Gemeenteopbouw rondom het Woord (8, slot)
We ronden in dit artikel onze beschouwingen over gemeenteopbouw af. We sluiten aan bij de vorige aflevering, waarin we aandacht vroegen voor de grote betekenis van het leerproces in de gemeente. In Frankrijk spreekt men over 'Education permanente'. Vooral in het Jodendom heeft men altijd grote nadruk gelegd op de noodzaak van onafgebroken leren. De grote middeleeuwse joodse geleerde Maimonides schreef dat de joodse mens moet leren vanaf het moment dat bijkan praten tot aan zijn dood toe. Hij geeft zijn joodse volksgenoten een goede raad mee: 'Zeg niet: 'Als ik vrije tijd heb, zal ik leren'. Misschien zul je nooit vrije tijd hebben'. Er is voor een vrome jood niet één opdracht zo belangrijk als het permanente leren. De synagoge wordt behalve 'huis van gebed' dan ook wel 'leerhuis' (Beth-ha Midrasj) genoemd. Dagelijks komen joodse jongens en mannen daar bijeen om de Thora en de Talmoed te onderzoeken. Leren is iets waar je je leven lang niet mee klaar komt. Steeds weer opnieuw heeft God ons nieuwe dingen te zeggen. Al 'lerend' wil Hij ons de weg wijzen. Daarom bidt de dichter van Psalm 119 ook één en andermaal: 'Leer mij Uw inzettingen' (vs. 12, 26).
Categoriale catechese
Naast de 'gewone' catechese mag er ook aandacht zijn voor catechese ten behoeve van specifieke doelgroepen in de gemeente. Hierbij kan met name worden gedacht aan doopcatechese en huwelijkscatechese. Hoe gaat het in de regel? Het onderwijs rond het sacrament van de Doop beperkt zich doorgaans tot de doopzitting. En zelfs dat moment wordt niet altijd even inhoudelijk ingevuld. Sommige kerkenraden volstaan nog steeds met het inzien van het trouwboekje en het noteren van de namen van de kinderen. Terwijl er zoveel vragen leven bij jonge ouders over de betekenis van de doop en de roeping die dit sacrament met zich meebrengt voor de opvoeding. Juist rond de doopzondag is er de gelegenheid om hierover met de ouders in gesprek te gaan. In een aantal gemeenten houdt men daarom niet alleen de doopzitting, maar koppelt men daaraan een drietal avonden na de bediening van de doop, waarop de bijbelse lijnen over verbond en opvoeding aan de orde komen. Ook allerlei praktische zaken die daarmee te maken hebben, kunnen dan ter tafel worden gebracht.
Hetzelfde geldt voor de huwelijkscatechese. Ik verbaas mij er altijd weer over, hoe weinig sommige jonge stellen hebben nagedacht over de vraag wat het betekent een christelijk huwelijk aan te gaan. Over het bankstel en over de kleur van het behang is eindeloos gediscussieerd. Maar over de invulling van hun leven met God als man en vrouw is veel minder gesproken. Het verdient aanbeveling om ook voor verloofden en aanstaande bruidsparen enkele avonden te organiseren, waarop huwelijkscatechese wordt gegeven. Allerlei aspecten van de relatie man-vrouw tot en met de sexualiteit en gezinsvorming kunnen dan bij het licht van het Woord worden besproken.
Vormingswerk
Ik ben me ervan bewust dat de term vormingswerk hier en daar op weerstand stuit. Sommige christenen klinkt dit begrip al te humanistisch in de oren. Alsof het 'vormen' van mensen tot navolgers van Christus in onze macht zou liggen en niet exclusief rust in de handen van de Heilige Geest. Zo is het hier in geen geval bedoeld. Omdat ik echter niet zo gauw een betere term weet, houd ik er toch maar aan vast. Onder vormingswerk – het vierde segment in de catechetische cirkel – versta ik al die activiteiten in de gemeente, die naast eredienst en catechese ten doel hebben om ouderen en jongeren te laten leren rond de geopende Bijbel.
