De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

10 minuten leestijd

De Joden in de middeleeuwse samenleving

Het onderzoek naar de positie van de Joden in de europese samenleving in verschillende perioden van de geschiedenis blijft voortgaan. Niet alleen vindt dit plaats uit wetenschappelijke overwegingen, maar ook raakt een dergelijk onderwerp de actualiteit, nl. de problematiek van het telkens weer opduikend antisemitisme, dat in de jaren 33-45 van onze eeuw zo'n verschrikkelijke uitwerking kreeg, die millioenen mensenlevens kostte, maar dat diepe wortels heeft in de historie. Wie zich verdiept in de Middeleeuwen staat voor de vraag: hoe was de plaats van de Joden in een christelijke samenleving, waarin zij als minderheid leefden? Het blad ter Herkenning gaf over dit onderwerp een themanummer uit (juni 86) waarin verschillende aspecten naar voren komen, nl. het aandeel van de theologie in de verguizing van de Joden, het beeld van de Jood in de literatuur, de historische gegevens en het maatschappijbeeld. De auteurs schrijven genuanceerd en rekenen af met caricaturen die nogal eens gemaakt worden. Zo gaat b. V. de Leuvense hoogleraar Dequeker in op de betekenis van het beroemde altaarstuk van de gebroeders Van Eyk uit Gent, waar op een positieve manier de verhouding kerk-synagoge voorgesteld wordt. De leidse hoogleraar van Arkel schrijft over middeleeuws anti-semitisme als maatschappelijk proces. Een van de factoren die de Jodenvervolging veroorzaken is wat de auteur noemt het 'terroriseringsproces':

'Vergelijking met andere vormen van vervolging en discriminatie doet veronderstellen, dat terrorisering tot discriminant die voorwaarde zou kunnen zijn. Daarmee wordt bedoeld de terreur die een vijandige openbare mening uitoefent op hem die niet mee wil doen. In het zuiden van de V.S. was het bijna even erg 'Niggerlover' te zijn als 'Nigger'. Het scheldwoord 'Kafferboetie' in Zuid-Afrika betekent hetzelfde. Wie niet met heksenvervolging meedeed en daarvoor uitkwam, werd al gauw verdacht zelf een heks te zijn.

Er zijn vele manieren om voor te stellen hoe dat terroriseringsmechanisme werkt. Stel een jongeman uit Oregon, het verre noordwesten van de V.S. waar het Negerprobleem niet speelt, die uit eigen ervaring geen oordeel of vooroordeel over Negers heeft. Deze jongeman erft een café of een kapperszaak van een oom, in Alabama of Mississippi. Hij voelt voor dat bedrijf, maar ingenu als hij is, bedient hij zwart en blank op gelijke voet. Al gauw komen de plaatselijke hooligans hem vertellen, dat dit niet geduld wordt: als hij niet ophoudt zwart te bedienen, zal zijn zaak vernield worden. Bang geworden geeft hij toe, maar eenmaal zo ver, moet hij om redenen van concurrentie er desnoods met geweld, op toe zien, dat anderen ook deze regel volgen. Hij is geterroriseerd tot discriminant. In de geschiedenis van Jodenvervolgingen zijn vele voorbeelden aan te wijzen van dit terroriseringsproces, zeker als de staat zoals in Nazi-Duitsland zelf die terreur uitoefent. Ik geef u één markant Middeleeuws voorbeeld. Op Pinksterzondag van het jaar 1096, het jaar van de eerste kruistocht en van de bloedbaden in de Rijnstreek onder Joden aangericht, liggen de Kruisvaarders-moordenaars voor Trier uit te rusten van hun bloedig handwerk. Op die zondag komen zij massaal naar de Kathedraal. De bisschop houdt zelf de preek in de geest van het Pinkstergebeuren: hij wijst zijn gehoor op het on-Christelijke van hun handelwijze. God wacht op de bekering van de Joden, maar dat mag niet met geweld gebeuren. De preek is in het geheel niet naar de zin van zijn gehoor, die tot zo lijfelijk protest overgaat, dat er een handgemeen ontstaat waarbij de bisschop gevangen genomen wordt en naar het leven gestaan. De episode eindigt met, op bevel van de bisschop, het uitleveren van alle Joden die bescherming zochten in het versterkte bisschoppelijk kasteel, een wisse dood tegemoet!'

