De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Laat m’ uw gezicht eens zien

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Laat m’ uw gezicht eens zien

7 minuten leestijd

Want zij keren Mij de nek toe, en niet het aangezicht Jeremia 2 : 27 midden

Ge moet de eerste zeventien hoofdstukken van Jeremia lezen op de dag, wanneer achter elkaar zwarte dreigende wolken langs de hemel jagen in steeds andere formaties, terwijl het dreigend rommelt in de verte, doch wanneer ook tussendoor zo nu en dan momenten de zon mild en goed gouden stralen neerzendt. In felle bewoordingen onder aankondiging van zware oordelen striemt de profeet de godsdienstige en sociale zonden van het volk. De deur van bekering en vergeving wordt echter nog altijd opengehouden. De HEERE treedt op in hoedanigheid van een schandelijk bedrogen Echtgenoot, die bereid blijft de overspelige weer te aanvaarden in alle liefde.

Tot degelijk begrip van de tekst teken ik eerst de coördinaten, waarin de woorden ter overdenking zijn geplaatst. U wilt vooraf even weten wat met coördinaten bedoeld is. Coördinaten vormen een stelsel van lijnen of — dat kan ook — van vlakken, die de ligging van een punt, lijn of vlak bepalen. Laten we het houden op een stelsel van lijnen, die de ligging van een punt te weten onze tekst van overdenking aangeven. Ik wil me duidelijkheidshalve beperken tot een drietal van de voornaamste lijnen, die we als meest in het oog lopend waarnemen in boven genoemde hoofdstukken van de profetie.

De eerste lijn is die van de zware zonden en de schandelijke afwijkingen van het volk. In immer andere bewoordingen en beelden worden allerhande euveldaden gesignaleerd. Om te beginnen het religieuze kwaad namelijk de afval en de verlating van de HEERE, hun God, en het gedraaf en gedraai naar Baals en andere afgoden met het élan van een lichte snelle kemelin. Onlosmakelijk daaraan verbonden het sociale onrecht. Vreemdeling, wees en weduwe worden verdrukt, onschuldig bloed vloeit in stromen. Diefstal, moord en overspel zijn — statistisch — misschien normaal, doch druisen in tegen de heilige normen, die God zijn volk in neerbuigende trouw openbaarde. De sociale overtredingen zijn verweven met het godsdienstig kwaad. Deze samenhang ziet men tegenwoordig over het hoofd. Christus zeide dat het tweede gebod gelijk is aan het eerste en grote met andere woorden dat de overtreding van het tweede gebod wel gelijk moet zijn aan de overtreding van het eerste en grote. Thans meent men dat mijn verhouding tot mïjn medemens zonder meer God zelf is. God is de verhouding tot de naaste en de naaste dienen is de hele inhoud van de godsdienst. Verder komt daar niets bij kijken. Het is evenwel anders. De schaamteloze verlating van de HEERE God is de voedingsbodem, waarin alle sociale ongerechtigheden gedijen. Ook hoort hierbij de politieke misgreep. Het drinken van de wateren van Sihor, het vertrouwen op Egypte en het drinken van de wateren van de rivier, het steunen op Assur is allebei funest. Hosea heeft het kernachtig geformuleerd: Assur zal ons niet behouden en wij zullen op paarden (die uit Egypte worden verwacht) niet rijden. Hosea voegt een derde toe. Hij zegt: 'Wij zullen tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God'. Evenzo wijst Jeremia af de dwaasheid om tegen stukken hout en tegen stenen te zeggen vader en moeder. Eigenwillige verering van de HEERE leidt net zo min tot het gewenste doel. Vergeefs is elke wederkeer, die niet gemeend is, ook al komt de wierook uit Scheba en de beste kalmus uit verren lande. Uwe brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uwe slachtofferen zijn Mij niet zoet. Behalve deze vierbaanslijn zijn er andere.

Opvallend is de aankondiging van de oordelen. De profeet hoort met physieke benauwenis het gedaver en de donder van de oorlog. Ook vermeldt hij rampen en tegenslagen in de natuur als straffende gevolgen van de ongerechtigheden.

De derde lijn is die van de herhaalde betuiging, dat de toorn van de HEERE niet eeuwig is. God verzekert meer dan eens bij monde van onze profeet dat Hij geen voleinding wenst te maken. Als het volk waarlijk nadert wil de God van het verbond met berouw gedenken. Jammer genoeg maken de bemoeienissen het alleen maar erger, want het volk verhardt zich tegen alles in. Dit zijn de voornaamste lijnen, die we door de hoofdstukken, die we hebben genoemd, heenlopen.

