De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uiterlijke discipline of innerlijke houding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uiterlijke discipline of innerlijke houding

Aan het begin van de komkommertijd

9 minuten leestijd

In Van Dale's Groot Woordenboek der nederlandse taal wordt het begrip komkommertijd als volgt omschreven: 'benaming voor de stille tijd van het jaar waarin zeer velen vacantie hebben, en gewoonlijk voor de couranten weinig nieuws valt te berichten'.

Welnu, die tijd breekt weer aan. Dorpen stromen leeg en dorpen stromen vol, al naar gelang ze in recreatief minder aantrekkelijke of aantrekkelijke streken liggen. Het is een merkwaardig verschijnsel geworden. Als het juli is geworden gaat ieder erop uit, móét ieder er kennelijk op uit.

Ieder werkt voor de vacantie nog af wat nog op z'n tafel ligt. Alle brieven nog even geschreven en de deur uit om op het laatste moment nog anderen te belasten met wat men zelf kwijt wil. Maar aangezien zeer velen dat doen ontvangt de gemiddelde Nederlander evenveel post als hij verzendt om vervolgens bij terugkeer van vacantie net zo veel — of meer — voor zich te hebben als wat hij voor zich had toen hij vertrok. Vacantie heeft ook zoiets van sneeuw ruimen in zich.

Er valt in de vacantie weinig nieuws te berichten, zegt Van Dale. Want er wordt niet meer vergaderd en ook de nieuwsmakers bij de media zijn goeddeels met vacantie. Veel nieuws is kennelijk nieuws dat we als drukke, bezige mensen zelf maken, door wat gezegd en geschreven wordt. Maar kennelijk kan dat ook een tijdje stoppen terwijl het leven toch doorgaat. Iemand zei eens dat het de rust in de kerk ten goede zou komen als kerkbladen eens een jaar niet zouden verschijnen. In de vacantieperiode blijkt dat het ook anders kan.

Anderzijds is er ook nieuws dat doorgaat. Oorlogen en geruchten van oorlogen, rampen en ongelukken, voor deze dingen geldt niet dat er van vacantie sprake is. En verder, 'zeer velen' gaan met vacantie zegt Van DaIe. Maar voor eveneens 'zeer velen' is het niet weggelegd om even ontspannen er uit te zijn. De ernstige zieken, hun omstanders en zij die hen verplegen zien de uittocht met gemengde gevoelens aan, al voelen die ook het meest hoe relatief vacantievreugde is. Respect overigens voor hen die (een deel van) hun vacantie geven om voor anderen vacantie mogelijk te maken. We denken b.v. aan het vacantiewerk voor gehandicapten.

Kerk met vacantie

In vele gemeenten is de vacantie duidelijk voelbaar, in de kerkgang en derhalve in de inkomsten van de kerkvoogdij. Andere gemeenten moeten extra diensten inlassen om het grote aantal vacantiegangers te herbergen. Maar naar het buitenland nemen we de kerk als Nederlanders mee. Daarover zou heel wat te schrijven zijn. Enerzijds dat het begrijpelijk is dat nederlandstalige kerkdiensten worden verzorgd vanwege de taal. Maar anderzijds heeft ds. W. van Gorsel in het Gereformeerd Weekblad terecht op de schaduwzijde gewezen. Mag er immers ook in de vacantietijd niet eens kennis worden gemaakt met de gemeente in den vreemde? Het wordt ook door die gemeenten op prijs gesteld wanneer men gasten ontvangen mag in de diensten. Ik herinner me een nederlandstalige dienst in Zwitserland waar de mensen toestroomden. Een gewezen minister, die zelf gewoon is ter kerke te gaan, keek van achter een tuinhekje met kennelijke verbazing het nederlandse gebeuren aan. Hij nam geen deel aan de dienst. Hij had zijn deel al gehad in de duitse dienst.

De nederlandstalige diensten begonnen als een 'extra', naast de diensten van de plaatselijke gemeenten in het buitenland. De uittocht naar dié plaatsen waar men derhalve 'kerken kon' nam toe maar soms trad ook een duidelijke miskenning van de gemeente ter plaatse op. Zelfs werden nederlandstalige diensten belegd om het nog 'beter' te doen dan anderen het al deden.

