De Geest ook aan de heidenen gegeven!
'En de gelovigen, die uit de besnijdenis waren, zovelen als er met Petrus waren gekomen, ontzetten zich dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd'. (Hand. 10 : 45)
Ons verhaal speelt zich af in de havenstad Caesarea, de residentie van de Romeinse stadhouder. Wij zullen moeten denken aan een heidens bolwerk in het Joods-Samaritaanse land! Toch is Filippus na zijn ontmoeting met de Moorman hier reeds bezig geweest met de verkondiging van het Evangelie. Kan het zijn, dat de apostelen en de andere gelovigen te Jeruzalem dit maar zozo gevonden hebben? Dus de christenen van het eerste uur, die meenden dat Fihppus toch wel wat vér uit de koers geraakt was?
Wij lezen dat de apostel Petrus op hetzelfde moment zich heeft opgehouden in de stad Joppe, dat 50 kilometer zuidelijker eveneens aan de zeekust gelegen is. Dit is niet alleen vanuit aardrijkskundig oogpunt een behoorlijke afstand geweest. Ook geestelijk is er tussen de steden Caesarea en Joppe een grote afstand geweest. Deze afstand heeft alles te maken gehad met het diepgaande onderscheid tussen het Jodendom en het heidendom in die dagen. Van dit onderscheid kunnen wij ons tegenwoordig bijna geen voorstelling meer maken. Maar wij krijgen daar wel enigszins een beeld van, als wij nagaan wat de apostel Paulus daar later in Efese 2 over schreef. De apostel overdrijft niet, als hij daar spreekt van een muur van vijandschap!
Ook na het Pinksterfeest van Handelingen 2 lezen wij nog dikwijls van die muur. Ja, in het verhaal van onze tekst moet God zélf daar één en andermaal aan te pas komen. God zélf, die door een engel aan de heiden Cornelius laat weten dat hij de apostel Petrus moet ontbieden om vanuit het Joodse Joppe over te komen naar het heidense Caesarea, God zélf, die door Zijn Geest ook Petrus bewegen moet af te reizen naar Cornelius.
Wellicht zouden wij het heel anders gedaan hebben. U of ik zouden Cornelius naar Joppe gestuurd hebben om daar te horen de woorden, waardoor hij kan zalig worden. Nee, wij moeten niet wijzer zijn dan God. Cornelius kan thuis blijven. En Petrus wordt uitgezonden, zoals Jezus Zijn apostelen bevolen had: 'Gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde' Hand. 1:8).
Er zijn zes broeders met Petrus meegereisd uit Joppe. Zij worden in de tekst van onze meditaties de gelovigen genoemd, die uit de besnijdenis waren. Zij worden in dit verband niet zonder reden zo genoemd. Misschien moeten wij zelfs zeggen, dat zij zich als christenen nog altijd zeer bewust geweest zijn van hun Joodse oorsprong. Zijn zij met Petrus meegegaan om in te grijpen, als er iets verkeerd mocht gaan? Hebben zij iets van een waakhondfunktie gehad?
Hoe dan ook, wanneer Petrus en de broeders de woning van Cornelius binnenkomen, blijken daar vele van zijn familieleden en bijzondere vrienden bijeenvergaderd te zijn. En deze velen hebben geweten, dat het een gewichtig moment is. Zij zijn hier allen voor Gods aangezicht bijeen om van Petrus te horen wat hem door God bevolen is. Wat een ernstig ogenblik! Deze heidenen hebben begrepen dat zij zo dadelijk iets kunnen horen, dat voor hun verdere leven wel eens beslissend zou kunnen zijn!
Zo komt Petrus er toe om kort en bondig te zeggen wat hij tot nu toe de kinderen Israels steeds verkondigd heeft nl. het Evangelie des vredes door Jezus Christus. En déze Heere is na Zijn dood en opstanding door God aangewezen om een Rechter te zijn van levenden en doden. Maar ook dit: een ieder, die in Hem gelooft, zal door Zijn naam vergeving van zonden ontvangen!