We kunnen daarbij denken aan het kringwerk. Ik pleit ervoor om het bezoeken van kringen krachtig te stimuleren. Daar blijkt ook steeds meer behoefte aan. In de 's zondagse eredienst worden ons de geboden en beloften van God verkondigd. Het is nuttig en nodig om met elkaar daarover in gesprek te gaan. Dan kunnen persoonlijke aspecten aan de orde komen. Gemeenteleden krijgen de gelegenheid hun vragen te stellen, hun eigen visie te toetsen, hun ervaringen te delen met anderen. Wanneer we ons met elkaar willen buigen onder het gezag van het Woord, is daar niets op tegen. Integendeel, de betrokkenheid van de gemeenteleden zal er alleen maar door toenemen. De eredienst en de door-de-weekse bijbelstudie staan niet tegenover elkaar. Ze vullen elkaar aan en bevruchten elkaar. Mijn ervaring is dat mensen die regelmatig kringen bezoeken ook met meer zegen de kerkdiensten beleven.
Om het kringbezoek te bevorderen, moe ten er uiteraard mogelijkheden geboden worden door de kerkenraad. Zijn er voldoende 'leerplaatsen' voor oud en jong? Naast de 'huiskringen' en 'themakringen' waarover ik eerder schreef, kan gedacht worden aan afzonderlijke kringen voor jongeren en bejaarden. In het algemeen gesproken ben ik een groot voorstander van integratie. Juist door de ontmoeting tussen oud en jong op één kring kan er iets van 'intergeneratief' leren plaatsvinden. Laten de generaties maar met elkaar in gesprek komen. Toch blijkt er soms behoefte te bestaan onder jongeren om met elkaar de Schrift te onderzoeken. Jonge lidmaten bijvoorbeeld, die net hun openbare geloofsbelijdenis aflegden, vragen daar nogal eens om. Tijdens de belijdeniscatechisatie trokken ze een winter lang intensief met elkaar op en dat willen ze soms graag voortzetten. Ook onder oudere gemeenteleden leeft dikwijls het verlangen een eigen kring te vormen. Men geeft er de voorkeur aan om overdag bijeen te komen in plaats van 's avonds. Het lijkt me dat er weinig op tegen is om zulke jongeren- en ouderenloingen te vormen.
Toerustingswerk
Naast het vormingswerk is er ook het toerustingswerk: het vijfde segment van de catechetische cirkel. Er zijn tal van taken te vervullen in de christelijke gemeente. Velen zien er tegen op om mee te doen in het evangelisatiewerk of jeugdwerk, omdat men er zich niet capabel of niet voldoende geoutilleerd voor voelt. De bereidheid is er misschien wel, maar het ontbreekt hun aan kennis en vaardigheden. Hier ligt een taak voor de kerkenraad. Het mag ons niet genoeg zijn een aantal activiteiten te ontwikkelen, we hebben ons ook om de kwaliteit ervan te bekommeren. Op dit punt is er vermoedelijk wel het één en ander te verbeteren. Hoe gaat het toe op zondagsscholen, jeugdclubs en verenigingen? Kennen we de leefwereld en belevingswereld van onze jongeren? Weten we van de vragen waar ze mee leven en van de verleidingen die op hen afkomen? Wat is het gehalte van de vertellingen en bijbelstudies? Hoe zijn we bezig als zendings- en evangelisatiecommissies? Zijn we op de hoogte van nieuwe theologische ontwikkelingen en inzichten die de praktijk van de missionaire gemeente raken? Kennen we de cultuur waarin we vandaag leven, de drijfveren en de idealen van de mensen die we ontmoeten? Hoe is het met de bijbelkennis van de werkers in de gemeente. Kunnen we vanuit de Schrift een gesprek aangaan met anderen, samen met die ander een antwoord zoeken op vragen die leven. Zijn we dan voldoende gewapend met kennis van de Bijbel? Zonder toerusting kunnen we in onze tijd eenvoudig niet. Gelukkig