EEN DOMINE VERTELT
Wij zeiden reeds, niet te zullen spreken over de methode van onderwijs. Toch willen wij nog even de aandacht vragen voor het van buiten leren der lessen. Vooral in de grote steden stuit het opgeven van lessen, die van buiten geleerd moeten worden, op steeds meer tegenstand. Men vindt daarin vaak iets minderwaardigs.
Er zijn heel wat leerlingen, die zich al veroorloven, er een eigen mening op na te houden (Zouden er wel meer eigenwijze meepraters onder ons volk zijn, dan juist op godsdienstig, kerkelijk terrein? ) en die zich aldus uiten: „Wat voor nut heeft dit van buiten leren nu eigenlijk? Wat hebben wij aan dat machinale? Het ware geloof is toch heel wat anders dan een verstandelijke, van buiten geleerde les".
Die jonge mensen vergeten dit nogal eens: Wanneer hun in de aardse wetenschappen zovele theorieën en formules worden voorgelegd, dan moeten zij toch óok zoveel van buiten leren, wat hun later te pas komt. Zij denken er niet over, daar bezwaar tegen te maken. Maar nu het betreft het onderwijs in het Woord Gods, doen zij dat wèl.
„Nu juist", voeren zij u tegen, „maar dat is dan ook het verschil tussen de aardse wetenschappen en het christelijk geloof".
Laat mij vragen: Steekt er iets minderwaardigs in, om van buiten te leren, wat waarlijk schoon is? Een schoon vers? Een kostelijke tekst?
Zou een mens dat inzake de hemelse dingen dus- niet doen? Wanneer een tekstwoord het waard is, om aan de muur gehangen te worden, zou datzelfde Woord het niet waard zijn, om in het verstand eerst te worden vastgehouden?
Men zegt: „het geloof is geen.van buiten geleerde les". Neen, maar het geloof heeft toch zeker inhoud. Want een geloof zonder inhoud is een onding.
Gelovig gevoel kan er in iemand wezen, maar daarmee is het nog mogelijk alle kanten uit te gaan. Wij verwerpen toch zeker de Roomse onderscheiding van : „fides implicita? " (ingewikkeld geloof).
Wij denken er niet over, iemand te bezwaren met overtollige kennis. Er behoeft waarlijk niet veel in het verstand te worden opgenomen. Het is niet nodig, ellenlange antwoorden dreunend op te zeggen. Dat is ook maar goed, anders konden de onontwikkelden niet zalig worden. Nochtans staat er ook in de Heilige Schrift, dat God ons het verstand heeft gegeven, opdat wij den Waarachtige zouden kennen. En wanneer de Heere nu ons door de zonde verduisterd verstand verlicht, gaan ons dan Gods wonderen niet op over datgene, wat wij tevoren met het verstand al van buiten kenden? Wat men als kind reeds leerde, komt dan tot zijn recht. Hoe menig versje isi in dit opzicht al tot troost geweest voor zoekende zondaarszielen.
Wel waren de verhalen daarover soms wat wonderlijk. Dan konden zij zo vol verrukking vertellen: „domine, er kwam zo ineens een vers in mij op en ik wist niet, waar ik het zoeken moest. Ik zei het zo maar op en toch had ik het nooit van buiten geleerd".
Daarin vergisten zij zich natuurlijk, want zij waren vergeten, dat zij deze Psalm toch zeker als kind wel geleerd hadden. De Heilige Geest riep eenvoudig hetgeen eertijds geleerd was, in de herinnering terug en paste het nu op het hart toe.
Ook hier blijkt al weer, dat de mens vaak een geboren phantast is. Dat hij de dingen mooier wil maken, dan zij zijn en dat het heel moeilijk is, getrouw en naar waarheid verslag uit te brengen van eigen geestelijke belevenissen.
Het opgeven van lessen voor de catechisatie heeft óok het nut, dat men dit uur van onderwijs eerder in de gedachtenis houdt. Het blijft een band: ik moet nog leren voor de catechisatie. Het wordt opgenomen in het werkprogram en het zal de belangstelling voor de Geloofsleer onwillekeurig verhogen. Want het moge gewenst zijn, dat de leerlingen op de catechisatie vrijmoedig met hun vragen komen, dit uur moet toch niet ontaarden in een dispuutcollege over alles en nog wat.
De leer der Kerk zij en blijve hoofdzaak.
3. Belijdeniscatechisatie
Gewoonlijk wordt er in het najaar aan de oudere catechisanten gevraagd, wie van hen aan de Belijdeniscatechisatiën wensen deel te nemen. De zelfde vraag wordt gericht aan ouderen of gehuwden, die nog geen lidmaat zijn en toch tekenen van belangstelling openbaren.
