Gemeenteopbouw rondom het Woord (6)
Een van de veelgehoorde punten van kritiek op de kerk betreft haar grootschaligheid. De papieren van het instituut kerk staan in onze tijd niet hoog genoteerd. Op huisbezoek klinkt nogal eens de klacht dat het er in de kerk vaak te massaal, te massief aan toegaat. De zaken worden van bovenaf geregeld en er is te weinig persoonlijke aandacht. Sommige gemeenteleden hebben de indruk dat ze amper opgemerkt worden en dat er te weinig betrokkenheid is op hun persoonlijke omstandigheden. Vooral bij jongeren leidt dat er nogal eens toe dat ze zich in de kerk niet echt thuis voelen. Evangelische groeperingen spreken hen sterk aan, juist vanwege de warmte en de persoonlijke ruimte die ze daar krijgen.
Basisprincipe 3:
van kerk naar kring vice versa
In het kader van gemeenteopbouw doen we er goed aan met dit soort geluiden rekening te houden. Ze hebben alles te maken met de geest van onze tijd. Mensen in onze samenleving hebben dikwijls het gevoel verloren te raken tussen grootschaligheid enerzijds en individualisme anderzijds. Op tal van terreinen zijn deze ontwikkelingen merkbaar. Bedrijven worden door fusies groter en groter. De verbanden waarin we leven worden steeds onpersoonlijker. Tegelijkertijd maakt zich een vereenzamend indivudualisme van onze maatschappij meester. Dergelijke tendensen gaan ook aan christenen niet voorbij. Het doet hen temeer verlangen naar een stukje geborgenheid en warmte binnen de christelijke gemeente. Een mogelijkheid om daarop in te spelen is het ruimte bieden aan groepen en kringen. Naast de grootschaligheid van de kerkdiensten en gemeenteavonden mag en moet er de mogelijkheid zijn om elkaar in kleinere verbanden te ontmoeten. Ik zou dat het derde basisprincipe van gemeenteopbouw willen noemen. Het zou tot het beleid van de kerkenraad moeten behoren om zelf initiatieven in deze richting te ontwikkelen. Ik merk dat er in dit opzicht de nodige weerstand bestaat in sommige gemeenten. In zekere zin valt die aarzeling ook wel te begrijpen.
Er is de vrees dat het gezag van het ambt op deze wijze uitgehold zal worden. Er is de zorg dat remonstrantse invloeden hun werking zullen doen. Men komt ook al snel aandragen met voorbeelden van kringen elders die een eigen leven gaan leiden en op den duur naast, zelfs tegenover de gemeente komen te staan. Dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn. Het werken met groepen dient uit te gaan van de gemeente, zich te stellen onder de leiding van de kerkenraad en gericht te zijn op de opbouw van die gemeente. Anders zijn we totaal verkeerd bezig. Maar ligt de oorzaak van ontsporingen ook niet vaak in het feit dat de kerkenraad in dit opzicht te passief is geweest en na verloop van tijd geconfronteerd wordt met kringen die spontaan in het leven zijn geroepen?
Niets nieuws
Wie de geschiedenis overziet, ontdekt tot zijn verrassing dat het verlangen naar kleinschaligheid er de eeuwen door geweest is. In het Nieuwe Testament zien we dat de gemeenteleden bijeenkomen in huizen (Hand. 1 : 13; 12 : 12). Naast de betrokkenheid op de tempeldienst is er ook de kleine huisgemeente. We lezen dat deze samenkomsten gericht zijn op de volharding in de leer van de apostelen, het breken van het brood, de onderlinge gemeenschap en de gebeden (Hand. 2 : 42). Het grootschalige en kleinschalige bestaan naast elkaar.