zijn er allerlei mogelijkheden om cursussen te volgen. En over tal van onderwerpen zijn goede boeken verkrijgbaar. Laten we daar gebruik van maken. Maar hier ligt ook naar elkaar toe een verantwoordelijkheid. Waarom zouden we ook zelf als gemeente geen mogelijkheden creëren om elkaar toe te rusten voor bepaalde taken. Gemeenteleden met ervaring kunnen veel betekenen voor hen die pas beginnen. Wanneer op bepaalde terreinen bij iemand kennis aanwezig is, moeten we die vooral gebruiken en aanwenden. Ook in dit opzicht kan het dubbelaspect van het bijbelse leren gestalte krijgen. Het gaat om 'lernen', maar ook om. 'lehren'. Wie als leerling veel mocht ontvangen, heeft de roeping om leermeester te zijn voor anderen. De noodzaak van toerusting geldt overigens niet alleen gemeenteleden die betrokken zijn bij het werk, het begint bij de ambtsdragers zelf. Telkens weer worden zij geconfronteerd met vragen en uitdagingen. Op huisbezoek komen ouderlingen in aanraking met allerlei problemen. Met name op ethisch terrein is er van alles in beweging. Vragen rond geld en goed, leven en dood, huwelijk en levensstijl. Ik denk ook aan het gebruik van de media en het omgaan met muziek. Daarover moeten ambtsdragers kunnen meespreken en helpen. Maar ook wat het gemeente-zijn betreft komt er van alles op hen af. Moderne gemeenteleden zijn mondig en hebben zo hun eigen gedachten over de rol van de kerkenraad, de invulling van de liturgie, de betekenis van doop en avondmaal enz. Kunnen we daarin leiding geven? Op diaconaal terrein is er de laatste jaren geweldig veel veranderd. De tijd dat de diaken geld ophaalde voor de armen, is allang voorbij. Allerlei maatschappelijk noden komen op de diaken af in onze tijd. En zijn blik kan niet langer beperkt zijn tot de eigen gemeente. De diaconale problemen hebben een mondiale dimensie gekregen. Het werelddiaconaat eist een groot deel van de tijd en de energie van de diakenen op.
Het is echt geen wonder dat nieuwe ambtsdragers soms in grote verlegenheid raken en overweldigd worden door de aard en de veelheid van vragen waar ze voor komen te staan. Daarom is toerusting van levensbelang. Tijd die daarin geïnvesteerd wordt is echt geen verspilling.
Een huis in de Alpen
Ik zet een punt achter deze serie. Uit reacties van collega's en gemeenteleden is me gebleken dat de problematiek steeds meer gaat leven. Dat is verheugend. Met alle aanvullingen en suggesties hoop ik mijn winst te doen. In gedachten zie ik echter hier en daar ook een ambtsbroeder, die de Waarheidsvriend met een lichte zucht terzijde legt. Een prachtig ideaalbeeld, maar wat komt ervan terecht? Is de werkelijkheid van het kerkelijke leven niet veel te weerbarstig voor dit soort initiatieven? En zijn we zo niet veel te menselijk bezig?
Misschien mag ik voor deze broeders ten slotte nog een vakantieherinnering ophalen. Vorig jaar zag ik tijdens een lange wandeling in de Zwitserse Alpen een schitterend houten berghuis. Een fraai staaltje bouwkunst. Puur vakwerk. Over de volle breedte van het huis had de timmerman in het hout een tekst uitgesneden: 'An Gottes Segen ist alles gelegen'. Me dunkt, als we zo bezig zijn met gemeenteopbouw mogen we veel verwachten. Dan worden we bewaard voor een doe-het-zelfmentaliteit. We zullen evenzeer waken voor passiviteit. In afhankelijkheid mogen we doen wat God ons op de handen legt. Hij die ons roept, is getrouw, Die het ook doen zal (1 Thess. 5 : 24).
M. van Campen, Waddinxveen
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's