Globaal bakeken
In deze rubriek gaven we twee weken geleden een stukje door, opgenomen in De Open Deur, over 'de preek'. Enkele lezers reageerden prompt en schreven dat het stukje een vrije weergave was van een passage uit het boek van Jan H. Eekhout, getiteld 'Leven en daden van Pastoor Poncke van Damme in Vlaanderen' (uitgave Callenbach, Nijkerk). Zelfs werd verondersteld dat in deze kolommen niet geheel zonder opzet de pastoor in een dominee was veranderd. Hier volgt dan — ten overvloede — de autenthieke tekst.
'Pastoor Poncke is vergeten. En toch was hij de man, die eens, den kansel hebbende beklommen, zijn parochianen vroeg: — ik ben uw leeraar, gij kent de zaak, waarover ik u spreken ga? : —Neen, Mijn-Heer Pastoor — Hoe zou ik u dan, gaf Poncke ten antwoord, — eene zaak ontwikkelen, waarvan gij geen begrip hebt? —en hij daalde den kansel af en begaf zich ter sakristij. Even nadien verscheen hij weerom, besteeg het gestoelte en vroeg: — Weet gij, beminde parochianen, 'tgeen ik u te zeggen heb? : — Wij weten het!, riep een listigaard. Doch Pastoor Poncke bescheidde — Wat zal ik dan moeite doen u iets te ont-dekken wat u reeds bekend is! — en hij verliet andermaal den kansel, om na luttel tijds er terug te keeren en thans te vragen: — Weet ge, parochianen van Damme, waarover ik u te spreken heb? Weder klonk de stem van den sluwaard van zooseffens: — Mijn-Heer Pastoor, sommigen weten het, anderen niet: — Welaan; sprak Pastoor Poncke, — dat zij, die het weten, het dan berichten aan hen, die het niet weten! — en hij beëindigde de zondagsmis zonder preek.'
***
Kamerleden blinken niet uit in Bijbelkennis en worden nogal eens betrapt op verkeerd bijbelgebruik. Een nederlands dagblad gaf daar kort geleden enkele staaltjes van weer. Welnu, in een recent uitgegeven boekje ('Geweten op het Binnenhof), bevattend interviews met de lijsttrekkers van CDA, VVD, D'66 en PvdA voor de Ikon radio (ook het veelbesproken interview met Den Uyl staat erin), geeft VVD-leider Nijpels ook een staaltje ten beste, dat hier wel voor het voetlicht mag worden gehaald.
'(...) Als ik bijvoorbeeld af en toe uitspraken hoor van kerkelijke voorlieden over het vraagstuk van homoseksualiteit, ja, dan kijk ik altijd naar de tien geboden: Hebt uw naaste lief. En die naaste heeft er ook niet om gevraagd om homoseksueel te zijn. En die ouders hebben er ook niet om gevraagd. Dan is het toch eigenlijk heel erg verwerpelijk om zo'n medemens niet de kans te geven om op een eigen wijze het leven in te richten. Dan moet je daar toch respect voor hebben. Zeker als katholiek. Als je serieus wat wilt maken van het gebod van de naastenliefde, dan moetje daar respect voor hebben, moet je mensen in hun waarde laten, en dan is het absoluut verkeerd om mensen op basis daarvan te veroordelen.
Hebben die tien geboden voor u een soort absolute geldigheid?
Nee, geen absolute geldigheid. Maar ze zijn nu eenmaal symbool binnen de katholieke kerk voor een aantal waarden en normen. Ik zeg dat omdat juist die mensen kritiek hebben op de zaken die u noemde, die zich dikwijls beroepen op allerlei katholieke regeltjes. Nou, dan sla ik diezelfde mensen met die katholieke regeltjes om de oren. En dan haal ik het eerste gebod van stal: Hebt uw naaste lief.
Het éérste gebod?
