De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Globaal bekeken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Globaal bekeken

5 minuten leestijd

Hans Werkman gaf onder verantwoordelijkheid van de 'Bond tegen het vloeken' een geschrift uit 'En alles vloekte, maar hij vloekte niet' (over misbruik en gebruik van Gods naam in moderne literatuur).

De titel is ontleend aan een gedicht van Koos Geerds:

De koe moest baren en de koe was moe,
er staken poten achter uit haar lijf
en daaraan zaten touwen en daaraan hingen wij;
maar 't kalf bleef halverwege steken en de koe
keek telkens achterom naar dat gedoe en loeide zacht;
het was nog maar een jonge koe, het was haar eerste keer
en daarom moest ze kreunen en wij trokken weer
en met veel bloed kwam toen het kalf eruit,
dood, en ook de koe was stervende, en de boer,
hij keek van koe naar kalf, van kalf naar koe
en stond daar met gebalde vuisten, en alles vloekte,
maar hij vloekte niet.

• Uit het boekje verder het slotfragment:

'Christen-auteurs hebben vanuit hun geloof een hoge weerstand tegen vloeken. Toch gaat het ook in hun boeken over situaties waarin gevloekt wordt. Meestal volgen ze dan het spoor van Simon Carmiggelt, die in zijn column "Even" (in Fluiten in het donker) een vloek niet opschreef, maar omschreef. Een flesje koffiemelk was in zijn bed omgevallen en begon leeg te lopen. Hij schreef: "Het was fijn dat er zich geen vertegenwoordiger van de bond tegen het vloeken in het vertrek ophield".
De christen-auteur B. Nijenhuis vertelde in zijn roman Dossier 333 hoe iemand stevig vloekte toen hij per ongeluk hard op zijn tenen getrapt werd. De veroorzaker van de pijn bood zijn excuses aan en voegde eraan toe: "U moet niet weer zo vloeken, uw tenen zijn Gods eeuwige toorn niet waard". Nijenhuis citeerde de vloek niet, maar maakte wel indirect duidelijk wat er gezegd was. Een omschrijving hoeft literair niet minder waard te zijn dan een exacte weergave. Dat heeft Jeroen Brouwers wel aangetoond met Bezonken rood.
God zelf heeft in het derde gebod een taboe gelegd op het ijdel gebruik van Zijn naam. Daarom zullen christen-auteurs meestal weigeren een vloek uit de mond van een romanfiguur letterlijk weer te geven. Creatieve mensen vinden wel een omschrijving.
"De grootste vloekers zitten in de kerk", schreef de dichter en dominee A. F. Troost in een column. En verder:
"De echte grote vloekers zijn zij (wij?) die Gods naam voor onze vrome karretjes spannen. De echte grote vloekers waren de kruisridders die - onderweg joden vermoordend - naar het heilige land trokken om muzelmannen af te slachten onder het motto '"God wil het'". De echte grote vloekers waren de soldaten in hun bruine hemden, die miljoenen de dood injoegen; op de riemen die bij hun uniform behoorden stond '"Gott mit uns'".
Daar zit een duidelijke kern van waarheid in. Ook christen-schrijvers lopen gevaar Gods naam ijdel te gebruiken. Dat kan als ze God voor hun romankarretje spannen, als ze een ongeluk of een wonderlijk voorval uit de lucht laten vallen om hun verhaalpersoon tot God te bekeren. Dat kan wanneer ze in een vroom bedoeld vers al te vlot "God" laten rijmen op "lot".'

Een lezer stuurde ons, in verband met de vandaag opnieuw oplaaiende discussie over 'de dominee', het volgende stuk, dat in de tweede helft van de zestiger jaren in het Hervormd Kerkblad van Putten stond.

Een dominee, mensen, dat is een man
van wie men alles verlangen kan.
Hij moet kunnen zwijgen - overal,
maar ook weer praten als een waterval.
Vergaderingen leiden vroeg en laat
en geestelijk blijven bij 't zotste gepraat;
bezoeken brengen bij groot en klein
en steeds voor ieder te spreken zijn.
Elk schaap van zijn kudde moet hij kennen,
al ziet hij het nimmer bij al zijn rennen.
Eenieder behoort hij de waarheid te zeggen,
maar mij geen strootje in de weg te leggen.
Een eigen mening houde hij erop na,
maar op mijn oordeel zegge hij steeds ja!
Natuurlijk staat hij boven alle partijen,
maar nooit mag hij tegen de mijne strijen.
Een man voor het volk, dat moet hij zijn,
maar... hij hoede zich voor vriend Klaas of Hein.
Familiair mag hij niet wezen, 
'Dominee' moet op het gezicht staan te lezen.
Een man van karakter, dat eist onze tijd,
maar... we houden niet van eentonigheid;
dies brenge hij om de twee, drie weken
weer eens geheel andere, pakkende preken.
Diep moet hij graven, maar niet te geleerd zijn,
dan zou hij weer niet door 'het volkje' begeerd zijn.
Een organisator, zo'n vurig man,
die vromelijk mensen begeesteren kan;
zo'n handige-aardige-frisse bekwame,
die ook niet vies is van een beetje reclame.
Uitwendig bescheiden gaat hij daarheen,
maar weinig sensatie - ach dat wil toch elkeen.
Ook moet hij soms de weg helpen banen
voor wat lieve, zacht-vloeiende aandoenlijkheidstranen.
Een dominee, wel zo'n man heeft de tijd
voor zijn Bijbel, vrome beed'laars en d'eeuwigheid.
Op bruiloften en begrafenissen
wil men d'Eerwaarde niet graag missen,
vooral als hij geestig en gevat kan bomen,
want Nederland is vol van praatzieke vromen.
En soms moet hij zorgen voor mijn huur of voor werk
waarvoor anders kom ik bij hem ter kerk?
Het heil aller zielen is hem opgedragen,
maar naar zijn ziel hoeft niemand te vragen.
Voor velen moet hij wat groots zijn in 's levens spul
en toch tegelijk een ootmoedigheids-nul.
Zó staat hij als wrijfpaal in 't moeilijke midden maar...
zou ÉÉN OP DE DUIZEND WEL EENS TROUW VOOR HEM BIDDEN???

'Als we het gedicht zo bekijken zal het voor de kerkenraad niet meevallen om "een goede dominee" te vinden.
Het valt voor Putten niet mee nu ds. Schuurman, ds. Vos en mijnheer Konings bijna tegelijk ophouden. En ds. Kuus ook al een beroep.
Ds. Van Slooten preekte een tijdje geleden over Jesaja 30 vers 18. Als hij weer in de Zuiderkerk preekt mag hij vers 20 wel eens nemen: Uw leraars zullen niet meer als met vleugelen wegvliegen...'

v. d. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Globaal bekeken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 maart 2001

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's