De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

14 minuten leestijd

Intolerante tendenzen tegenover Christendom en kerk

Het vraagstuk van de verdraagzaamheid is geen eenvoudig probleem. Pleidooien voor de tolerantie doen de vraag opkomen: Hoever strekt deze? Moet een samenleving alles maar tolereren? Leidt dit niet tot een chaos? Zeker in een gesecularisserde en pluriforme maatschappij roept dit alles vragen op. Christenen gaan een minderheid vormen. Niettemin belijden zij een Heere die met gezag Zijn Naam proclameert en gehoorzaamheid vraagt. Bij velen komt dat intolerant over. Een liberale geestesgesteldheid heeft al sinds enkele eeuwen de rechtzinnigheid van onverdraagzaamheid beschuldigd. Thans zien we evenwel iets anders, nl. een felle, bijna intolerante opstelling van niet-christelijke groepen en personen tegenover de kerk en de gelovigen. In Opbouw signaleert H. Amelink hiervan verschillende verschijnselen. Van de voorbeelden die hij noemt geven we hier het volgende door:

Het vroeger zo deftig-liberale NRC-Handelsblad geeft in het zaterdagbijvoegsel van 19 december jl. onder de ogenschijnlijk zo wetenschappelijke-objectieve titel 'Enige aspecten betreffende de godsdienst in de vroege jaren tachtig'. Van enige wetenschappelijkheid is geen sprake. Evenmin van objectiviteit. Maar wel druipt het van de vijandigheid. De haters van God en elke godsdienst krijgen weer eens zeer ondeftig maar wel oud-liberaal de kans hun gal te spuwen. Natuurlijk daarin de anarcho-liberaal van de welingelichte kringen van de VPRO, Hofland, onder het peudoniem S. Montag. Hij vindt klokgebeier zondagsmorgens een staaltje van grenzeloze brutaliteit en vraag zich af waarom nog nooit iemand met de Hinderwet in de hand geprobeerd heeft daaraan een eind te maken. En - hij zou eens ontbreken in het koor-J. H. Donner, de schaker. Zijn Vader, minister Donner, zorgde eens voor de strafbaarstelling van bepaalde vormen van Godslastering. De zoon schijnt er plezier in te hebben dat te doen wat de Vader verfoeide. De zoon schrijft: 'een ontwerp voor een nieuw atheïsme' . Met een waarschijnlijk niet eens ernstige bedoelde wetenschappelijkheid worden de meest onnozele zaken gezegd over het eerste gebod en over de spijswetten van Mozes.

En natuurlijk ontbreekt in dit nummer van de NRC niet de beschimping van de oude vrouwen die de Heidelbergse Catechismus uit hun hoofd kennen en die daarom zo bekrompen zijn bezwaar te hebben tegen een communistische vrouwelijke predikante.

Ik noem als laatste voorbeeld kort de smaad van bepaalde cabaretiers.' Niet omdat het zo onbelangrijk zou zijn. Want de invloed van deze mensen is zeer groot en terecht heeft dr. W. Aalders eens de aandacht gevraagd voor dit verschijnsel en duidelijk gemaakt dat deze grappenmakers dezelfde rol spelen als voor de Franse revolutie gedas^n werd door lieden als Voltaire. Het is een geliefkoosd middel de christenen lastig te vallen door hen als belachelijk voor te stellen en die belachelijkheid dan gebruiken als argument tegen de Christus. Deze methode is zo oud als de Bijbel oud is.

In heel dit proces is curieus te zien het verlangen van gewezen christenen om de invloed van de christenen en de christelijke leer terug te dringen. Jan Hein Donner is daarvan een voorbeeld. Maar invloedrijker is een Jan Wolkers en waarschijnlijk nog meer Maarten 't Hart. De man die ontroerend mooi kan schrijven. En wiens invloed daarom groot moet zijn.

Bij hem geen ordinaire scheldpartijen maar in heel fraai Nederlands worden toch maar de meest onzinnige dingen gezegd en komt de vijandschap tegen God tot uiting. In het beroemde boek 'Een vlucht regenwulpen', dat ten onrechte nog wel eens geprezen wordt door christenen, weet de schrijver zijn hoofdpersoon zijn vijandschap tot uiting te laten brengen in een gevecht met de ouderlingen die zijn zieke moeder komen bezoeken. Letterlijk gaat hij hen te lijf. Maar de rechtvaardiging daarvoor wordt gevonden door eerst van die ouderlingen een volslagen caricatuur te maken. Ook hier weer die methode: de spot als middel tegen mensen wordt een aanval op God Zelf. Bij Maarten 't Hart op de God die de keelkanker heeft uitgevonden. Dat zou dan geleerd worden in Zondag 10 van de Heidelberger.