Ik zou het op dit moment eigenlijk niet eens precies weten. Maar het is voor mij wel het eerste gebod in dit soort discussies...'
Zelfs als drs. Nijpels gedacht mocht hebben aan 'de hoofdsom' dan nog zou het zijn 'het tweede daaraan gelijk...'.
***
In de jaargids 1986-1987 van het hervormde gemeente van Putten staan enkele fragmenten uit de intreepreek van ds. J. J. Knap, in 1855 daar gekomen van Oud-Alblas. Uit deze fragmenten het volgende deel:
'Veroorlooft mij nog iets van mij zelven te zeggen. — Uiterst afkeerig ben ik van geschillen en houde mij daarom steeds zoo ver mogelijk van haar verwijderd; daarom laat mij nu en steeds buiten dezelve. Zorgt zoo veel in u is, dat ik nimmer partij heb te kiezen, immers die de man is van eene partij, hoe kan hij die van de gemeente zijn? Diep overtuigd van de kortstondigheid des levens en het veelomvattende van mijn werk, tracht ik zuinig op den tijd te zijn en zelfs met oogenblikken te woekeren. In mijne vorige gemeenten hield ik uitsluitend den voormiddag voor mijne studiën, was ik op 's Heeren dag voor niemand, althans voor niemand, die tot mijne gemeente niet behoorde, te spreken; zal het u ongevallig zijn, wanneer ik die gewoonte ook onder u volg? Mijn huis stel ik voor ieder open, alleen niet voor hem, die komt om te twisten. Ik wensch u te helpen, waar ik kan, nogthans den kring mijner bemoeiingen, mij aangewezen, niette overschrijden. Aanbrengers van scheve of min aangename oordeelvellingen over mij en over anderen waren mij nimmer aangenaam, en zullen mij ook hier niet aangenaam zijn. Verder ik, — doch neen, reeds genoeg van mijzelven. Keeren wij terug tot de Evangelieprediking.'
***
Een lezer stuurde een stukje, geschreven door Groen van Prinsterer, over de grondslag van het Réveil in de vorige eeuw, waaruit blijkt dat stricte binding aan de belijdenis daar niet mogelijk was.
'Het réveil was niet uitgesproken luthersch of calvinistisch of doopsgezind, het was christelijk. Het trad niet op met de oude Dordtsche orthodoxie als banier, maar ontplooide die der Hervorming, die van het Woord Gods. En, hoewel wij als leden der Kerk met vreugde de leer der zaligheid met bewonderenswaardige juistheid in haar symbolische geschriften uitgedrukt vonden en een onderwijs zoozeer overeenkomstig de Schriften waardeerden, hoewel wij de verwoestingen, door het rationalisme aangericht, in de Kerk tegengingen door de voorgangers te wijzen op hun leer en de verplichting om die te handhaven, wij dachten er geenszins aan met overdreven en kleinzielige angstvalligheden iemand het juk eener volledige en letterlijke overeenstemming met de formulieren op te leggen. Een broederlijke geest verhief ons boven zoo'n ouderwetsche gewoonte. De meesten der invloedrijke mannen onder ons, die velen ten zegen waren, vereenigden met hun ijveren voor de gezonde leer, den oprechten wensch om de broederliefde niet te verstoren door een overdreven waarde te hechten aan de opvatting over bijzaken, hoe groot of klein overigens in beteekenis....
Want het ongelukkige denkbeeld om van de Dordtsche geloofsregelen voor ons tijdperk het Shiboleth te maken, heeft in ons een levendige tegenstand ondervonden... En... terwijl wij de standvastigheid onzer vaderen in dit opzicht goedkeuren, moeten wij nochtans ons er voor wachten blindelings hun voorbeeld te volgen. Het vooropstellen van een dogma, zooals de leer der praedestinatie in den toenmaligen strijd, kan geheel onnoodig worden onder andere omstandigheden. '
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986
De Waarheidsvriend | 12 Pagina's