EEN DOMINE VERTELT
8. Improviseren.
Ik herinner mij nog als de dag van gisteren, hoe ik voor de eerste maal aan het improviseren sloeg. Het was op een Bijbellezing midden in de week. De twee preken voor de Zondag noodzaakten mij toch al, heel wat letters op het papier te zetten en er was dus geen tijd voor, om nu de Bijbellezing óok nog op te schrijven.
Het onderwerp was thuis goed voorbereid en ik stak van wal.
Het ging werkelijk goed, die eerste keer. Om maar heel eerlijk te zijn : ik was er zelf tevreden over en beleefde al de zogenaamde bekoring der grote en kleine pedanterieën naar het vlees, waarin een mens onder zijn wonderboompje zit — (dat niet eens van hem is).
Maar o wee! Doch ik mag tegelijk zeggen: Gelukkig! Veertien dagen later kwam weer de Bijbellezingavond en wat liep het toen heerlijk mis! Een poosje ging het goed. Maar zie, daar komt een late bezoeker nog de kerk in en vóór de man het verhinderen kan, trippelt zijn hond, vrolijk kwispelstaartend, mee naar binnnen. Ineens had ik alle belangstelling voor dat dier en het scheen wel alsof maar één gedachte mij geheel in beslag nam : „Wat moet die hond hier? "
Ik moet wel gekeken hebben, alsof ik nog nooit een hond had gezien, zoals ook kerkgangers midden onder de preek wel eens naar de meest gewone dingen kunnen kijken, vooral wanneer de preek hun niet interesseert.
Intussen zweeg domine in alle talen. Hij was de draad totaal kwijt en wist eerst niet, hoe weer te beginnen. Het werd angstig stil in de kerk ; de hond was nu totaal vergeten voor de herder, totdat het eindelijk met horten en stoten verder ging.
Wat kan een mens toch een angst uitstaan als gold het zijn leven! En inderdaad gold het alleen zijn kersvers aureooltje, dat hij 14 dagen geleden veroverd had. Tot slot moest hij nog ergens op huisbezoek horen of domine toch als 't u belieft niet meer uit het hoofd wilde preken, want het angstzweet was hun zelf uitgebroken.
Wat een bezorgdheid voor de leraar, wanneer gemeenteleden transpireren om zijnentwil! Zodoende was ik een paar dagen ten volle besloten om nooit meer te improviseren. Met dat gevolg, dat ik het over veertien dagen wéér deed. Maar toen toch wel anders.
Een kind moet heel wat keertjes vallen. Eer dat het stevig lopen leert.
Maar óok is waar : Zo men van God deze gave niet ontving, laat men toch niet aan het improviseren gaan. Waarom zou overdacht en opgeschreven werk niet minstens even goed zijn?
Het voor de vuist spreken heeft zeker veel vóór. De voordracht is levendiger en men heeft meer contact met de hoorders. Maar er zijn ook wel bezwaren ; althans in de eerste tijd. Of de inhoud loopt gevaar, er onder te lijden, óf de stijl. De voorbereiding zou er wat bij in gaan schieten. Onrustige voorgangers, die gaarne bij de weg zijn, gooien er zo licht met de muts naar.
Overal, waar dit voorkomt, deed de predikant beter, zijn preken uit te schrijven, ook al zouden sommige gemeenteleden hem dan „een papieren domine" noemen. Want die dit doen, dat zijn de beste hoorders niet. Zij oordelen over de staat van iemands bekering. Of zij laten zich overbluffen door fanfare en lawaai. Op de duur let de kern der Gemeente toch op de inhoud. Binnen enkele weken wordt er over bijkomstigüeden weinig of niet meer gesproken. Dat is maar goed ook. En ook hij, die improviseert, moet zich het onderwerp goed eigen maken, anders zit er weldra geen inhoud meer in de improvisatiemouw.
Improviseren is heel wel. Wanneer het vlot gaat ; niet te snel. Maar wee, wanneer d' improvisatie Voor u en and'ren wordt temptatie.
XIII. CATECHISATIëN.
1. Het catechetisch onderwijs.
Is de Dienst des Woords ongetwijfeld van het hoogste belang en gaat de voorbereiding van deze arbeid steeds vóór, hierop mag dan in de tweede plaats toch wel volgen : de catechisatie.
Dat is nu HET Jeugdwerk der Kerk ; het Jeugdwerk bij uitnemendheid; dat God op de weg van de dienaren der Kerk heeft gelegd : de kinderen van de ouders der Gemeente onderwijzen in het Woord Gods en in de leer der Kerk.