Reeds eerder wist trouwens ook J. B. Charles al zeer ernstige dingen te zeggen tegen de God van Abraham, Izak en Jacob.

We zien hieruit de doorwerking van de secularisatie. Tegelijk blijkt ook hoe neutraliteit een onmogelijkheid is. Wie 'neen' zegt tegen het Evangelie, kiest. En die keuze kan emotioneel geladen zijn-. Tegelijk - en dat ben ik met Amelink eens - moeten deze felle, vaak stuitende reakties ons ootmoedig en bescheiden maken. Geven we soms ook aanleiding dat de Naam des Heren om ons gelasterd wordt? Zit er misschien in de verbeten houding van hen die zich intolerant verzetten ook iets van een wanhopig verlangen? Het beste antwoord dat we als christenen kunnen geven is m.i. het antwoord van de 1 e Petrusbrief, nl. rekenschap geven van de hoop die in ons is, ook als we gesmaad worden. En toezien dat onze wandel zodanig is dat we de ander geen reden tot laster geven. Efeze 5 : 15-17 is ook in 1982 volop actueel.

Waarom gaat het in het chr. onderwijs

Onlangs nam drs. T. M. Gilhuis afscheid als voorzitter van de 'Unie School en Evangelie'. Alom is zijn ijver en inzet voor de zaak van het chr. onderwijs geprezen. Wat hem daarbij hoog zit heeft Gilhuis nog weer eens verwoord in de rede die hij op 16 januari in Utrecht hield. Gilhuis wees op de aanvallen die van bepaalde kanten gericht worden tot de christelijke school als zou ze een gesloten school zijn, een machtsinstrument gaan besturen en de maatschappelijke vooruitgang tegenhouden. Weer treft je de intolerantie van hen die de mond vol hebben van dialoog en emancipatie. In zijn rede - opgenomen in het Geref. Weekblad van 29 jan. - , zei Gilhuis o.m.:

De christelijke school wil een school zijn die bezig is langs de weg die Jezus Christus ons is voorgegaan om mensen te helpen, bij hun menswording. Daartoe heeft Hij hun de Naam bekend gemaakt, d. w.z. de Here God tot een bekende voor hen doen zijn. Ze hebben gehoord 'de stem in het gebeuren'. Ik zal voor jullie gebeuren zoals Ik voor en met jullie gebeur (Ex. 3 : 14).

Je ouders kenden die Naam. Gaven die door. Je vader als hij drie maal daags aan tafel voorlas (potloodje achter z'n oor). Je moeder die je na het behalen van een diploma riep bij het harmonium om te zingen psalm 52 : 7, Mijn God U zal ik eeuwig loven omdat Gij het hebt gedaan. Het gehele gezin op de Oudejaarsavond, geknield voor de stoel, met de stem van je vader uit de Statenbijbel, voorlezend: salm 90 - geslachten gaan, geslachten komen, wij zijn in Gods ontferming opgenomen.

Daarom wilden ze voor hun kinderen een school waarin die Naam niet verzwegen werd. Dat hadden ze van huis uit meegekregen. Van grootouders die in de jaren '80 van de vorige eeuw hun kinderen niet naar Leiden stuurden, maar naar het zondagsschooltje van ene Abraham Kuyper in Amsterdam. Ik acht het een verontrustend verschijnsel dat in de discussie over het christelijk onderwijs dit alleréérste godsdienstig-pedagogisch motief dat ouders (niet de 'onderwijskoepels'!) bewoog tot stichting van scholen met de Bijbel, steeds minder een rol speelt. Bij de voorstanders van de zgn. 'dialoogschool' speelt het m.i. nauwelijks meer mee. Daar ziet men de christelijke school slechts als fenomeen binnen het traditioneel confessioneel onderwijs waarbinnen de 'pedagogiek der ontmoeting' nimmer de vereiste aandacht heeft gekregen. Daardoor - aldus de voorstanders van zo' n 'school der ontmoeting', staan de mensen in dat christelijk onderwijs straks met lege handen als het er om gaat in te spelen op de maatschappij van morgen die mondig, pluriform, intercultureel van aard zal zijn.

Ik zal bepaald niet beweren dat de christelijke school kinderen niet zou moeten voorbereiden op die maatschappij van morgen. Nog minder dat nu en straks binnen haar muren de dialoog met andere culturen en godsdiensten zou kunnen worden vermeden. Maar wanneer dit betekenen zou dat in de dialoog het getuigens van de Naam gelijk gesteld zou dienen te worden met de verkondiging van welke andere naam ook - ten daarin niet het laatste Woord zou mogen zijn - dan zal de school met de Bijbel zich nu niet en nooit tot een dergelijke dialoogschool mogen bekeren. Het wordt tijd dat de gebruikers van deze term voor een school van morgen klare wijn gaan schenken. Bedoelt men met die dialoogschool nu een samenwerkingsschool of niet?