Eén van de eersten overigens, die voor nederlandstalige. diensten zorgde in het buitenland was ds. J. C. Remijn, die vanaf 1968 werkzaam is geweest in Interlaken (Zwitserland). Hij verdedigde tegenover de Zwitserse gemeente dat nederlandstalige diensten noodzakelijk waren omdat velen een dienst in het duits niet konden volgen. De eerste kerkdienst, die hij belegde, werd door 45 mensen bezocht. Later groeiden de diensten uit tot massale gebeurtenissen met een zeer gemengd gehoor, waaronder zeer vélen uit de Gereformeerde Gezindte. Hij belegde de diensten overigens wanneer er geen duitstalige diensten waren. Vorige week is ds. Remijn plotseling op de leeftijd van 62 jaar overleden. Kort voordat hij de eerste dienst weer houden zou. De dood neemt geen vacantie. Hier mag best met respect vermeld worden wat ds. Remijn tijdens de vacantieperioden deed voor de vacantiegangers. En echt niet alleen door de belegde kerkdiensten maar ook door de week als vacantiegangers, die in de problemen waren geraakt, een beroep op hem deden.

Iets merkwaardigs

Boven dit artikel plaatste ik overigens niet zonder reden de titel 'uiterlijke discipline en innerlijke houding'. Deze woordcombinatie trof ik aan in een dezer dagen verschenen boekje van een joodse rabbi, Lionel Blue, getiteld 'Een ladder naar de hemel', de joodse weg tot God. In dat boekje geeft deze rabbijn iets weer van de beleving van de joodse religie, in het leven van alledag en in het hart. Over joods geestelijk leven wordt, in tegenstelling tot geestelijk leven in andere religies, betrekkelijk weinig geschreven en daarom nam Blue de 'uitdaging' aan om er iets over te boek te stellen.

Alvorens ik iets uit dit boekje citeer moet ik zeggen waarom ik dat doe. Het valt op dat tegen de tijd dat de vacantie begint diverse predikanten in hun kerkbodekolommen hun gemeente vermaningen mee geven als ze op vacantie gaan. Nu zijn concrete raadgevingen en vermaningen altijd goed en nodig. Maar het merkwaardige is dat de vermaningen en raadgevingen soms zo weinig concreet zijn. Geen vermaning om het leven van anderen niet in gevaar te brengen door roekeloos (rij)gedrag, geen opwekking om vooral aan de thuisblijvers te denken, aan de zieken, die soms niet eens op een kaart van ons zouden durven rekenen, geen opwekking om, wanneer men naar arme landen gaat, de bevolking eerder te helpen dan die uit te buiten. Nee, de vermaningen zijn vaag en algemeen. Met algemeen bedoel ik dan dat de gemeente afgemaand wordt van de paden der zonde. Soms krijgt men de indruk — ik besef dat ik nu enigszins chargeer — dat predikanten hun gemeenteleden met lede ogen zien vertrekken en denken dat de banden worden losgeworpen als men eenmaal met vacantie is. Gewaarschuwd wordt voor de zonde en de bandeloosheid, alsof de gemeenteleden, wanneer ze zich in het buitenland op vacantie bevinden, zich opeens aan bars, dancings, disco's , etc. te buiten zullen gaan. Is er dan dus kennelijk de vrees dat, wanneer de uiterlijke discipline wegvalt, het met de gemeente opeens niet zo best meer gesteld is? Maar daar behoeft men niet voor op vacantie te gaan. Een verhuizing in een gemeente van een oud deel naar een nieuw deel kan, vanwege verminderde sociale controle, al betekenen dat mensen minder kerkelijk meelevend worden. Maar dan is de diepere oorzaak toch dat de innerlijke houding ontbreekt. En wanneer die ontbreekt zal sociale controle alleen maar een dun beschermend laagje zijn, dat niet bestand is tegen de tijdgeest.