Het kroost moet toch opgevoed worden in de vreze en vermaning des Heeren, door de ouders zelf èn door de Kerk.
Dat ligt toch ook in de H. Doop begrepen. De ouders hebben het ook beloofd bij de beantwoording der doopvragen : „hun kinderen te onderwijzen of te doen en te helpen onderwijzen".
Dat principe (om hier van „principe" te spreken), mag nooit worden prijs gegeven, dat het catechetisch onderwijs het eigenlijk werk der Kerk is. Daarin moet zij zich niet op de achtergrond laten dringen.
Wat moet er van een Kerk terecht komen, wanneer bij de kinderen der Gemeente de kennis van Gods Woord en de Belijdenisschriften niet wordt aangekweekt? Wat zal het baten of men al spreekt van „de bodem der Belijdenis", wanneer men daarin toch nooit enig ernstig onderricht ontving? Wanneer alleen de predikanten op de hoogte zijn? (en soms ook niet eens).
Daarom moet en zal de catechisatie bij de kinderen van de leden der Kert voorgaan. En nu voelen wij meteen, dat hier een bittere strijd ontbrand is. Want hier juist bleven duizenden ouders in gebreke, hóe dan ook.
Over het algemeen maken de dorpen alweer een gunstige uitzondering boven de grote steden. Hoe kleiner de gemeentekring, hoe meer overzicht en toezicht. In de meeste dorpen is het nog wel iets vanzelfsprekends, dat men catechiseert. Het catechisatie-uur is daar wel opgenomen in de week- en dagbegroting, al is het dan voor sommigen alleen een questie van kerkelijk fatsoen geworden.
In de steden is het echter heel iets anders. Daar heeft men ook met deze dorpsgewoonte langzamerhand geheel gebroken. Dikwijls ook met de kerkgang. Het aantal gezinnen, waaruit geen enkel kind ter catechisatie kwam, was in de jaren, die aan de oorlog vooraf gingen, ontstellend groot. Op zijn best zag men een enkel lid van het huisgezin af en toe nog wel eens ter kerk. Catechiseren vond men overbodig.
Was nu het aantal predikanten van een grote gemeente klein, ja, te klein, dan liep het voor een predikant niet zo in het oog, dat het getal leerlingen ook veel te klein was, naar verhouding. Het scheen immers nog een ganse menigte, wanneer hij uit zijn boekje een driehonderdtal catechisanten optelde. Maar wat was dat nu tenslotte in een Gemeente van duizenden?
In plaatsen met meer predikanten, placht het echter nog al eens voor te komen, dat domine het aantal catechisanten liever niet noemde.
Was dat zijn schuld? In genen dele. Het ontbrak hem evenmin aan ijver, als andere collega's. Deze schuld kwam voor een groot deel op rekening van de Kerk zelf, die ook hier in de loop der jaren in gebreke gebleven was. Zo ontzettend veel arbeid in de Kerk was van jaar op jaar blijven liggen.
Toch lag het ook weer niet aan de Kerk alleen. Het is een gewoonte geworden van velen, om de kerken van alles de schuld te geven en hier te gaan overdrijven (alsof het nog niet erg genoeg ware). Er was toch ook een massale afkeer van God en Zijn Woord, ondanks alle waarschuwing. De Kerk heeft toch geen uitwendige machts- en dwangmiddelen. Zij moet het bij haar getuigenis in Woord en wandel laten. Er is een volk, een grote volksmassa, die zich niet eens laat „herkerstenen". Ik geloof, dat dit nog wel eens vergeten wordt, al zeg ik er bij : het kan dan toch eerst nog wel eens geprobeerd worden. Want neen! de Kerk is nog niet toe aan het geval, waarvan Christus spreekt, als Hij zegt: „Indien zij u niet ontvangen, schudt ook het stol van uw voeten!''
Wat was het dan, dat in de dagen vóór de oorlog de catechetische arbeid zo moeilijk maakte? Het was de botsing van het onderwijs in de Schriften met de aardse wetenschappen. O zeker! het was ook wel wat anders. Het was ook wel een zoeken van vonden, om zich van de noodzaak van het kerkelijk onderricht af te kunnen maken. In hun hart voelden de ouders en ook de kinderen er eigenlijk niet voor. Want het mensenhart trekt naar de wereld en naar het vooruit komen in de maatschappij en naar de hoogste sport op de maatschappelijke ladder.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 augustus 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's