En wie met het oog op de democratisering de bijzondere school het verwijt maakt een gesloten school te zijn wanneer zij als haar bestuurders niet wil toelaten die ouders die de signatuur van de school niet kunnen noch willen onderschrijven - aangenomen uiteraard dat de school niet verzuimd heeft vóóraf die karakteristiek de toekomstige ouders duidelijk voor ogen te tekenen - die uit deze beschuldiging geheel ten onrechte. Uiteraard is elke bijzondere instelling van welke aard ook, humanistisch, marxistisch of christelijk, geheelonthoudersclub, vereniging tot bescherming van dieren, vrije school per definitie een gesloten organisatie wanneer zij ervan uitgaat, dat wie tot haar toetreedt en mee besturen wil zonder meer maar haar doelstelling heeft te onderschrijven. En dat dan uitgerekend zo'n bijzonder instituut als de christelijke school de moed zou moeten hebben de hier bedoelde ouders en hun kinderen te weigeren - zo'n oproep is geheel niet ter zake. Want wie geheel vrijwillig vraagt om toelating, weet van grondslag en doelstelling, ook elders terecht kan - zó iemand discrimineert (d.w.z. heeft de gave der onderscheiding) en niet het schoolbestuur als hij ondanks alles toch volhardt bij zijn vraag om binnen gelaten te worden. En dan zal hij ook erkennen dat gasten zich ook 'als gasten dienen te gedragen en niet het heft in handen moeten nemen'.

Ik kan mij niet onttrekken aan de indruk-ik zeg dit in alle openheid - dat achter het streven naar de totstandkoming van een dialoogschool - men is toch 'op zoek naar school'? - en achter de aanval die van bepaalde zijde - met het oog op democratisering - geopend is op de zgn. 'vijfde macht' (die van bijzondere welzijnsvoorzieningen en onderwijsinstellingen), schuilgaat de bedoeling de bijzondere christelijke school zó open te breken dat ze straks niet of nauwelijks meer van een algemene verschilt. De van ideologiseren beschuldigde neocalvinisten zouden hier hun opponenten met recht kunnen vragen: hoeveel ideologie hanteert u zélf in uw onderwijsontwerp van de éne schoolbank: andere keuzen uitsluitend - allen op weg naar de éne algemene school?

Nu - tot het overhellen naar zó'n standpunt zal de school met de Bijbel zich nimmer mogen laten leiden. In het verleden heeft de Unie 'School en Evangelie' een dergelijke bedreiging van de door haar voorgestane school telkens weer resoluut afgewezen. En ze zal dat ook voor de jaren tachtig moeten blijven doen. Ter wille van het verder vertellen van de Naam.

Zeker, elke christelijke organisatie, ook de christelijke school loopt het risico eigen kleine zaak te vereenzelvigen met de zaak van Hem wiens Naam ze draagt. Elk christelijk instituut loopt gevaar - en de christelijke school is daaraan ook allerminst ontkomen-zich af te sluiten, zichzelf te verabsoluteren, te verstenen. Het vat dat de school

met de Bijbel kan zijn om evangelische waarden over te dragen vertoont scheuren en barsten. Maar wie de stroom van het water dat ons en onze kinderen tot heil vanuit het Evangelie telkens weer toevloeit niet heel bepaald opvangt, loopt het risico met het wegwerpen van de kruik ook het water zelf kwijt te raken. Daarom blijft de Unie 'School en Evangelie' onverminderd pleiten voor de huidige staat van de school met de Bijbel.

Graag geven we dit heldere geluid aan u door. Zeker, er is geen reden tot een triomfantelijk zich op de borst slaan. Gilhuis weet hoe vaak we binnen ons chr. onderwijs beneden de maat van het Evangelie blijven. Wordt er op onze scholen iets zichtbaar van de navolging van Christus, die gekomen is als Een die dient? Dat is de klemmende vraag die hij ons voorlegt.

Onzindelijk denken

Wat is onzindelijk denken? Antwoord: wanneer iemand in een discussie argumenten gebruikt die logisch en ethisch onaanvaardbaar zijn. Dat kan op vele manieren gebeuren. Aldus J. Overduin in het Centraal Weekblad van 20 januari jl. Overduin geeft hiervan enkele voorbeelden:

Telkens hoor ik: we moeten ophouden met het 'vijandsdenken', waardoor wij communistenangst aanjagen en Rusland als de grote boeman voorstellen. Alsof er geen reden tot vrees is. En alsof Rusland Sinterklaas is.

