, de gemeente willen vergaderd zien rondom het Avondmaal, koesteren opvattingep omtrent het sacrament en zijn werking, welke gegrond zijn in beschouwingen, die met onze gereformeerde belijdenis in onverzoenlijke strijd staan.
   Daaraan liggen n.l. beschouwingen aangaande de incarnatie (de vleeswording des Woords) ten grondslag, die er tenslotte op neerkomen, dat de vleeswording zich in de kerk zou voortzetten. De vleeswording wordt tot een mysterieus gebeuren in de liturgische handelingen. Men mag dit meer of minder bewust geloven, maar daarop komt het toch eigenlijk neer. Daarom krijgen die handelingen iets, dat wij magisch zouden kunnen noemen en op die wijze kan ook aan een formule zulk een kracht worden toegeschreven.
   Er zullen zeker mensen zijn, die aan zoiets behoefte hebben, althans daarin bevrediging zoeken en misschien ook wel vinden. Dezulken wilen, dat er wat gebeurt. Schuldbelijdenis, schuldvergeving : er gebeurt wat.
   Nu geloven wij, dat er altoos wat gebeurt, als het Woord recht gepredikt wordt, en "waar dat Woord recht gepredikt wordt. Immers het Woord zal alles doen, waartoe God het zendt. (Jesaja 55).

   Doch wij geloven ook, dat de Heilige Geest zich niet laat binden aan een liturgische formule. (Joh. 3 vs. 8).
   Noch het sacrament, noch de liturgische formule hebben kracht in zichzelf, doch het is de Heilige Geest, die levend maakt en in alle waarheid leidt.
   Bovendien, het bevel der prediking gaat voorop, daarna de doop en dan de onderhouding van alles, wat Christus geboden heeft. (Matth. 28 VS. 19). Onder dit laatste valt ook het Heilig Avondmaal. Daarom houden wij ons bij de leer der reformatoren, die aan het Woord de plaats geeft, welke daaraan toekomt.
   In het belang van de eenheid in de leer der sacramenten van Doop en Avondmaal, verdient het aanbeveling het gebruik onzer formulieren van Doop en Avondmaal verplicht te stellen, mogelijk ook geen onbeperkte vrijheid in de formulering van hét votum toe te staan, maar overigens op het stuk der liturgie vrijheid te laten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

VAN DE STUDIE-COMMISSIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's