De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Woord en Geest in de heilsgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Woord en Geest in de heilsgeschiedenis

11 minuten leestijd

(1)

God is Geest

Wie is God? Een vraag waarbij het ons, dwaze mensen, begint te duizelen. Maar beslissender vraag is niet denkbaar. Wie geeft er antwoord op? Jezus. Hij spreekt het beslissende woord: God is Geest (Joh. 4). Dat houdt minstens twee dingen in. In de eerste plaats staat Gods Geestelijkheid in scherp contrast met onze vleselijkheid. God is geen mens. Hij is niet aards, historisch, tijdelijk. Hij roept en draagt en verdraagt de aarde, de historie en de tijd. God heeft de tijd; de Enige van wie we dat kunnen zeggen. Zelf staat Hij er boven. Als de Hoge en Verhevene. De Eeuwige en soevereine. De Heilige en Algenoegzame. Hij heeft zo weinig met het vlees gemeen, als water en vuur (Calvijn).

We mogen deze Geestelijkheid van God in onze eeuw wel extra accent geven. Want de hoge God wordt op allerlei manieren neergehaald tot het platte vlak van deze geschiedenis en deze werkelijkheid. God heet dan onze bondgenoot en partner. God wordt aangepast aan en ingepast in onze menselijke voorstellingswereld. God is daarbij niet maar verbondsgod, die in vrijmachtige liefde gemeenschap sticht, maar bondgenoot-God, die niet zonder die relatie tot mensen wil, kan en is. Gods wezen gaat daarin op.

'God is Geest' verzekert ons echter: God is Anders. Hij woont in de eeuwigheid. Zijn Naam is heilig. Hij gaat ons kennen en kunnen ver te boven. Het woord bondsgenootschappelijkheid zegt wel niet niets van God, maar nog veel minder alles!

Toch heeft, ten tweede, deze Geestelijkheid van God nog een andere zijde. Want juist als de Gans Andere, de Hoge en de Verhevene, die in de eeuwigheid woont, zegt Hij: 'Ik woon in de hoogte en in het heilige, - en (woon!) bij dien, die van een verbrijzelde en nederige geest is, opdat Ik levend make....' (Jes. 57). Het behaagt Hem omgang aan te gaan met wie voor zijn Woord beeft. Hij blijft niet ongenaakbaar en onbewogen op afstand, maar daalt neer om ons als Geest te beademen, levend te maken en te bewonen. En wij zullen daaraan onmiddellijk toe moet voegen: dat doet God de H. Geest door het Woord: sprekend, fluisterend en overtuigend, bezwerend en lerend, vonnissend en lokkend. God is Geest: God is geen stomme verre afgod, maar schenkt zich weg in de genadige nabijheid van het Woord.

De Geest houdt Woord

Hoewel God de Geest niet te vereenzelvigen is met het Woord, kunnen we ons hun eenheid en 'eensheid' niet echt en hecht genoeg voorstellen. De Geest koos voor de stichting en beoefening van de omgang met mensen de weg van het Woord. Reeds de schepping getuigt daarvan. God gaat daden stellen. Maar Hij doet dat sprekend. Hij verwoordt zijn gedachten, in het aanzijn. Door het Woord des Heeren zijn de hemelen gemaakt, en door de Geest van zijn mond al hun heir (Ps. 33). 'God schept' is te omschrijven als 'God neemt het Woord'. En Hij geeft het ook. D.w.z. dat Hij geen alleenspraak wil voeren, maar een samenspraak begint. Hij begint. Adam mag antwoorden. God heeft het éérste woord en geeft Adam het tweede woord, in hart en mond. Dat betekent de geschapenheid in Gods beeld en naar zijn gelijkenis: Adam mag in geloof horen en in geloof antwoorden. Hij mag op vertrouwelijke voet omgaan met de eeuwige en verheven God.

Maar wat gebeurt als Adam deze gemeenschap schendt, het Woord van God tot leugen maakt en dus Gods Geest bedroeft door ongeloof? Wat gebeurt als Adam Gods gesprek afbreekt om het pseudo-gesprek met de duivel aan te knopen? Dit: Adam is uitgepraat. De gemeenschap ligt geruïneerd. Hij zoekt God niet en roept niet tot Hem. Hij vreest slechts en vlucht. Maar God is Geest en geen vlees. Hij nam niet alleen het woord. En Hij gaf het niet alleen. Maar Hij houdt ook Woord. Hij blijft trouw aan het Woord van zijn welbehagen: Laat ons mensen maken in ons Beeld! Dat Woord zet Hij door. En Adam mag ervan profiteren. Gratis. Dat is: uit genade. 'Ik zal', zegt de Heere in de moederbelofte. Daarmee legt Hij a.h.w. de Messias aan Adams voeten, in zijn hart. En deze Christus, nog verhuld in het Woord der belofte, maar niettemin Geestelijk tegenwoordig is, de Weg (van God gegeven) naar God terug. Immanuel, met-ons-God! In de volheid des tijds zal Hij levenslang - lijdenslang! - de gevolgen dragen van Adams breuk. Dragen én boeten. En evenzeer zal Hij tot in zijn dood in het Woord van zijn God volharden. Christus, het Beeld van God! Opdat God alles terug krijgt wat wij Hem ontstalen: het gelovig gehoor en antwoord jegens zijn Woord. Dat gaf Christus Hem, en dus gaven het ook allen voor wie Hij Borg stond. Zo, in Christus en om Christus zet God de Geest zijn Woordgemeenschap door. Doven en doden horen zijn stem. En ze geloven het nog ook, en leven.

