De Augsburgse Confessie (2)
Structuur
De Augustana is in twee hoofdstukken verdeeld die samen 28 artikelen bevatten. In het eerste onderdeel, dat 21 artikelen telt, worden de hoofdpunten van de reformatorische geloofsleer kort en bondig beleden, zoals: Godsleer, christologie, erfzonde, rechtvaardiging, heiliging, kerk, overheid, sacramenten en wederkomst. Het slotartikel van dit eerste hoofdstuk betreft de plaats van de heiligen. Opmerkelijk is dat de twee voorlaatste artikelen verhoudingsgewijs uitvoerig ingaan op de kwestie van de vrije wil en op de verhouding van geloof en goede werken. Hoewel een afzonderlijk artikel over de Heilige Geest ontbreekt, wordt in deze beide artikelen – maar niet alleen hier – de beslissende betekenis van het werk van de Geest helder beleden. Zo wordt in 21 artikelen op een negental bladzijden de hoofdsom van het geloof samengevat. Dit gebeurt primair in stellende zin. Maar op aangelegen punten wordt ondertussen aan de positieve belijdenis van wat het geloof wél is, telkens in kritisch-ontkennende zin toegevoegd wat het niet is. De belijdenis van het rechte geloof gaat hand in hand met de afwijzing van de dwaling, zowel in de richting van de dopers als aan het adres van Rome.
Melanchthons doelstelling brengt naar de aard van de geboden gesprekssituatie met zich mee, dat de pojemiek met de dopers qua toonzetting scherper uitvalt dan die met Rome. Maar dit (tactisch) vermijden van scherpte belet hem niet om de kern van het reformatorische belijden ten overstaan van Rome onverhuld tegen de ingeslopen verbastering af te grenzen.
In het tweede hoofdonderdeel komt deze kritische benadering nog uitdrukkelijker naar voren. Het bevat een zevental enigszins omvangrijker artikelen – totaal 12 pagina's – over controversiële punten in het geding met de Romana. Ze betreffen de uitdeling aan het avondmaal 'onder tweeerlei gedaante' (dus niet alleen brood, maar ook wijn), het huwelijk van de 'geestelijken', de mis, de biecht, het vasten, de kloostergeloften en het gezag van de bisschop.
Doelstelling
Melanchthons motivatie tot het opstellen van de Augustana was door de actualiteit ingegeven. Men was immers van overheidswege opgevorderd om een stuk op tafel te leggen waarin de grondtrekken van de hervormingsbeweging kort en klaar werden vertolkt. Wat hij ermee beoogde was echter meer dan informatie. Hij bedoelde met deze opening van zaken aan te tonen dat de reformatorische stellingname allerminst berustte op menselijke zucht naar vernieuwing, maar veeleer op gehoorzaamheid aan de Schrift alleen. Dit sola-scriptura-motief loopt als een rode draad door heel de Augustana heen. Nadrukkelijk treedt het ook aan de dag in de 'uitleiding' van het eerste onderdeel. Ziehier – zo schrijft Melanchthon – de hoofdzaak van onze leer die wij prediken en onderrichten. Zo leren wij, omdat wij niet anders kunnen. Want we zouden onze ziel en ons geweten niet graag door veronachtzaming van Gods naam of Zijn Woord (!) in het grootst mogelijke gevaar brengen, of aan onze kinderen een leer overdragen die niet overeenstemt met het zuivere goddelijke Woord en de christelijke waarheid. En dan knoopt hij daar de optimistische, maar stellig oprecht gemeende en vurig begeerde overtuiging aan vast: 'Daar deze leer in de Heilige Schrift klaar verankerd is en daarenboven niet in tegenspraak is met de algemene christelijke kerk, ja ook niet met de kerk van Rome voorzover althans uit de geschriften van de kerkvaders valt te noteren, zijn wij van mening dat onze tegenstanders het met ons omtrent de geboden artikelen niet oneens kunnen zijn'. Daarom acht Melanchthon het in strijd met alle christelijke eengezindheid en liefde om 'de onzen' – de reformatorisch gezinden – zonder enige hechte grond in de Schrift en in Gods geboden, als ketters te verwerpen.
