UIT DE COMMISSIE VOOR HET DIENSTBOEK
Formulier voor de openbare belijdenis des geloofs
Het bovenste opschrift is niet volledig. De commissie voor het dienstboek, die daar wordt bedoeld is niet de synodale commissie, maar de andere, die door het Hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond is ingesteld, om rapport uit te brengen over het dienstboek.
Wat is het dienstboek ? Dat behoort natuurlijk iedere lezer te weten. Maar een schrijver doet altijd wijs, als hij niet te veel kennis bij zijn lezers onderstelt. Onder het dienstboek verstaan we een boek, dat dezelfde stof omvat, welke achterin onze psalmboeken ook voorkomt, doch dan onder de naam : „De Liturgie der gereformeerde kerken in Nederland, of de formulieren bij dezelve in de uiterlijke dienst gebruikelijk".
Om volledig te zijn, moeten we er bij vermelden, dat het dienstboek, hetwelk door onze synode aan de kerk in proefgebruik is gegeven, nog iets meer omvat, dan de bovengenoemde liturgie. In het dienstboek staan ook orden van dienst. Deze orden bedoelen aan te geven, in welke volgorde alles in de godsdienstoefeningen dient te geschieden. De volgorde dus van zingen en gebed en schriftlezing en prediking en zo al meer. Bovendien geeft zo'n orde van dienst aan, wat er dient te geschieden. Om maar eens iets te noemen, dat ons vreemd is : in drie van de vier orden van dienst voor de Zondagmorgen, komt een genadeverkondiging voor. Dat is ook wat, zegt misschien iemand, moet er dan een godsdienstoefening gehouden worden, waarin Gods genade niet verkondigd wordt? Is het de bedoeling, dat in die kerkdienst alleen de wet gepredikt wordt?
Neen, zó is het niet. De hier bedoelde genadeverkondiging is een soort van absolutie of vergeving van zonden, die de priester, nee, ik bedoel de dominee, over de gemeente uitspreekt. Eerst wordt er door de gehele gemeente samen schuld beleden en dan spreekt de voorganger uit, dat deze beleden zonden vergeven zijn. Men moet niet direct zeggen, dat dit helemaal verwerpelijk is, want Calvijn heeft deze openbare schuldbelijdenis, met verkondiging der vergeving, ook wel gebruikt, n.l. toen hij in Straatsburg in een soort ballingschap was. In Geneve echter niet, want de Overheid en de burgerij van Geneve heeft hem verzocht dit niet te doen. Het komt mij voor, dat er reden zijn om van deze vormelijke genadeverkondiging een beetje huiverig te zijn. Het gevaar is niet denkbeeldig dat een deel der hoorders zich er door in slaap laten wiegen, nog meer, dan zij al doen. Of deze openbare verkondiging van vergeving kwaad zal doen, hangt weliswaar voor een groot deel af van de woorden, waarmee het gebeurt. In een orde, die als vijfde aan de orden van dienst zal worden toegevoegd, trof ik b. v. deze genadeverkondiging aan : „Als dienaars van Jezus Christus verkondigen wij aan een ieder, die, ziende op het kruis, schuld beleden heeft voor God, de vergeving der zonden".
Toen dit vijfde formulier in de Synode ter sprake kwam, heeft men van onze kant daartegen opgemerkt, dat deze genadeverkondiging niet naar Schrift en Belijdenis was. Ieder voelt hoe gevaarlijk deze formule is. Men doet mee aan de openbare schuldbelijdenis in de kerk, die aan deze vormelijke genadeverkondiging vooraf gaat. Op deze wijze belijdt men schuld. Het kan best zijn, dat men van die schuld niets gevoelt, al stemt men toe, schuld gemaakt te hebben. En dan komt de dominee daar met zijn woorden overheen en zegt: „de zonden zijn u vergeven". Misschien dat in de eerste jaren der reformatie een genadeverkondiging met deze woorden geen kwaad kon doen, omdat men toen goed wist, dat er geen vergeving van zonden is, dan alleen voor degenen, die in Christus Jezus zijn. Zo spreekt immers de" Schrift in Romeinen 8 vs. 1 : „Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest".
Wanneer we ons aan Romeinen 8 vs 1, dat ook een genadeverkondiging is, houden, en in gehoorzaamheid aan deze Schrift de woorden kiezen, zouden we het b.v. zó moeten formuleren : „Als dienaars van Jezus Christus verkondigen wij aan een ieder, die in Christus Jezus is, en die, ziende op het Lam Gods, zijn zonde beleden heeft en door de Geest de bewegingen der zonde doodt, de vergeving der zonden". Wanneer men de hoorders van het evangelie in de waan zou brengen, dat het genoeg is, zijn schuld te belijden, dan komt men in strijd met Romeinen 8 VS. 1 en ook in strijd met de woorden: „Wie zijn zonde belijdt en laat, zal barmhartigheid verkrijgen". Ik gaf het bovenstaande maar als voorbeeld, wat orden van dienst bedoelen te zijn en hoe elk nieuw onderdeel en elke formulering aan Schrift en Belijdenis getoetst moet worden.
Behalve nu deze orden, is er nog een nieuw element in het dienstboek. Dat nieuwe is een formulier voor de openbare belijdenis des geloofs. Zulk een formulier komt in de liturgie der Gereformeerde Kerken — het woordje Gereformeerd in de oude zin genomen — niet voor.