Het Woord wekt heilsgeschiedenis

Adam heeft het Woord van de Geest wel in de wind geslagen, maar niet tot zwijgen kunnen brengen. Integendeel. God spreekt door. 'Ik zal', roept Hij, tot verzoening van de schuld en tot vernieuwing van de stukgeslagen gemeenschap. God spreekt, maar in de toekomende-tijdsvorm. Gods zeggen is toezeggen. God spreekt zijn belofte. Dat is geen aarzelend uitstel vanwege onzekerheid of machteloosheid. Maar zo is zijn wijze van doen. Hij neemt de tijd voor de verwerkelijking van zijn heilsbeloften. Enige duizenden jaren scheiden de moederbelofte van de komst van Christus. Dat is geen verloren tijd. Maar tijd die zinvol is, want gevuld met Gods openbaring, gedragen door zijn Woord van trouw.

Van meet aan roept het Woord der Openbaring de heilsgeschiedenis op. Niet andersom. God heeft zijn plannen. Zijn Raad zal dan ook bestaan. Hem loopt het niet uit de hand. Integendeel . De Heere heeft erbij voorbaat de hand in, als Noach de ark gaat bouwen. Niet pas 'achteraf'; als interpretatie van Noach of anderen. En God is het die Abraham wegroept uit Ur, en Israël verkiest als draagster van het heil en als moedervolk van Christus. En de Heere begint over de uittocht uit Egypte naar het beloofde land. En daarom gebeurt het! Het heilsgebeuren wordt geboren uit het heilswoord. Wie dit omdraait en beweert dat Gods Woord initiatief dat we in de Bijbel telkens weer lezen een religieuze projectie-achteraf is van de vrome Israëliet, graaft zijn eigen graf. Want dan hebben wij openbaring ingeruild voor vrome fantasie. En dat is een onderscheid van leven en dood!

Evenmin gaat het aan om openbaring en heilsgeschiedenis te laten samen vallen. God zou dan weliswaar verlossende daden gesteld hebben, maar van Openbaring zou pas sprake zijn wanneer de mens (i.e. Israël) daarop ook antwoordt, wanneer de mens dat gebeuren beleeft, verneemt, verwoordt en zo verderdraagt. Openbaring veronderstelt dan inbreng van God zowel als van de mens en is correlatief en coöperatief van aard. Openbaring is zo een ontmoetingsgebeuren geworden.

Hoezeer dit tweerichtingsdenken ook in de mode is, het doet naar onze overtuiging geen recht aan het eenzijdige, het ' sola' van Gods genade-woord. Gods Openbaring is eerst. God is ons - onafhankelijk — voor. Hij gaat aan alle ontmoeting vooraf. 'Daarom is Openbaring heil, genade, Gods toiewending tot de mens. Ze komt van God af. En de mens staat daartegenover óf als een vreemde, of als een zich verbergende, óf als een protesterende, als vijand. Openbaring brengt dan ook creatief een nieuwe geschiedenis op gang, een nieuw begin. Dat is het heil'. (C. Graafland). Het Woord schept het heilsgeschieden.

Dat wil dus bepaald niet zeggen dat Gods handelen door Israël niet altijd (ondubbelzinnig duidelijk als heilsmatig ervaren wordt. Juist niet. Gods voetstappejn worden vaak niet ontwaard. Het gebeuren schijnt de belofte te logenstraffen. De redelijke conclusie die mensen dan uit de feiten-op-zich kunnen trekken is: al deze dingen zijn tegen mij (Jacob, die toch in het leven behouden zou worden), wij zullen hier sterven (Israël tijdens de toch verlossende uittocht), de Heere heeft mij vergeten (Israël tijdens de Ballingschap, die toch tot een tweede Exodus zou leiden). Daarom valt het gebeuren niet te isoleren van het verkondigde Woord dat dit gebeuren opriep (W. Zimmerli). Opdat Israël uit het naakte geloof in het Woord der belofte zou leven, en niet uit de naakte feiten. Daarom kunnen Gods beloften haaks staan op het gebeuren, opdat zij 'door de mens slechts herkend en erkend worden in het geloof, als vrucht van de H. Geest' (C. Graafland).