Fundering
Het is zonneklaar waarin Melanchthons fundament is gelegen: in de Schrift alleen. Maar in overeenstemming met letterlijk alle hervormers leidt dit uitgangspunt hem in geen geval tot onverschilligheid, laat staan minachting jegens de kerkelijke klassieke leertraditie. Luther, Bucer, Calvijn en de overige reformatoren stonden niet op het naïeve (doperse) standpunt, dat het unieke en canonieke gezag van de Schrift de verwerking van de traditie overbodig, en nog minder verboden maakte. Ze beseften goed dat zij niet de eersten waren die de Schriften lazen en vertolkten. Ook Melanchthon deelt deze respectvolle houding. Ze getuigt van bescheidenheid en historisch besef. Vandaar zijn herhaaldelijk beroep in deze confessie op de kerkvaders. Ook hij was ervan overtuigd dat het reformatorische sola fide geen wig dreef tussen hun eigen belijdenis en die van de vroege kerk, maar juist de diepe overeenkomst en continuïteit onderstreepte.
Hecht wist hij zich verbonden met de kerk der eeuwen, ook met die van Rome, althans voorzover zij zich in de geschriften van de kerkvaders manifesteerde! Fijntjes laat hij door deze formulering blijken wat volgens hem de echte katholieke kerk is: niet zoals zij door de loop der eeuwen verworden is (tot pauselijk machtsinstituut dat de genade verduistert), maar zoals zij is aan te treffen in het oeuvre van de eerbiedwaardige kerkvaders. Met deze ene eeuwenoude kerk wilde de Reformatie per se niet breken, maar wist zij zich diep verbonden. Dit wil niet zeggen dat het geloof der kerk gevestigd is op Schrift en traditie. Waar Melanchthons fundering ligt, is duidelijk. De kerk rust op het Woord Gods alleen. Dat geeft als bron, norm en basis de doorslag. Maar bij de uitleg daarvan verlenen de inzichten van de kerkvaders een niet te verwaarlozen hulp. Dat deze inzichten geen absoluut gezag hadden, maar altijd getoetst dienden te worden aan het Schriftgetuigenis zelf en dus principieel onder kritiek waren te stellen, blijkt uit het feit dat Melanchthon de grond van zijn confessie gelegen weet in de Heilige Schrift.
Functie van de rechte leer
Kenmerkend voor de reformatorische positie is Melanchthons omschrijving van de functie die hij aan de rechte leer toekent. In kort bestek legt hij daarvan een helder getuigenis af in de openingszin van de passage waarmee hij het eerste onderdeel afsluit. Ze luidt zo: 'Dit is zonder meer de hoofdsom van de leer die in onze kerken wordt gepredikt en onderwezen, tot waarachtige christelijke onderrichting en tot troost van de gewetens, alsook tot levensvernieuwing ("Verbesserung") van de gelovigen' . Aan de formulering valt op, hoe weinig formalistisch en afstandelijk Melanchthons benadering van de leer is. Deze leer vormt maar geen document dat angstvallig moet worden gehandhaafd, maar een overtuiging die wil worden gepredikt en onderwezen. Ze staat voluit in dienst van de kerkelijke verkondiging en van het theologisch en catechetisch onderwijs ten behoeve van de gemeente.
Een van de ernstigste grieven die de hervormers dan ook tegen het roomse instituut koesterden, was dat het de verkondiging van het Evangelie (de leer!) verwaarloosde en daarmee schromelijk te kort schoot in de zorg om de geloofskennis en het zieleheil van zondaren. Vandaar dat Melanchthon hier uitdrukkelijk verklaart wat de reformatorische leer – en dus ook de confessie als hoofdsom daarvan – beoogt. Ze wil mensen bereiken en raken, geloof stichten en sterken, het kerkvolk toerusten. Wie de Augustana hierop aftast, wordt getroffen hoe vaak dit praktische motief van onderricht en prediking terugkeert. Als een refrein laat het zich keer op keer horen.