Van Arkel besluit zijn interessante bijdrage, waar we maar een kort fragment uit kunnen overnemen met enkele opmerkingen over het gevaar van de stereotypering, de beeldvorming:

'Een middeleeuws stereotype bleef soms lang als traditie leven en nasleep behouden. Joden waren immers soms pariah's, die juist op hun pariah-kenmerk, hun omgang met geld, instrument voor overheidsfinanciering, onmisbaar waren waar er geen burgerij was om die verantwoordelijkheid te dragen. Dan werden zij 'Hofjuden', rechteloos zoals Jud Süsz bewijst, maar wel voor het gewone volk dat de belastingen moest opbrengen het beeld van de woerkeraar in stand houdend. Toen zij na de emancipatie grotere bewegingsvrijheid kregen, konden zij aangemerkt blijven worden als de boosdoeners die verantwoordelijk waren voor de talloze gedwongen executies van boerderijen tijdens de grote agrarische depressie van het eind van de vorige eeuw. Ook werden zij aangemerkt als oneerlijke concurrenten van het kleinbedrijf, en als schuldeisers verantwoordelijk voor de faillissementen aldaar. In de beeldvorming waren zij nu zo vrij dat zij met hun perfide ideeën universiteiten konden binnendringen, en in hun aloude rol van misleiders socialisten tegen de Christelijke staat en tegen het gezag konden ophitsen. Daarmee zijn wij aan de vooravond van de Nationaal-Socialistische propaganda, en bij het ontstaan van de 'Protocollen van de wijzen van Zion' in Rusland, welke hun boosaardige streven heetten bloot te leggen. Dan zijn we ook bij de emoties die in de Dreyfus-affaire Frankrijk op de rand van burgeroorlog brachten en in Algiers bij de Franse 'colons' die na de Russische, de ergste anti-semitische excessen in het Europa van vóór de Nazi's bedreven.

Het verklaringsmodel omvattend de stigmatisering, de sociale afstand, en de terrorisering van de discriminant, blijkt verklarend vermogen te hebben. Als twee dingen duidelijk zijn uit het model, als het geldig is, dan zijn het deze: een wegvallen ook maar ten dele van een geweldsmonopolie van de overheid is levensgevaarlijk ook bij het ontstaan van racisme. Het was het door de naoorlogse en door de crisis-problemen niet goed functioneren van het geweldsmonopolie van de overheid in de Weimar Republiek, dat het Nazi straatgeweld de kans gaf; het was het falen van een federaal geweldsmonopolie, dat de ergste excessen in de zuidelijke staten van de V.S. mogelijk maakte. Wat dit betreft is de toenemende onbestuurbaarheid van de grote steden in onze westelijke wereld een in dit opzicht ernstig probleem.

Een tweede les betreft de sociale distantie. Want ook al is het waar, dat het geschetste proces helaas niet zonder meer omkeerbaar is, omdat we met tenminste drie voorwaarden te maken hebben, bij een beginnend proces van racisme, als de posities nog niet vastliggen zal een zo open mogelijke interactie voorkomend kunnen werken.

Het zal duidelijk zijn, dat wat de historicus hier schrijft van betekenis is voor de huidige verhoudingen. Het antisemitisme is niet eenvoudig te verklaren. In het onderhavige artikel blijft een theologische verklaring — nl. de haat tegen het volk van de Messias — achterwege. Het is goed om op die bundehng van factoren te wijzen. Een genuanceerd oordeel over het verleden wast dat verleden niet schoon. Het kan ons wel bescheiden maken. En bovenal dienen we attent te zijn op de wijze, waarop wij vandaag de dag omgaan met de vreemdeling in ons midden en zo metteraad ons verzetten tegen racisme en antisemitisme. Want dat blijven zaken die zomaar in eens de kop op kunnen steken. Tenslotte: in een tijd waarin woorden als discriminatie, racisme en antisemitisme soms op een verwarrende en ongenuanceerde manier gebruikt worden, is het goed als serieuze wetenschappers op een eerlijke en voorzichtige manier de historie aan de orde stellen. Dat kan ons ook voor eenzijdige beeldvorming naar de andere kant behoeden.