Ik zeg: wij denken Rusland niet tot een vijand, maar wij constateren dat Rusland een vijand is van de rechten van de mens, een vijand van de democratie, een vijand van de vrijheid en de menselijke waardigheid, een vijand van de godsdienst, een vijand van het nakomen van de akkoorden van Helsinki, een vijand van de arbeidersklasse en van vrije vakbonden, een vijand van de vrijheid van wetenschapsbeoefening, van de vrijheid van pers en media, van de vrijheid van joodse cultuur, een vijand van de z.g. broedervolken, zelfs een vijand van eigen grondwet, die bepaalde vrijheden op papier waarborgt, een vijand van demonstratie, een vijand van het nakomen van verdragen, wanneer dat voordelig uitkomt.

Dat is geen vijandsdenken, maar feiten constateren. De beschuldiging van vijandsdenken is een gevolg van onzindelijk logisch en ethisch denken. Toch zijn velen erdoor besmet. Vanwaar deze heimelijke en openlijke sympathie voor Rusland? Diplomatiek treedt Rusland veel knapper en psych ologischer op dan Amerika. Dat ligt gedeeltelijk aan de democratie en openbaarheid in Amerika. Niet dat de politiek van Amerika zo vlekkeloos is (denk alleen-maar aan het drama Vietnam) maar Rusland weet op het juiste ogenblik te wachten en komt binnen wanneer er een machtsvacuüm ontstaat. Rusland denkt alleen in termen van macht en is alleen gevoelig voor argumenten van macht en niet voor zedelijke overwegingen.

Door dit opportunisme en pragmatisme is het nu en dan voordelig om enkele vredes-en losse flodders te schieten en alle anti-kernwapen-demonstraties toe te juichen, als het maar niet tegen Rusland is. De slogans vreedzame coëxistentie en hulp aan broedervolken functioneren alleen in het grote kader der wereldrevolutie.

Velen schijnen doof of hardhorend te zijn voor de schreeuw die uit Hongarije tot ons kwam. Tsjecho Slowakijke schreeuwde nog niet hard genoeg. Oo Afghanistan niet. Zou Polen eindelijk goed door dringen? Of moeten velen, die niet horen willen, het eenmaal voelen?

De Gen. Synode van de Nederlandse Hervormde Kerk schreef in november 1980, dat de eenzijdige nucleaire ontwapening zeker risico's met zich ' meebrengt, met name de overheersing van de Sovjet-Unie, maar voegde daaraan toe dat 'wij kunnen leven met onze Heer desnoods ondanks het politieke systeem'. Inderdaad, wij kunnen onder alle (ook onder de meest onmenselijke) omstandigheden leven met onze Heer. De martelaren uit alle eeuwen hebben dit bewezen. Stefanus en Jacobus en Petrus en Paulus voorop. Maar ik maak me zorgen wanneer dit 'zo vlot wordt nagepraat. Ons volk in grote meerderheid heeft geen behoefte om met de Heer te leven en te sterven. En wat zal dan de houding zijn? De bezetting van de Duitsers 1940-1945 bewees wel dat slechts een klein percentage bereid was tot het martelaarschap. Christen-zijn onder zulke systemen betekent niet 'hoe kom ik er zo goed mogelijk door', ook niet 'altijd mondje houden' en ook niet 'aanpassen' en nog minder collaboreren. Onze volkskracht en het nationaal bewustzijn zijn veel zwakker dan in 1940, doordat wij een verwend consumerend en materialistisch volk zijn geworden, die telkens wanneer wij een offer moeten brengen, roepen: dat pikken we niet'. Van hoog tot laag. We zijn toch zo solidair met de verdrukte en arme naaste heel ver weg, maar dichtbij? Had Nietzsche geen gelijk toen hij beweerde, dat wij niet de naaste maar de verste liefhebben? Leven met de Heer is niet goedkoop of met een grote mond op veilige afstand, maar heel duur en heel dichtbij. Paulus leefde met zijn Heer en 'achtte zijn leven niet kostbaar voor zichzelf, als hij maar 'zijn loopbaan ten einde mocht bren­ gen in dienst van het evangelie van Christus', terwijl hij bewust 'boeien en verdrukking' tegemoet ging (zie Hand. 20 : 17-38).

Wat kunnen wij verwachten van een ontkerstend volk, dat meent God niet nodig te hebben? Bidden om geloof en bekering en zélf ^^^ voorbeeld zijn. Dat is zindelijk en realistisch denken én leven.

We zouden dit voorbeeld van onzindelijk denken met vele kunnen vermeerderen. Het is ook een gevaar dat ons als hervormd-gereformeerden dreigt. Ook onder het mom van een liefde tot de waarheid kan men feiten verdraaien of van elkaar een caricatuur maken of in een zwart-wit schema bevangen zijn. Het is ook een van de zorgelijkste zaken in de omgang tussen de leden van de verschillende kerken. Wat gaan veel gesprekken door onzindelijk denken de mist in. Laten we ons oefenen in nuchter en realistisch, bijbels en zedelijk zuiver denken, spreken en handelen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 1982

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's