Dit is een indringend woord geweest. Naderhand horen wij van Petrus, dat hij nog maar net begonnen was te spreken. Hij had nog veel meer willen zeggen. Maar nu wordt hij onderbroken. Zo maar ineens valt de Heilige Geest op allen, die het Woord hoorden. Dus dezelfde Geest, die ook op Pinksteren werd uitgestort!
Wie zijn de eersten geweest, die op dit wonder gereageerd hebben? Dat zijn de gelovige mannen geweest, die met Petrus uit Joppe zijn meegereisd. Deze gelovigen, van wie met nadruk gezegd wordt dat zij afkomstig zijn uit de Joden die besneden waren. Zij zijn ontzet geweest. Dit hebben zij tot heden voor onmogelijk gehouden. De Heilige Geest, die nu ook op de heidenen uitgestort wordt!
Zij zijn tot nu toe kennelijk van mening geweest, dat elk mens slechts via het Jodendom tot de Heere Jezus kan komen. Elk mens, die eerst besneden moet zijn om de Heilige Geest te ontvangen. Elk mens, die aan déze voorwaarden voldoet!
Hierover zijn zij ontzet geweest. En dit na de vervulling van Pinksteren, na de vervulling van het Woord dat God tot de profeet Joel gesproken had: 'Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees!' Wat zijn de harten van deze broeders toch traag geweest. En wat denken zij, hoewel in de Heere Jezus gelovend, nog altijd gering van Hem. Want door Zijn dood is de muur der vijandschap wéggebroken. De muur, die scheiding maakte tussen Joden en niet-Joden, bestaat niet meer voor God. En nu is er niets meer wat Hem verhindert Zijn Geest ook op de heidenen uit te storten.
Niets meer? Ach, het boek Handelingen laat ons zien dat de vroege christenen daar lang niet allemaal van overtuigd waren. Op één of andere manier heeft er iets gestagneerd. Het Evangelie van vrede en verzoening zal nog wel geklonken hebben. Maar het zal meer een prediking naar binnen toe geweest zijn, terwijl de drang naar buiten toe steeds meer begon te haperen.
Ja, nu begrijpen wij waarom deze geschiedenis van de Romeinse hoofdman Cornelius zo uitvoerig verhaald wordt in het boek Handelingen. Dit is van beslissende betekenis geweest voor de zendingsgeschiedenis. God zélf heeft voor een doorbraak gezorgd. Hij maakt, dat Petrus zonder tegenspreken naar dat heidense Caesarea gaat. Hij geeft, dat daar veel mensen bijeen zijn voor Zijn aangezicht. Hij laat Petrus getuigen van wat Christus gedaan heeft om zondaren zalig te maken. En God bevestigt dit woord door Zijn Geest te schenken aan Cornelius en de zijnen om de Heere met mond en hart te prijzen. Dit betekent weer een voortgang van het Evangelie, tot zegen van hen die nabij zijn én die verre zijn.
In onze gemeenten zal tijdens de Pinksterdagen, die wij meemaakten, zeer zeker weer met nadruk gewezen zijn op onze zendingsroeping. Is dit slechts een momentopname geweest? Weten wij ons ook daarna een gezonden gemeente?
Dit zijn vragen waar wij niet omheen kunnen. Want het zijn vragen, die rechtstreeks opkomen uit de Schrift. Die vragen kunnen ons schokken en verbazen. Maar wat dunkt u? Het kan ook een zaak zijn waarover wij ons verblijden mogen. Het is de aard van een levend geloof om te zeggen: niet alleen anderen, maar ook mij - niet alleen mij, maar ook anderen!
Daar mag ons inderdaad alles aan gelegen zijn. Het éne hangt altijd samen met het andere. Waneer het leven naar buiten stagneert, dan is er eveneens naar binnen toe veel waar geen groei in zit. En hetzelfde geldt ook omgekeerd.
Laten wij onszelf en elkaar daarom niet in de weg staan om tot de Heere Christus te komen. Zijn liefste werk is om een Heere te zijn van allen, horen wij Petrus zeggen En dit zal ons ook gegeven worden door Zijn Geest, voorzover wij Hem door een waar geloof worden ingelijfd en al Zijn weldaden aannemen!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1986
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's