Maar dan nu het citaat uit het boek van genoemde rabbijn. Nadat hij heeft opgemerkt dat het christendom zich van de joodse wet heeft losgemaakt en die met romeinse ogen is gaan bezien — waarover best wat meer te zeggen zou zijn—zegt de rabbijn:

'Nu is de joodse wet veel strenger dan een wereldlijke wet ooit kan zijn, en toch werd zij gehoorzaamd, duizenden jaren, zonder dat er politie of een gevangenisstelsel voor nodig was. Natuurlijk, er waren wel rechters en gerechtshoven, maar wat stelden die weinig voor in tijden van onderdrukking en vervolging. De Wet werd gehouden doordat zij liefde (curs. van mij, v. d. G.) opriep. En daarom hebben mensen hun leven en bezit eraan gegeven, omdat zij zonder de Wet niet konden leven...

De discipline van de Wet heeft de mensen gelouterd. Door haar wordt een zakenman tot heilige. Door haar krijgen gewone mensen allure...

Dingen worden het meest gewaardeerd door mensen die ze niet bezitten, dat is algemeen bekend. Daarom heeft de Wet een bijzondere waarde voor de Joden omdat zij zolang zonder haar hebben moeten leven... Door de jaren heen hebben de Joden de Wet gehouden, niet vanwege haar uiterlijke macht, maar vanwege haar inhoud. Dit ogenschijnlijk gebrek aan machtsmiddelen had tot gevolg dat het onderscheid vervaagde tussen wat God vraagt aan uiterlijke discipline en aan innerlijke houding. Wat ooit voor het eerst was vastgelegd op steen, en daarna zijn weg vond naar de boeken, heeft zich meester gemaakt van de geest, en stond tenslotte geschreven in de harten van het joodse volk. Het heeft ellende en vervolgingen overleefd.'

***

Tot zover deze joodse rabbijn. De wet heeft met liefde te maken. Uiterlijke discipline hangt samen met innerlijke houding. Uiterlijke discipline heeft niet te maken met sociale controle of dwang van bovenaf. Als dat al zo is voor de joodse religie hoeveel te meer moet (mag) dit dan gelden voor het christen-zijn als we bedenken dat Christus de vloek der wet gedragen heeft en deze door Zijn gehoorzaamheid heeft vervuld. Geloof heeft er ook alles mee te maken dat de wet is ingeschreven in onze harten, zodat het leven naar de geboden en inzettingen des Heeren een liefdedienst is.

De welvaartsstaat

Ik wil met dit alles maar zeggen dat stukjes in kerkbladen met vage, algemene vermaningen niemand zijn of haar vacantie anders zal doen doorbrengen dan men al, vanuit een innerlijke houding, van plan was. De gevaren, die het christenleven thuis bedreigen, bedreigen het christenleven ook wanneer men op vacantie is. Wie iets kent van innerlijke loutering, beseft dat de gevaren overal op de loer liggen. Wie alleen maar christen is vanwege sociale controle is weerloos tegen alle gevaren zodra hij buitenshuis of buitenslands is.

Ter afsluiting moet ik echter toch nog de vraag noemen, die rabbijn Blue direct na het bovenstaande opwerpt, namelijk: 'alleen de grote vraag is: zal Gods gebod ook de compromissen overwinnen die de welvaartsstaat met zich meebrengt?' Want 'in tijden van voorspoed vertrouwen de mensen op eigen kracht...'

Hoevelen zijn inderdaad niet slachtoffer geworden van de welvaartsstaat, van het materialisme, van de luxe van de tijd! Als zodanig is onze moderne vacantie wel een exponent van die tijd. Maar die vacantie ligt wel in het verlengde van het gewone leven van elke dag. En dan is de vraag of het christenzijn, met het leven naar Gods geboden, niet ernstig bedreigd wordt wanneer de weelde van de tijd zo dominant op ons af komt. Lijdt de innerlijke vreugde van de wet in een tijd van welvaart niet vaak een noodlijdend bestaan?

We mogen elkaar best opscherpen, juist ook in de vacantietijd, om ons christen-zijn te toetsen op innerlijke houding, waarmee de uiterlijke discipline in harmonie moet zijn.

Voorlopig komkommertijd. Dus voorlopig weinig nieuws. Maar recreatie voor Gods Aangezicht in relatie met elkaar ver-nieuwt wel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uiterlijke discipline of innerlijke houding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juli 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's