De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

DE PURITEIN VAN DE HERTENPOLDER

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PURITEIN VAN DE HERTENPOLDER

FEUILLETON

5 minuten leestijd

   Zij heeft Janus verteld van het wondere leven, toen zij ervoer dat haar handen het werk goed aanvatten. Dat zij innerlijk daarin een bizondere verheugenis vond.
   Als in een droom heeft Janus geluisterd. En ook hij heeft zijn eigen, leven, vol donkere en lichte momenten gehad in de dagen van de jeugd en hij kan veel vertellen van zijn religieuze ervaringen die, hoewel schoon, toch geen grond konden zijn om op weg en reize naar de eeuwigheid, mee voor God te verschijnen.
   Moeder heeft dan wel eens gezegd de volgende morgen : — Wat hebben jullie toch te redeneren op bed? Ik hoor jullie vaak nog een gesprek voeren van je walste.
— Och Moeder, zegt dan Janus, as ik op mien rug lig, praot ik zo makkelijk. Dan komme de beelden uut .mien kienderjaoren zo mer veur de lens, en ik hè mer weer te geve wat ik zie.
   Mia heeft de jongen aan haar borst. Berend krijgt mooie, zwarte wenkbrauwen. Hij heeft 't haar van Moeder en het gezicht van vader. De blauwe ogen van Veldstroo.
— Kom, nou even zitten, vent. Eerst eens boeren, zegt Mia.
— Berend je, Berendje! Wat hei-je een schik, lacht Janus, en komt naderbij. Het ventje lacht zo vriendelijk.
   Er gaat Mia een weldadige stroom door het hart, als zij het welgevallen van Janus en zijn vaderlijk meeleven, ervaart.
— Onze kleine man! Hè vent?
   Moeder Wiedeling komt soms een traan in het oog. Dan, wanneer zij aan haar eigen moederweelde terug denkt. Maar zij verheugt zich in het geluk van haar kinderen, Janus en Mia. De Heere neemt het eerste weg, om het tweede daar te stellen. Van het einde weet Hij alles, maar de mens leert deze dingen alleen door lijden en smart.
   Haar man gestorven, haar enige zoon weg en dan op zulk een wijze. Ze denkt aan die vreselijke nacht, toen zij koos vóór haar weer­ barstige zoon en Mia weg wilde zenden. En in die zelfde nacht wierp de zoon zich in de vloed en Mia werd voor haar behouden.
   Moeder Wieding heeft Gods weg leren aanbidden, toen zij in Zijn heiligdom was ingegaan. Zij zelf zou het nooit hebben kunnen overgeven.
   Als Mia haar jongen een schone doek heeft omgedaan, wacht zij nog even op een paar boertjes.
— Daar is hij, zegt ze. Nu nog één, vent! Dan legt ze hem weg.. De kleine verlangt gauw naar zijn bedje, dat weet ze.
   Als Janus naar de deel gaat om de koeien nog een laagje hooi te geven, ziet hij door de achterdeur, dat de lucht schoon is.
  Plassen, hier en daar, en overal. De sloten zijn overvol. De molens malen.
   Janus veegt het hooi gelijk voor de beesten en sluit dan de deuren. De rust ligt overal verspreid.
   Als hij weer binnen komt, heeft Moeder de karnemelkse pap al op tafel gezet.
   Na het eten leest Janus uit het Evangelie van Johannes over de schare, die de wet niet kent. Jezus kwam met een nieuw getuigenis, het leven der barmhartigheid, met verloochening van het eigen ik, daarom stuitte Hij op het wrede hart der Farizeërs, die het volk lasten oplegden, zwaar om te dragen, maar zelve roerden ze die met geen vinger aan.
   Dan doet Janus het avondgebed. Eenvoudig, afhankelijk. Nergens is het veilig, dan onder de beschutting der bescherming van God. Voor de nood der Kerk, tegen de afval der volken.
   Buiten is de hemel schoon De zwanen wiegen zich in het stille water onder de appelbomen en laten een enkele maal hun schelle roep door de nacht weerklinken.
   Daar is geen zoetheid in de zonde, het nieuwe leven kan niet zondigen. Een daad des levens moet in God gedaan zijn, zal het hart daarna verheugenis kennen.
   Janus en Mia rusten in het zachte bed. Zij hebben zich er wel eens over verwonderd, welk een zacht leger hun gespreid is. En ze hebben op de Heere, de Allerhoogste gezien. Die dat alles voor hen gemaakt en besteld heeft.
   Als ze een uur geslapen hebben, begint plotseling de jongen in de keuken een geweldig tumult te maken.
   Mia schrikt overeind. — Hie het zeker gedroomd, Mia, zegt Janus.
   Mia springt het bed uit en steekt 't kleine lampje aan. — Jongen, wat is het? Kleine man!
— Hij is vast geschrokken in zijn dromen, Janus, zegt Mia. Met z'n handjes klemt het kind zich om de hals van Mia.
— Neemt 'm maar mee op bed, Mia, stelt Janus voor. Hie kriegt gien rust as bie ons. Janus slaat de dekens op.
— Zo, kleine lummel, lowwe 't dan zo us prebere, zegt Janus, 't Lichtje effe anhouwe, Mia?
   De kleine snikt nog heftig, maar bedaart al meer.
   Hij kent de stem van Moeder. De droom wijkt al verder.
   Janus blaast het lampje uit.
   Van slapen komt vooreerst niet veel, want het is zo teer, dat vrachtje tussen hen beiden.
   De jongen geeft kleine geluiden en is klaar wakker.
   Janus probeert wat te soezen. Dan komen hem de beelden voor de geest uit de tijd, dat hij zelf klein was. Hij herinnert zich van zijn derde jaar af, heel duidelijk allerlei momenten. Altijd was hij iemand, die zo gering dacht van z'n persoonlijkheid. En nu getrouwd en vader van een kind. De tijd gaat al maar door. Hij denkt aan zijn trouwtekst : Zie, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die de Heere vreest.
   En dan : — Wie en wat zijn wij, o Heere, dat Gij ons tot hiertoe gebracht hebt.
   De Heere is lankmoedig en van grote kracht. Des Heeren weg is in wervelwind en in storm en de wolken zijn het stof Zijner voeten.
   Deze God, is de God des levens, Die in grote barmhartigheid Zich over hem en zijn vrouw en ook over dit kindeke ontfermt.
   Dan vervult hem een onuitsprekelijke dankbaarheid Daarom verfoei ik mij, en heb berouw in stof en as Maar de blijdschap is sterker.
   Deze nacht ontwikkelde zich een nieuwe Verbondssluiting in de ziel van Janus met de God van Abraham, Izaak en Jakob.

— EINDE. —

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

DE PURITEIN VAN DE HERTENPOLDER

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 juli 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's