Onderricht
Meteen verdient het onze attentie dat deze zeg maar pedagogisch pastorale functie van de leer drieërlei concrete strekking heeft: onderwijs, gewetenstroost en levensvemieuwing. Het valt niet te betwijfelen dat in alle drie deze motieven een polemische spits schuilt.
Als eerste wordt het aspect van het onderricht genoemd. Dat de leer daadwerkelijk geleerd en onderricht wil zijn en vooral gepredikt, is een gedachte die onuitgesproken een flinke scheut kritiek bevat op Rome. Daar konden immers de 'leken' het desnoods zonder persoonlijke geloofskennis stellen, zolang ze maar (formeel) instemden met de leer van de kerk en hun sacramentele plichten nakwamen. De 'geestelijkheid' compenseerde wel wat het lekendom ontbrak. Ofschoon deze misstand ook al in voorreformatorische geschriften en bewegingen – waaronder de Moderne Devotie een ereplaats toekomt – onder kritiek was gesteld, kwam toch eerst de Reformatie hiertegen grondig en krachtdadig in het geweer. De verhouding tussen God en mens is er nooit één van formele, maar altijd van persoonlijke, existentiële aard. Niet alleen de 'geestelijkheid' moet met hart en hoofd weten wat zij gelooft, maar ieder die leeft onder de verkondiging van het Evangelie en de bediening van de sacramenten, wordt geroepen en genodigd om God en Zijn Woord persoonlijk te kennen..
Geweten
Het tweede aspect dat de Augustana vermeldt is niet minder treffend. Behalve persoonlijk onderricht biedt de leer ook troost aan het geweten. Ook hierin klinkt een impliciet verwijt aan Rome's adres door. Was daar immers de troost die de belofte van het Evangelie genadig uitreikt aan verschrikte zondaren, niet veelal overwoekerd door een wettisch, werkheilig juk van plichtplegingen, waardoor het geweten werd belast in plaats van ontlast? De uitzonderingen – bijvoorbeeld Luthers biechtvader Von Staupitz! – bevestigden deze regel. De reformatoren hadden het Evangelie als genadewoord vernomen en verstaan, Luther voorop. En zij geloofden dat deze troost niet alleen hun eigen geweten bevrijdde, maar dat ze om zo te zeggen het pastorale hoofdbestanddeel vormde van de leer die aan ieder mensenkind te prediken was. Vandaar dat ze alle schrikdraad die de toegangsweg tot de vrije genade versperde resoltuut wegruimden. Melanchthon vertolkt hier een onvervreemdbare en onbetaalbare reformatorische kern: de leer die in het kerkelijk onderricht en in de prediking gestalte krijgt, is niets minder dan de troost van Gods vergeving, een troost die zich nestelt in het geweten. De uitdrukking: 'tot troost van het geweten' is Melanchthon blijkens de Augustana zeer lief. Dat had hij met Luther gemeen. Calvijn sluit zich erbij aan!
Levensvernieuwing
Het derde element dat de Augustana vermeldt is de vernieuwing van het leven in handel en wandel. De leer onderwijst, zij vertroost, en zij heiligt. Deze volgorde zal stellig niet willekeurig gekozen zijn. Uit het onderricht dat de verkondiging en verklaring van het Evangelie bevat, vloeit de vertroosting voort. En de troost van de genadige zondenvergeving brengt de vrucht van de heiliging teweeg. Zo is meteen de gedachte dat de levensvernieuwing de verdienstelijke voorwaarde tot de genade zou vormen, bij de wortel afgesneden. De heiliging is weggehaald uit de sfeer van prestatie en werkgerechtigheid. Ze is evenzeer gratis geschenk als het onderricht en de vertroosting dat zijn. God doet geen half werk, wist Melanchthon. Wat God doet, dat doet Hij goed en geheel. Wanneer we in de volgende aflevering de Augustana nader op haar inhoud ondervragen, zal dit reformatorische grondgegeven nog bij herhaling aan het licht komen. Niet bij alle artikelen kunnen (en behoeven) wij uiteraard stil te staan. Sommige ervan noem ik in het voorbijgaan, andere vragen vanwege hun blijvende actualiteit speciale aandacht.
A. de Reuver, Delft
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's