Het Woord reageert ook met onheilsgeschiedenis

Wij spreken graag en veel van heilsgeschiedenis. Alsof daarmee alles is gezegd! Toch is dat een versmalling van Gods handelen. Wie de Schrift hoort, hoort van heil en onheil, zegen en vloek, gerechtigheid ten leven en gerechtigheid ten dode. Niet alsof heil en onheil met elkaar in evenwicht zouden zijn; alsof de Heere nu eenmaal uit een gevoel van koele symmetrie nu eens redt en dan weer verderft. Nee, Gods onheils(woord) is toorn, gericht, dus reactie en geen willekeurige actie. Het is reactie op 's mensen 'anti-geschiedenis'. De mens immers blijkt voortdurend Gods heilsweg in te ruilen voor heil van eigen makelij, voor surrogaat-en pseudo-heil. Eigen doen tegenover Gods doen. Eigen geschiedenis tegenover Gods geschiedenis. En wel met de ijdele, hoogmoedige aanmatiging heil te bewerken. 'Kom aan', zeggen zij een en andermaal , ' laat ons....' (Gen. 11).' En met haar 'kom aan' hebben zij de geschiedenis voor haar eigen verantwoording genomen. Het is een cultuur die (....) de ellende zoekt uit te bannen en het kwaad te elimineren in eigen kracht. Zij gelooft nog wel in God en in goddelijke inspiratie, maar op een wijze, die God en zijn Geest ondergeschikt maakt aan de scheppende mens en zijn vleselijke idealen' (W. Aalders). Het is tegenover deze 'Messiaanse koorts' dat het Woord van de Geest zijn onheilsgeschiedenis verwekt: 'Komaan, laat ons nederdalen'. 'Want God verstoort elke 'messiaanse' waan en brengt er het oordeel over. Het Rijk is alleen van de Zoon! Het Rijk is de genadegift Gods van het eeuwige leven' (W. Aalders).

Ten diepste is hiermee dunkt me het motief blootgelegd van al Gods onheilswoorden en profetieën met de verwerkelijking daarvan: waar mensen Gods heil in eigen handen wensen te nemen, en niet meer leven uit Gods gebod en belofte, daar ontmaskert Hij die waan als anti-goddelijke campagne en slaat dat streven hen gevoelig uit handen. Opdat de hoge ogen der mensen zullen vernederd worden en de Heere alleen verheven zal zijn (Jes. 2).

Het Woord schrijft het Christus-gebeuren uit

Het O.T. is vóór alles voorspel op en voorspelling van de komende Messias. Niet alleen voorspelling. Dat ook. Op vele, soms niet onmiddellijk doorzichtige plaatsen, wordt van Hem geprofeteerd. Maar dat is toch niet de enige reden waarom het O.T. preludeert op de Christus. Zeker, daar zijn de offers en plechtigheden die naar Hem verwijzen. Daar zijn de menselijke gestalten die Hem als type in bepaalde opzichten vooraf schaduwen. Maar waar het ons nu om gaat is veel meer juist de hele heilsgeschiedenis zelf, die 'type' is van het Christus-gebeuren. Een typologische uitleg van het O.T. wil de geschiedenis niet vervluchtigen (zoals de allegorische methode), maar juist ten volle recht doen. Het wil de diepste laag en uiteindelijke zin van het gebeuren aanboren, nl. haar overeenkomst met het Christus-gebeuren in de volheids des tijds. Misschien is het daarofn beter om te spreken van analogie dan van typologie (H. W. Wolff).

Weinigen hebben dit voorzover wij weten zo duidelijk en diepzinnig verstaan als Luther en Kohlbrugge. De hele Schrift, zegt Luther, 'handelt als je in haar binnenste kijkt alleen over Christus, ook al lijkt en klinkt het aan de buitenkant anders'. En met paulinische 'eentonigheid' getuigt hij: 'In mijn hart regeert deze ene waarheid, het geloof in Christus, uit wie, door wie en tot wie al mijn theologische overleggingen bij nacht en bij dag voortvloeien en terugkeren'. In het O.T. 'ligt Christus in doeken gewikkeld in de kribbe'. 'Alle geschiedenissen(!) van de H. Schrift doelen - als ze op de rechte wijze beschouwd worden - op Christus'. Zo krijgt de verkondiging van de tekst van het O.T. christologische diepgang en Geestelijke actualiteit. Nood en angst, aanvechting en smaad, pijn en dood van Israël, het predikt ons de Man van Smarten. Redding en ruimte, lofzang en leven van Israël, het predikt ons Christus de Verrezene. Legde trouwens de Opgestane Zelf zijn discipelen niet uit in al(!) de Schriften hetgeen 'van Hem' was (Luk. 24)? Wie zijn wij dan, dat wij andere vertolkingssleutels zouden hanteren?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's

Woord en Geest in de heilsgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 maart 1977

De Waarheidsvriend | 14 Pagina's