Later, als in de vierde eeuw de christelijke kerk tot staatskerk wordt verheven, verschuift het accent naar de kerkelijke structuur. Grote kerken en kathedralen verrijzen. De priesters krijgen het voor het zeggen en voor het mondige gemeentelid is steeds minder ruimte. Het algemeen priesterschap van de gelovigen verdwijnt steeds meer naar de achtergrond. Luther heeft met deze hiërarchische structuur gebroken en ruim baan gemaakt voor de levende verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten. Daarnaast verlangde de reformator van Wittenberg echter ook naar een stukje beleving van het christen-zijn in kleiner verband. In zijn beroemde voorrede op de Deutsche Messe (1526) pleit Luther ervoor om naast de officiële kerkdiensten ook bijeen te komen in kleine groepen. Hij denkt daarbij vooral aan gemotiveerde gemeenteleden, aan degenen die 'met ernst christen willen zijn en het Evangelie met daad en mond belijden'. Binnen deze groepen zou ruimte moeten zijn voor gebed en Schriftstudie, voor onderricht ten aanzien van geloof (12 artikelen), gebod (10 geboden) en gebed (Onze Vader); voor onderlinge vertroosting en vermaning, voor het delen van geestelijke en materiële goederen. Helaas is er in de praktijk weinig terecht gekomen van Luthers pleidooi voor groepen in de kerk. Hij meende dat de tijd er nog niet rijp voor was en dat er nog te weinig echte christenen waren die eraan deel konden nemen.
Gezelschappen
Een reformator die het werken met kleinere kringen wel in de praktijk heeft gebracht is Martin Bucer. Na jaren van werken in Straatsburg moet Bucer tot zijn teleurstelling constateren dat het met de Reformatie niet vlotten wil, zoals hij gehoopt had. Het logge schip van de kerk blijkt maar moeizaam vooruit te komen. Velen zijn in naam wel hervormd maar een werkelijke verandering van hart en leven blijft uit. Wat doet Bucer dan? Laat hij het instituut kerk vallen? Nee, maar hij kiest wel voor een andere koers. Juist met het oog op de kerk roept hij Christliche Gemeinschaften in het leven, kleine cellen waarin allen die 'oprechte ware christenen willen zijn' elkaar kunnen ontmoeten en bemoedigen. Geëngageerde, belijdende kernen, waar predikanten en gemeenteleden samenkomen voor Schriftstudie, gebed en gemeenschapsbeoefening zowel in spirituele als materiële zin. Bucer staat absoluut geen afscheiding van de kerk voor ogen. Integendeel, hij wil groepen die een stimulans, een katalysator kunnen vormen voor het geheel. Hier kunnen jonge mensen terecht die willen leren wat gemeenschapsbeoefening inhoudt. Hier mogen christenen groeien in afhankelijkheid en gehoorzaamheid aan Christus, het Hoofd van de Kerk.
Ook in onze eigen Nederlandse traditie vinden we het verlangen naar celvorming binnen de kerk nadrukkelijk terug. In de zeventiende eeuw pleitten diverse predikanten voor het houden van conventikels of gezelschappen. Bekende oude schrijvers als J. van Lodenstein, J. Koelman en W. à Brakel waren er een groot voorstander van. Op deze bevindelijke huiskringen werd gesproken over de preek of over persoonlijke geestelijke ervaringen. Er was gelegenheid om met elkaar te bidden en te zingen. Terwijl in de zondagse erediensten de Psalmen één en al waren, was er op het gezelschap alle ruimte voor het zingen van gezangen. Het bundeltje van Schortinghuis Bevindelijke Gezangen was een begrip. Deze 'oudvader' wordt wel de dichter van de conventikels genoemd. Tijdens classicale en provinciale vergaderingen is vaak scherp kritiek op de gezelschappen geuit. Toch was hun oorspronkelijke inzet niet anti-kerkelijk of sektarisch. Men wilde gestalte geven aan een stuk gemeenschapsbeleving, die binnen de volkskerk niet altijd de aandacht kreeg die het zou moeten hebben. Dat in later tijd de conventikels steeds kritischer tegenover de kerk kwamen te staan, valt helaas niet te ontkennen.
Grote zegen
Kennelijk heeft het verlangen naar ontmoeting in kleine kring niet alleen te maken met het klimaat waarin wij vandaag leven. Er zijn sterke bijbelse en historische argumenten die pleiten voor invoering van cellen binnen de gemeente. In Duitsland en Engeland heeft het werken met kringen tot grote zegen geleid in de afgelopen jaren.