***

Tsjernobyl

Over de ramp in Tsjernobyl is al veel geschreven. Het laat zien hoe kwetsbaar wij zijn temidden van de technische en wetenschappelijke mogelijkheden temidden waarvan we leven. Terecht wordt van verchillende kanten aandacht gevraagd voor de noodzaak in deze verantwoordelijk te handelen. En dat betekent tegelijk de vraag naar de grenzen van wat mogelijk en verantwoord is. Moeten we afzien van het bouwen van kernreaktoren? Zien we de omtrekken van het grote Babel hier opdoemen? Of is ook hier een zekere nuancering op zijn plaats. Dr. A. A. Spijkerboer schrijft in een commentaar in het blad Evangelisch Commentaar van 13 juni:

'Toen de gevolgen van de ramp in Tsjernobyl tot ons doordrongen zijn er mensen in paniek geraakt. Dat was te begrijpen: vrijdag, de tweede mei van dit jaar, was een stralende, zonnige dag waarop de bomen en struiken uitliepen, maar het was ook de dag waarop het bericht kwam dat de koeien de wei uit moesten, en terwijl je verrukt naar de komst van de lente zat te kijken kreeg je het gevoel dat het leven door een onzichtbare hand tot in het merg werd aangetast.

In hun paniek hebben mensen zich tot de kerk, of in ieder geval tot hun predikanten gericht. Maar wat moesten wij zeggen? Konden wij iets zeggen dat niet al eerder en beter door anderen gezegd was? Iedereen weet, of kan althans weten, dat kernenergie gevaarlijk is: het probleem van het afval is nog niet opgelost, en wanneer er een ongeluk gebeurt zijn de gevolgen rampzalig: Windscale, Harrisburg, en nu dan Tsjernobyl. Maar iedereen weet ook, of kan althans weten, dat wind-, zonne-en getijde-energie onze behoeften voorlopig niet kunnen dekken. We moeten die energiebronnen wel gebruiken, maar ze kunnen nog in geen jaren het totaal van onze behoeften dekken.

Kolen stoken dan maar? De voorraad is voorlopig groot genoeg! Maar iedereen weet weer, of althans kan weer weten, dat het stoken van kolen schadelijke gevolgen heeft voor de dampkring: de lucht kan door bijvoorbeeld C02 zo vuil worden dat mensen met zwakke longen eraan sterven. Dan is er — sinds de industriële revolutie van de negentiende eeuw — nog de mogelijkheid van het broeikaseffect: door het stoken van kolen ontstane gassen stijgen hoog op in de atmosfeer en schermen de aarde af, zodat de warmte van de zon niet goed meer weg kan. (Op de heenweg schijnt de zonnewarmte er dan wel zonder moeilijkheden door te komen.) Wordt de aarde langzaam maar zeker een broeikas, dan gaat het ijs op de polen harder smelten dan zeker voor ons land te hopen is. Het enige dat je zinnigerwijze kunt zeggen is dat we zo zuinig mogelijk met energie om moeten springen. Dat weet ook iedereen. Maar doet ook iedereen dat?

Moeten we tenslotte niet van degenen die het weten kunnen eisen dat ze ons uitleggen hoe ze zich de energievoorziening van ons en van de komende generaties hebben ingedacht? Moeten we niet van hen eisen dat ze ons vertellen wat ze zeker weten, en wat ze niet zeker weten, en wat ze niet zeker weten, zodat we ons tenminste een vage voorstelling kunnen maken van wat ons te wachten staat?'

Een artikel met meer vragen dan antwoorden. Dat is Spijkerboer niet kwalijk te nemen. Het illustreert hoe noodzakelijk het is enerzijds het hoofd koel te houden en anderzijds de waarschuwende stemmen niet te negeren. Het zou van weinig wijsheid getuigen om (om het zacht te zeggen) als we een houding zouden aannemen van 'wie dan leeft, wie dan zorgt'. Ook al belijdt de christen dat God het leven van mensen en volkeren leidt, dat ontslaat ons niet van de opdracht verantwoord om te gaan met bodemschatten. En verantwoord omgaan impliceert ook verantwoordelijkheid ten aanzien van de komende generaties. Openheid en duidelijkheid van de kant van de deskundigen en van hen die op politiek vlak beslissingen hebben te nemen is daarvoor een vereiste. Juist die duidelijkheid kan er toe meewerken, dat niet de straat gaat regeren waarbij doorgaans de grootste schreeuwers gehoor vinden. Juist een democratische samenleving, die weet van gespreide verantwoordelijkheid, een vrije pers, en goede informatiekanalen, kan die zo gewenste duidelijkheid bevorderen. Een moeilijke vraag is daarbij de verhouding van economisch handelen en ethiek. We mogen de economische aspecten niet bagatelliseren. Maar vanuit het Evangelie bezien moeten we zeggen dat ons handelen nooit ten volle beheerst zal mogen worden door de vraag naar het grootste economische nut. De bijbelse rentmeestergedachte verbiedt dat.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 juli 1986

De Waarheidsvriend | 12 Pagina's