Bezinning op kerk-zijn
Deze maand kreeg de Protestantse Kerk in Nederland de nodige aandacht: vijf jaar geleden kwam ze tot stand. In verschillende kerkelijke periodieken verscheen een terugblik. Ook was er veel aandacht voor de laatste synodevergadering: het afscheid van ds. G. de Fijter en het aantreden van een nieuwe voorzitter, ds. P. Verhoeff, en de bespreking van het rapport-Veerman. U hebt daar in ons blad al het nodige over kunnen lezen. In CV. Koers, opinieblad voor de christen vandaag, van mei schrijft Stefan Paas een commentaar. Hij concludeert dat prognoses aangeven dat de Protestantse Kerk in Nederland in 2020 nog slechts de helft van haar huidige omvang zal hebben. Honderden gemeenten zullen in de komende jaren verdwijnen. Heeft de Protestantse Kerk wel een plan om dat op te vangen? Paas zet boven zijn commentaar Een masterplan voor de PKN.
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) maakt een boeiende ontwikkeling door. Nog maar net gefuseerd, zal zij zich al snel moeten instellen op een totaal nieuwe samenleving, met een heel andere rol voor kerken. Door aanhoudend afnemend ledental kraakt de hele organisatie rondom de plaatselijke gemeente in zijn ( financiële) voegen. Er is bovendien een groot tekort aan predikanten.
Soortgelijke omstandigheden zorgden in de jaren negentig voor een omslag bij de Anglicaanse Kerk. Daaruit ontstond een geweldig ondernemend elan, dat resulteerde in tal van nieuwe kerkvormen en de opkomst van allerlei nieuw missionair leiderschap. Dit werd gefaciliteerd door het verruimen van de eisen aan voorgangers, het inrichten van aangepaste opleidingstrajecten, het vrijmaken van zendingsfondsen voor het binnenland, het mogelijk maken van experimentele kerkvormen en het (vanuit de synode) voortdurend stimuleren van missiologische en ecclesiologische bezinning. De ervaring leert dat organisaties bedreigingen het hoofd moeten bieden door een evenwicht te vinden tussen een strakke financiële discipline, terugkeer naar de kerntaken en het bevorderen van creativiteit, lees: ruimte voor nieuw leiderschap en nieuwe ideeën. De Church of England lijkt daar redelijk in te slagen.
Misschien ligt het aan de Angelsaksische cultuur dat men zo ondernemend op bedreigingen reageert. In de PKN lijkt dit nog ver weg. Weliswaar was er ooit een mooie nota Leren Leven van de verwondering, maar die was weinig concreet. Het nieuwe rapport-Veerman is dat wel, maar daarin gaat het vooral over organisatorische en financiële maatregelen.
Zo’n grote kerk is moeilijk te veranderen. Maar de bezinning gaat door. Voor een nieuwe commissie-Veerman geef ik daarom graag de volgende agendapunten voor een missionair plan:
(a) alle nadruk op de plaatselijke gemeente en haar roeping,
(b) de bovenplaatselijke organisatie afslanken en herstructureren volgens missionaire principes,
(c) zo nodig afscheid nemen van dierbare, maar erg dure symbolen uit het verleden, zoals monumentale kerkgebouwen,
(d) verruimen van allerlei regelgeving rondom voorgangerschap, opleidingen en nieuwe kerkvorming en
(e) stimuleren van permanente missiologische en ecclesiologische bezinning, verbonden aan het ontstaan van nieuwe kerkvormen in allerlei contexten.
In het Christelijk Weekblad (6 april) wordt aandacht geschonken aan het afscheid van prof.dr. Jan Jongeneel als emeritus hoogleraar missiologie. Hij rondde onlangs zijn universitaire werk af met de 41e promotie die hij begeleidde. Voor de EO-radio had Koos van Noppen een gesprek met hem en een weergave daarvan stond in genoemd weekblad te lezen. Ter sprake komt het missionaire elan van de Protestantse Kerk of anders gezegd: het gebrek daaraan volgens Jongeneel.
De vorige scriba van de PKN, Bas Plaisier, is bij u gepromoveerd; zijn opvolger, Arjan Plaisier, liep ooit bij u college en was ook uw opvolger in Indonesië. Beiden staan in de zendingstraditie. U heeft vaak gesomberd over het gebrek aan missionair elan van de PKN. Maar nu staat het missionaire werk weer hoog op de agenda. Heeft u niet ongelijk gekregen?