Men zou daarom kunnen beginnen met de vraag te overwegen, of de invoering daarvan noodzakelijk of wenselijk is. Het komt mij voor, dat er dingen zijn, die er vóór pleiten en andere, die het overbodig doen schijnen. In de regel vormt de openbare belijdenis des geloofs de afsluiting van maanden of jaren onderwijs. Daardoor, zo mag men veronderstellen, is de behoefte aan een aparte onderrichting, op de dag der belijdenis, niet zo groot. Anderzijds moet men er ook rekening mee houden, dat de gemeente in haar geheel bij deze plechtigheid tegenwoordig is, en dat er daarom iets voor te zeggen zou zijn om het doel en de betekenis van het belijdenis doen in een formulier samen te vatten, ook, al is de prediking van deze kerkdienst reeds op de betekenis der openbare belijdenis gericht. Weliswaar zou het nog niet zo gemakkelijk zijn om het eens te worden over de vragen, die bij het belijdenis doen oprijzen. Daar zijn hier voornamelijk twee stromingen te onderkennen : alleen zij doen belijdenis, die lust hebben zo spoedig mogelijk het H. Avondmaal mee te vieren, of allen doen belijdenis, die kerkelijk van leven en bestendig van wandel zijn. Het schijnt dat er in onze Kerk, na de Hervorming, een weg is afgelegd van een zeer beperkt belijdenis doen tot een veel ruimere opvatting. In 1606 b.v. telde men in Eemnes 200 kerkgangers, doch niet één lidmaat. Wilnis had in dat jaar 4 lidmaten. Montfoort had er wel 30 op de 300 kerkgangers, doch Amerongen had niet één lidmaat. Belijdenis doen betekende in die tijd, dat iemand toegang vroeg tot het H. Avondmaal. Een halve eeuw later was de toestand al heel anders. ledere gedoopte deed belijdenis, maar ds. Smytegelt geeft als zijn mening weer : „We hebben al dikwijls gezien, dat de mensen meenden, als zij belijdenis gedaan hadden, dal ze dan moesten ten Avondmaal gaan : doch belijdenis moet elk doen, maar elk mag niet ten Avondmaal gaan. Niemand mag er aan gaan, als die genade heeft". Zo zijn en waren er deze twee gevoelens. Ik spreek in deze artikelen hier geen oordeel over uit. Dit is een aparte studie waard. Misschien ligt de waarheid ook hier een beetje meer naar 't midden, doch dat blijve rusten. Het is ons genoeg, dat we even het probleem hebben gezien en ook de tweeërlei houding, die men tegenover de wenselijkheid van een formulier voor de openbare belijdenis kan aannemen.
We gaan nu over tot de bespreking van het voorgelegde formulier. Zouden we dit kunnen gebruiken, als we aan een onderwijzend formulier de voorkeur geven boven een korte formule?
Ik zou zeggen, laten we 't samen gaan lezen, stukje voor stukje. Eén opmerking mag zeker wel voorafgaan. Een goed formulier moet hij het begin beginnen en daar moet een ordelijke opvolging in de delen zijn. Denk maar eens aan het begin van ons Doopformulier : „De hoofdsom van de leer des H. Doops is in deze drie stukken begrepen : Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk van God niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden".
Hier wordt bij het begin begonnen en de ordelijke opeenvolging treft ieder, die het leest. Helaas, missen we in het voorgestelde formulier het juiste begin en de begrijpelijke volgorde. Daarmee doel ik niet eens op het gebed, waarmee het formulier aanvangt. Dat stelt nog weer een aparte vraag aan de orde.
Is het wenselijk of noodzakelijk de prediking in de dienst, waarin de nieuwe lidmaten worden bevestigd, met een gebed te besluiten? Ik meen van niet. Voor mijn gevoel vormt dit gebed zo'n afsluiting van de kerkdienst, dat de belijdenis er een aanhangsel van wordt. Het voorgestelde formulier begint met een gebed, doch stelt het facultatief. Men kan het gebruiken of niet gebruiken. Dat gebed luidt als volgt : „AUergenadigste Vader, Uw lieve Zoon Christus Jezus heeft ons geleerd, dat zalig zijn zij, die uw Woord horen en het bewaren. Maar daar wij het niet kunnen bewaren, tenzij dat Gij met Uw Geest in onze harten schrijft, zo bidden wij U, dat Gij satan van ons wilt weren : opdat hij ons Uw Woord niet ontrove. Wil ons stenen hart wegnemen, dat de nieuwe vruchten van uw Woord niet verdorren. Wil ook de zorgen van deze wereld, die het Woord willen onderdrukken, uit ons hart uitroeien, en maak ons tot een goede aarde, opdat Uw heilig Woord, dat daarin gezaaid is, menigerlei vruchten voortbrenge, tot heiliging van Uw Naam, door Uw Zoon, onze Heere, Jezus Christus. Amen".
Dit gebed is ontleend aan één der gebeden uit de Liturgie van M. Micron, slechts licht gewijzigd. Wanneer we het beschouwen als een gebed, dat de voorafgaande predikatie afsluit, is het een passend gebed. Alleen vraag ik mij dan af, waarom het door de opstellers van dit formulier gewijzigd is. Zoals het ons is voorgelegd lezen we, dat wij het Woord niet kunnen bewaren, tenzij dat de Geest Gods in onze harten schrijft. In het oorspronkelijke staat : tenzij Gij het met Uw Geest in onze harten schrijft. Dat is duidelijker.
(Wordt vervolgd).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's