Er is niet alleen sprake van groei in aantallen, maar ook van een enorme geestelijke verrijking en verdieping. Men kan wel zeggen, dat overal in deze wereld, waar momenteel sprake is van opleving, het kringgebeuren een belangrijke rol speelt. Blijkbaar wil de Geest van dit model gebruik maken om in deze tijd mensen in te winnen voor het Evangelie van Jezus Christus en ze doen groeien in discipelschap.
Intussen kan men het fenomeen kringen of groeigroepen in tal van vormen en gestalten tegenkomen op het kerkelijk erf. Er hebben zich gebedskringen gevormd. In sommige gemeenten kent men zogeheten moedergroepen. Jonge vrouwen komen 's morgens bijeen om met elkaar te spreken over de geloofsopvoeding van hun kinderen. Er zijn koffieochtenden en bejaardenkringen. Er worden kringen gehouden waarop een bijbelboek centraal staat, maar ook knngen die een bepaald thema met elkaar bespreken.
Huiskringen
Zelf heb ik heel positieve ervaringen opgedaan met de zogenaamde huiskringen. Ik wil daar ten slotte nog iets over vertellen. Zo'n acht jaar geleden besloot de kerkenraad van Woerden-centrum een voorzichtig begin te maken met deze vorm van kringwerk. Momenteel nemen zo'n 150 gemeenteleden deel aan een huiskring en wordt deze manier van werken als buitengewoon zegenrijk ervaren. De drempel van de huiskringen blijkt in de praktijk heel laag te zijn. Mensen die de stap naar de kerk niet gemakkelijk maken, zijn vaak wel geïnteresseerd in een bijbelkring bij hen in de buurt. Het samenkomen bij een van de deelnemers thuis – al dan niet bij toerbeurt – heeft kennelijk een bijzondere aantrekkingskracht.
De doelstelling van de huiskringen is drieledig. Het gaat erom dat we elkaar opscherpen en bemoedigen in geloof, gemeenschap en getuigenis. Allereerst komen we bijeen voor bijbelstudie en bijbelgesprek, gericht op de verdieping van het persoonlijke geloof. De Schrift staat centraal. Daarnaast is ook de onderlinge ontmoeting en de beleving van de gemeenschap der heiligen van groot belang. Bewust wordt de omvang van deze kringen daarom ook beperkt gehouden. Tien à twaalf deelnemers is het maximum. Wanneer de kring sterk groeit, moet worden gesplitst en een nieuwe kring worden gestart. In de derde plaats mag de huiskring ook een oefenplaats zijn voor onze roeping naar buiten toe. Ook de groei in getuigenis en dienst staat hoog op de agenda van dit stukje gemeentewerk. Natuurlijk neemt ook het samen zingen en bidden een wezenlijke plaats in tijdens de kringavonden.
Organisatie
Belangrijk voor het goed functioneren van de huiskringen is de organisatie. De kerkenraad is daarvoor verantwoordelijk, maar kan deze taak delegeren aan een commissie. Het uitgangspunt kan zijn dat we in iedere sectie van de (wijk)gemeente een of meer kringen willen vormen. De sectieouderling zal daarbij in de regel fungeren als kringleider. Hij kan ook iemand anders daarvoor aanwijzen, maar in ieder geval zal hij de kringavonden zelf bijwonen. Op deze wijze krijgt de relatie met de kerkenraad gestalte en kunnen veel problemen worden voorkomen.
Op alle huiskringen wordt hetzelfde onderwerp behandeld. Jaarlijks wordt een bijbelboek gekozen, dat in het komende seizoen zal worden doorgenomen. Voor iedere kringavond komen de kringleiders en hun assistenten bijeen. Onder leiding van de predikant wordt het gedeelte grondig doorgesproken. Kringleiders ervaren deze voorbereidingen als onmisbaar en buitengewoon verrijkend voor zichzelf. Daarnaast kunnen eventuele problemen die zich voordoen, besproken worden. Gaandeweg is er ook de gelegenheid om elkaar een aantal goede adviezen aan te reiken wat betreft het leiden van een kring. Blijvende begeleiding en toerusting is ook hier van het allergrootste belang.
M. van Campen, Waddinxveen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 januari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's