Het spreekt vanzelf, dat het doel van het catechetisch onderwijs en van het deelnemen daaraan is, om na voldoende voorbereiding tot lidmaten der Kerk te worden aangenomen en bevestigd, in het midden gelaten, of deze benamingen juist zijn. De meeste catechisanten waren immers al dooplid. Daarop is toch de gehele catechese ingericht. Het heeft eigenlijk weinig zin, jaren lang te catechiseren, daarna domine te bedanken voor zijn onderwijs en dan heen te gaan.
Het doet altijd ietwat vreemd aan, en geen wonder ook, want hier treedt een gaping in van bedenkelijke aard. Toch komt dit in steden en dorpen beide voor. En dat lang niet altijd uit oorzaken van onverschilligheid.
Meent men werkelijk, dat er later een geschikter tijd aanbreken zal? Velen hebben zich dat voorgesteld, maar het is meestal anders uitgekomen, de uitzonderingen daargelaten.
Of heeft men bezwaar tegen de normale gang der dingen? Ik weet, dat er zulke mensen zijn, ja, dat' in sommige Gemeenten de geijkte opinie tegen de normale gang indruist.
Wanneer ik trouwe catechisanten wel eens gevraagd heb of zij er niet over dachten, belijdenis te doen, dan waren er onder, die mij antwoordden: „Moeder vindt, dat men alleen belijdenis kan doen, als men van God bekeerd is".
Nu heb ik er nooit over gedacht, een soort klopjacht te willen organiseren, ter verzameling van aanstaande lidmaten. Wij moeten daar zelfs tegen waarschuwen. Tegen dat bijeen drijven en opjagen uit stegen en sloppen, van mensen, die nog geen flauwe notie hebben van wat belijdenis doen eigenlijk in heeft. Tegen dat klaar stomen met Pasen, van lidmaten, die nog niet eens door trouwe kerkgang getoond hebben dat zij iets om de dingen van Gods Koninkrijk geven. Dat is een ergerlijk gedoe, waaraan een dienaar des Woords niet mee mag doen.
Men wordt op deze wijze óok wel eens lidmaat, om maar te kunnen vallen in de termen voor de kerkelijke bedeling. Aldus worden aan de Kerk meer en meer leden toegevoegd, die haar niet tot eer, maar tot schande verstrekken.
Het gaat niet om het grote getal; om het zogenaamd succes.
Domineesconcurrentie blijve hier vooral buiten.
Een andere vraag mag evenwel gesteld worden, of er dan tegen de normale gang der dingen bezwaar is? Toch zeker niet.
Er heersen, ook ten opzichte van het belijdenis doen, verschillende opvattingen in de Kerk. Men kan 't zich in deze zaak tamelijk gemakkelijk maken. Ik noem dat althans zo.
Dat kan dan nog weer op twee wijzen geschieden. Men kan zeggen: „domine, ik dank u voor uw onderricht. Ik weet nu eigenlijk genoeg van de geloofsleer en zal de catechisatie gaan verlaten en met belijdenis doen maar wachten totdat er later eens een bijzonder moment in mijn leven komt en ik door de Heere staande word gehouden".
Men kan óok zeggen: „ik ga nu belijdenis doen, want ik beschouw het toch niet anders dan een toetreden tot of lidmaat worden van de uitwendige Kerk.
Wat is het jammer, wanneer men er zich aldus van af maakt.
Ik spreek hier niet over de geschiedenis der Kerk. Ook niet daarover, dat dat aparte belijdenis doen vroeger niet gebruikelijk was. Dat men krachtens de Heilige Doop toch al lidmaat (dooplid) der Kerk is.
Ik laat dit alles rusten en beschouw het belijdenis doen, zoals het onder ons gangbaar is. Er moet toch een tijd komen in het leven van de gedoopte mens, dat hij zich over die kinderdoop van hem persoonlijk nader uitspreke. Of hij de waarheid er van heeft leren onderschrijven, wat de Heilige Doop betekent en verzegelt. Of hij nu ook het tweede Sacrament begeert, het Heilig Avondmaal.
Wanneer men de ene of de andere gedachte voorstaat, hierboven omschreven, , dan meent men misschien een mens te zijn, die de nuchtere werkelijkheid voor ogen heeft. Men voegt er dan misschien nog wel bij, dat de bekering een geheel aparte zaak is, die daar niet mee te maken heeft.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 september 1951
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's