De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Een Domine vertelt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Domine vertelt

XI. Ziekenbezoek

6 minuten leestijd

6. DE GELEGEN TIJD
Hoe menigeen maakt zich een gans onjuiste voorstelling van de gevoelens, die hij koesteren zal, wanneer hij op het ziekbed ligt. Hij denkt: ik ben nu gezond; heb nu mijn drukke arbeid en zoveel beslommeringen, die mij totaal aftrekken van de geestelijke dingen. Maar wanneer ik daar ziek terneer lig, zal ik toch wel anders gaan denken. Dan moet ik mijn werk wel laten liggen, of ik wil of niet. Het leven kan mij dan weinig of niets meer geven en ik zal mij van zelf tot God wenden.
    Ik zeg niet, dat iedereen het zó sterk meent; toch ligt deze gedachte : het zal wel anders worden, op de bodem van het mensenhart.
    Dat is een grote vergissing, die al zovelen noodlottig ia, geworden.
Wie in het gewone leven hard en onbekeerd was, is dat ook op zijn ziekbed. Een mens kan roepen, om van zijn lichamelijke pijn te worden verlost, terwijl zijn hart nog steenhard is.
   Wie in het gewone leven een knappe, kerkgaande Parizeer was, is dat ook op zijn ziekbed. Hij ligt er nu op te teren.
   Wie in het gewone leven een echte egoïst was, is dat ook op zijn ziekbed en verraadt het in allerlei dingen.
   Dezelfde trekjes uit het gezonde leven zijn ook de trekjes van de zieke. Hij is geen haar veranderd, wat hem zelf aangaat.
   Mocht hier enig verschil aanwezig kunnen zijn met de gezonde dagen, het zou misschien dit kunnen wezen : men zegt wel eens, dat de dood eerlijk maakt. Men bedoelt dan daarmee, dat een mens in het aangezicht van de dood wel eens eerlijk wordt; al gaat dit niet altijd op.
   Welnu : zo maakt ziekte ook wel eens eerlijk. Daar zijn zieken, die zich in hun gezonde dagen heel anders voordeden dan zij waren. Zij schenen zachtzinnig en waren het allesbehalve. Maar op het ziekbed valt het masker dikwijls af en komt de ware aard voor de dag. Dat is dan echter ook het enige verschil.
   Nu komt daar nog iets bij : daar is ziekte èn ziekte.
   Wie zegt u, dat uw verstand helder blijft? Dat gij normaal kunt blijven denken, zoals tot heden ? (Al is hiermee niet beweerd, dat het normale denken er u brengen zou).
   Wie zegt u, dat gij daar dan rustig zult kunnen neerliggen, om over uw toestand na te denken ? Uw ziekte kan u wel zó apatisch maken, dat gij om de wereldse dingen niet meer geeft, maar dat de geestelijke zaken u ook niet warm maken. Gjj ligt daar in een soort verdoving en hebt niet eens gaarne, dat men tot u spreekt.
Ook kan het wezen, dat de krankheid u zozeer in beslag neemt, dat het andere daardoor alleen reeds op de achtergrond zou geraken.
   Alleen ingeval uw pijnen dragelijk zijn en uw hoofd helder blijft, kan het ziekbed een schone gelegenheid zijn en een middel waardoor uw hart en leven zou worden veranderd. Het is immers één van Gods vele roepstemmen, waardoor Hij tot ons komt; waarin Hij tot ons spreekt.
   Misschien hebben wij in onze gezonde dagen niet geluisterd. Ons er altijd weer afgemaakt met uitvluchten. Wij voelden onszelf zo sterk. Nu werpt de Heere ons in onze lichamelijke machteloosheid daar neer.
   Wij hebben voor geen geweld willen bukken ; nu moeten wij bukken voor de kracht van Zijn arm.
   Wij dachten onmisbaar te zijn in onze arbeid ; hadden geen tijd om ziek te wezen ; nu voelen wij, dat alles ook gaat zónder ons en dat het met onze regering uit is.
   Wij hadden over de dood gedacht, als iets, wat nog ver van ons af lag. Wij wisten dat wij sterven konden, maar leefden er niet naar. Nu brengt de Heere ons voor de poorten des doods.
   Wanneer de kranke deze dingen bij helder bewustzijn voelt, en doormaakt, dan is het inderdaad voor hem de gelegen tijd bij uitnemendheid, veel meer dan een tijd van voorspoed, waarin alles hem meeloopt. Nu wordt hem zienderogen alles bij de handen afgebroken en hij ligt daar neer en kan het niet verhelpen.
   Thans is het voor de ambtsdrager het parool : „Neem die gelegen tijd in acht !" Zet er nu alles op ; niet met ttiv kracht of geweld, maar zó, dat gij tot de kranke komt met Gods Woord.
   Verzuim hier geen ogenblik en laat al het andere werk er even voor liggen. Niet, dat gij de wedloop met de dood kunt aangaan ; wij zouden het van hem toch niet winnen, maar zó, dat gij niet tot morgen wacht, wanneer gij heden wordt geroepen. Het kon morgen eens te laat wezen.
   De kranke mocht nu eens wachten op dat Woord, dat hij in zijn gezonde dagen achter de rug wierp. Misschien was de Heere bezig, aan zijn hart te werken en wanneer de ambtsdrager, na behoorlijk bericht te hebben ontvangen, hem nu liet wachten, denkend : „hij heeft zich niet gehaast in zijn gezonde dagen; nu haast ik mij ook niet", het zou wezen, als kreeg de zieke van Christus' Kerk op aarde nu nog een klap in het aangezicht er bij (al weten wij wel, dat zo'n lakse domine de Kerk zelf nog niet is en dat wie „kerk" .zegt, nog geen „Christus" zegt, al zijn er velen, die het zeggen).
   Laten de ziekenbezoekers de gelegen tijd in deze dan verstaan. Misschien is er nu hier of daar een teer plekje, een aanknopingspunt te vinden. Vooral als de Heere soms ook bestrafte in datgene, waarop men vroeger zo groot ging. En laten wij dan bedenken, dat wij het lesje niet geven. De Heere gaf het al, maar Hij roept thans Zijn dienaren, om met de moeden een woord ter rechter tijd te spreken.
Heeft u de Heer eens een ziekbed gegeven, Waarop Hij u liet bij uw volle verstand ; Was dat geen schone tijd in uw leven, Toen Hij u d' arbeid nam uit de hand ?
   't Werk van de dag, het moest er nu wachten. Gij laagt daar neder, macht'loos en stil. Lang duurden de dagen; nog langer de nachten. Gij moest u buigen voor 's Heeren wil.
   Droomdet gij uwe onmisbaarheidsdromen; And'ren deden, wat gij hadt gedaan ; Hebben uw arbeid al overgenomen. Zou het niet evengoed zonder u gaan ?
   Thans gaf de Heere u tijd om te denken. Hij klopte aan, aan de deur van uw hart. Wilde u lijnrecht hemelwaarts wenken, Riep u uit and'ren nu eens apart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's

Een Domine vertelt

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 februari 1951

De Waarheidsvriend | 8 Pagina's