Onze tekst geeft te verstaan, dat de zonde, nader gekwalificeerd die van de afgoderij, valt te typeren als het toekeren van de nek tegen de HEERE. Hoe onstuimig roekeloos en hoe eindeloos dwaas in feite. Hoe haalt een mens het in hoofd en hart? Verderop zegt de profeet: Zij zijn achterwaarts gekeerd en niet voorwaarts. De HEERE toonde uiterste toenadering. Hij zond in alle vroegste vroegte zijn profeten met volmacht van verge­ving en genade bij het minste blijk van wederkeer, maar als ongemakkelijke kinderen bij de kleinste stap in hun richting, draafden ze verder weg de afgoden na. De toeschietelijkheid van de HEERE op allerhande manier uitputtend aan de dag gelegd bracht slechts teweeg, dat die nek alleen maar harder werd. We hoorden dat de zending van de profeten alvorens nog iemand was opgestaan, een belangrijke factor uitmaakte in de poging om tot een betere verstandhouding te komen. Laten we terdege erop verdacht zijn dat de bediening van Woord en Verzoening zo niet ten voordeel tot eeuwig oordeel strekt. In de eeuwige bestraffing zullen we wensen het nimmer gehoord te hebben doch daartegenover zullen we in de eeuwige gelukzaligheid verwonderd dankzeggen, dat we het niet nooit gehoord hebben.

De nek niet het aangezicht. Kort en krachtig. Suggestief. Het is een groot verschil of we van iemand de harde nek voor het bekijken hebben of dat we hem in het gezicht mogen blikken. Het gezicht is de spiegel der ziel. Emoties tekenen zich af in gelaatstrekken en oogopslag. Sympathie, ja bijna eeuwige liefde straalt ons tegemoet uit het diep van mensenogen. Ogen van iemand kunnen geweld op ons uitoefenen, waar we niet tegen opgewassen zijn, zodat we overmeesterd uitroepen: Wend uw ogen van mij af, ik kan het niet langer uithouden.

Het toekeren van het aangezicht is het wisselen van de blikken met Hem, bij Wien van alle eeuwigheid vriendelijke ogen zijn. Weet ge hoe moeilijk het is een allereerst oogcontact te maken met iemand, die we diep gegriefd en allerzwaarst bedroefd hebben? Hoe uitermate beschaamd en terneergeslagen kijken we uit een hoekje van de ogen. Er zijn situaties in het leven dat we iemand nooit meer onder de ogen durven komen. En wanneer we dan oog in oog vele stappen moeten zetten, wordt het een zware gang.

Het aangezicht de HEERE toewenden is met droefheid van het aangezicht ons tot Hem bekeren. Een stem op hoge plaatsen, een geween en smekingen van de kinderen Israels omdat ze hun weg verkeerd en de HEERE hun God vergeten hebben. Keert weder, zegt Hij aanmoedigend, Ik zal uw afkeringen genezen en daarop de schuchtere en toch verwachtingsvolle echo: Zie hier zijn we, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE, onze God. Wij liggen — liggen nota bene — in onze schaamte en onze schande overdekt ons, want wij hebben tegen de HEERE, onze God, gezondigd.

Het is een vraag van belang of de HEE RE God ooit wel eens iets anders van ons gezien heeft dan onze nek, onze harde nek. Ook al hebben we de hemel blauw gemaakt met de rook van brandoffers en al hebben we op het allerrechtzinnigst beleden. Al hebben we de getrouwste leraars stuk voor stuk ettelijke malen beluisterd en naar ons gevoel met grote smaak. Al hebben we gesteund en gezucht dat het een lieve lust was. Al hebben we onze huizen vol van de oudste en getrouwste boeken en geschriften. Het zal allemaal niet baten als we nooit het aangezicht diepbeschaamd en ernstig bedroefd hebben gewend naar de HEERE.

Mijn duive, die zijt in de kloven van de steenrotsen, in het verborgen van een steile plaats, toon mij uw gedaante, doe mij uwe stem horen; want uw stem is zoet en uw gedaante lieflijk. Dat zijn woorden, die de Bruidegom na elke winter opnieuw zijn bruid toevoegt. Hij wenst dat ze tot Hem komt en voor zijn aangezicht in oprechtheid wandelt. Hij hoort graag haar smekingen, gebeden, lof- en dankzeggingen. Doorhollen maar is het wanhopig recept als we op de verkeerde toer zijn. Sta eens een ogenblik stil, keer uw gezicht eens helemaal om en zie eens hoe de HEERE ziet. Het zal niet tegenvallen, want van verre ziet ons de hemelse Vader. Wendt u naar Mij toe, alle gij einden der aarde, en wordt behouden, zegt de HEE­RE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Laat m’ uw gezicht eens zien

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1972

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's