‘Eén persoon met een missionaire drive is niet in staat om de kar in een andere richting te krijgen; hij kan hooguit wat bijsturen. De kerkleiders zijn met handen en voeten gebonden aan de kerkorde. Die structuur zou eigenlijk volledig op de helling moeten. Niet terug naar 1951, maar wel naar een plattere structuur, met de mogelijkheid om zoals vroeger via de (hervormde) raden en (gereformeerde) deputaatschappen expertise van kerkleden te benutten. De oude modellen met meer gedeelde verantwoordelijkheid en meer inspraak waren zo gek nog niet.’
Maar neem de recente notities van de PKN, de opbouw van een nieuwe afdeling missionair werk.
‘Binnen het kerkelijk apparaat is het een minderheid die zich vasthoudt aan het missionaire elan. Toegegeven, het is in zekere zin verbazingwekkend dat een nota als Leren Leven van de verwondering er is gekomen; verheugend ook Wie A zegt moet B zeggen; ik ben benieuwd naar de consequenties.’
Die ziet u niet?
‘Je zou eerst alle mensen in het Landelijk Dienstencentrum moeten omturnen, om echt missionair te gaan denken. Dat zie ik nog niet gebeuren. Men heeft eerst een missie in eigen huis. Voor de meerderheid is de vraag of men nog gelooft in iets missionairs niet relevant, men is wellicht al zo geseculariseerd en pluralistisch, dat zending wordt beschouwd als iets uit grootmoeders tijd. Wereldwijd is er een groot missionair elan, maar niet bij ons – even afgezien van enkele migrantenkerken.’
Hoe zou het missionaire karakter van de kerk meer gestalte kunnen krijgen?
‘Het begint bij de theologie-opleiding. De motivatie om predikant te worden is sterker dan ooit. Onder studenten zien we gelukkig een grote belangstelling voor missiologie, omdat ze onderkennen niet meer onder de missionaire vragen uit te kunnen. De reflectie daarop wordt steeds noodzakelijker. Een steeds grotere groep studenten schrijft een scriptie over een missiologisch onderwerp.’
U blijft somber?
‘Als alle predikanten in hart en nieren missionair zouden zijn, zou de kerkgeschiedenis dan anders verlopen dan ze nu doet? Dat is de vraag. Waarom is de kerk in Europa op haar retour en in Thailand of Mongolië niet? Daar heb ik geen antwoord op. Ik blijf geloven in de werking van de Heilige Geest, met andere woorden in een ‘grote oogst’, óók in Nederland. Ik zie die grote oogst elders wel duidelijk, maar helaas niet bij mij om de hoek. Om diverse redenen blijf ik toch ook voor Europa hierin geloven. Mijn waarnemingsvermogen is zeer beperkt; ik kan niet in de toekomst kijken. Anderzijds is er diep in mij een vast geloof en zeker weten dat de wereldbevolking nu en in de toekomst bij niets méér gebaat is dan bij het praktiseren van de agapè, de liefde die in het evangelie wordt verkondigd. Het is een menselijke en tevens bovenmenselijke kracht die eens de wereld zal overwinnen.’
Prof. Jongeneel merkt verder op dat ‘wereldwijd moslims meer missionair ingesteld zijn dan christenen. Voor hen is dat vanzelfsprekend en dat zou het ook voor ons moeten zijn. Maar dat is het niet, althans niet in het Westen’. Verder onderstreept hij de noodzaak van de ontwikkeling van een theologie voor de communicatie met moslims.
‘In de christelijke gemeente zullen we ons bewust moeten bezighouden met de vraag: Wat hebben wij eigenlijk tegen moslims te zeggen?’ Het gaat hem daarbij niet in de eerste plaats over de vraag: hoe bekeren wij hen tot het christelijk geloof. ‘Maar of we goed voor het voetlicht kunnen brengen wat de essentie van het christelijk geloof is: de overtuiging dat in Christus een rijkdom te vinden is, die nergens in de islam te vinden is’.
Waarvan akte!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 2009
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 mei 2009
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's