STAAT EN MAATSCHAPPIJ
DE GRENSMOBILISATIE
Het wijst op een gebrekkigen en onvoldoenden toestand van de landsverdediging, dat bij de minste spanning, die zich in het buitenland voordoet, het noodzakelijk is om leger en vloot gedeeltelijk te moeten mobiliseeren, door lichtingen dienstplichtigen met groot verlof onder de wapenen te roepen.
In geen enkel land in Europa om slechts België, Frankrijk en Zwitserland te noemen, landen, die aan dezelfde gevaren blootstaan als Nederland, ziet men gebeuren, wat te onzent geschiedt, dat de Regeering er toe overgaat, met te verklaren, dat buitengewone omstandigheden zijn ingetreden, die buitengewone maatregelen noodig maken.
Zoo iets wekt in eigen land onrust en jaagt de bevolking ongemotiveerde vrees aan. In zijn radiorede van Dinsdag 11 April kon de Minister-President dr. Colijn, toen hij de grensmobilisatie motiveerde, niet anders verklaren, dan dat men uit deze mobilisatie niet moest lezen, dat de Regeering beducht is voor een direkte bedreiging van ons land. Voor zulk een opvatting — aldus de Minister van Algemeene Zaken — is geen enkele aanleiding aanwezig ; onze betrekkingen met het buitenland laten niet te wenschen over, met alle mogendheden is de verhouding goed.
Maar ook in het buitenland ziet men tegen het onder de wapenen roepen van lichtingen vreemd op. Men begrijpt niet, of wil niet begrijpen, waarvoor dit dient en brengt, door het geval in allerlei bladen te bespreken, het land, dat dit doet, in opspraak, wat niet bevorderlijk is voor de goede verstandhouding tusschen de mogendheden onderling.
Onzen lezers is het uit de artikelen, die wij eenige weken geleden over de positie van onze weermacht schreven, bekend, op welke gronden de Regeering in September van het vorig jaar en thans weer iri April van dit jaar tot de grensmobilisatie besloot. Nederland heeft niet de beschikking over een permanente grens- en kustbescherming, zooals andere landen die wel hebben. Daarom is ons land wel gedwongen om bij spanningen en internationale verwikkelingen de vredessterkte van de weermacht op buitengewone wijze te vergrooten.
Met dat gevolgde stelsel nu, om bij het intreden van moeilijkheden in het buitenland lichtingen onder de wapenen te roepen, zal worden gebroken. Door het treffen van regelingen van een meer permanent karakter zal in de leemte van het ontbreken van een voldoende beveiliging van de grens en van de kust worden voorzien.
Doch op deze zaken gaan wij thans niet opnieuw in.
Voor het oogenblik vragen wij nog even de aandacht voor den maatregel, die de Regeering getroffen heeft om aan het voorschrift van artikel 193 van de Grondwet te voldoen. Het slot van dat Artikel schrijft voor, dat, wanneer dienstplichtigen, die niet in werkelijken dienst zijn, door den Koning geheel of ten deele buitengewoon onder de wapenen worden geroepen, onverwijld een voorstel van wet aan de Staten-Generaal wordt gedaan om het onder de wapenen blijven der dienstplichtigen zooveel noodig te bepalen.
Dat voorstel van wet is thans door de Regeering ingediend. De inhoud wijst er op, dat, naar het oordeel der Regeering, de buitengewone omstandigheden voor ons land voorshands nog moeten bestendigd blijven.
Dat blijkt ook uit de toelichting op het wetsvoorstel, waarin de Regeering het onder de wapenen houden der dienstplichtigen, die buitengewoon werden opgeroepen, zelfs bindt aan de wijziging van de Dienstplichtwet, die bedoelt om door het verlengen van de eerste oefening tot twee jaar, de vredessterkte van het leger te vergrooten.
De Staten-Generaal, die thans te beoordeelen krijgt of — om in de terminologie van de Grondwet te blijven — het onder de wapenen blijven der dienstplichtigen moet worden bepaald, zal de vraag onder de oogen hebben te zien, of de buitengewone omstandigheden nog aanwezig zijn en dus de dienstplichtigen onder de wapenen moeten worden gehouden, dan wel of op andere wijze in de grens- en kustbeveiliging kan worden voorzien en wel tot op het tijdstip, dat de bovengenoemde wijziging van de Dienstplichtwet in werking zal zijn getreden.
Zou dit laatste mogelijk zijn, waarop wel eenig uitzicht bestaat, dan zou de verklaring, dat buitengewone omstandigheden aanwezig zijn, kunnen worden ingetrokken, waardoor dan een einde zou worden gemaakt aan het verblijf onder de wapenen van de opgeroepen dienstplichtigen en tevens groote uitgaven zouden worden bespaard.
Natuurlijk zal dit moeten geschieden in gemeen overleg met de Regeering.
Want inderdaad legt de grensmobilisatie zware lasten op de dienstplichtigen, die onder de wapenen zijn geroepen. Dit betreft in het bijzonder de ouderen, die zoo geheel onverwacht aan het bedrijfsleven werden onttrokken. Het zijn de gehuwde dienstplichtigen, wier zaken groote schade lijden en onder wie er velen zijn, die moeilijk kunnen worden gemist. Bovendien is het niet billijk, dat van een deel der dienstplichtigen, vooral uit de kust- en grensstreken, aanzienlijk zwaarder offers worden gevraagd dan van anderen.
Daarbij komen dan nog de oproepingen van leden van de Vrijwillige Landstormkorpsen en Motor- en Luchtwachtdienst, die onoordeelkundig zijn geschied. De leden dezer korpsen hebben zich vrijwillig verbonden. Bij deze verbintenis stond hun voor oogen, dat zij zich uitsluitend verbonden om op te komen in tijden van oorlog en oorlogsgevaar. Zij waren en zijn volkomen bereid aan zulk een oproeping gevolg te geven, maar zijn nu opgeroepen voor een andere taak, die wellicht nog geruimen tijd zal duren.
Zoo brengt de grensmobilisatie voor velen groote moeilijkheden. Het is te hopen, dat de besprekingen over dit onderwerp in de Staten-Generaal tot eén bevredigende oplossing zullen leiden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1939
De Waarheidsvriend | 10 Pagina's