De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Op Kerkelijk Erf

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op Kerkelijk Erf

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvinist of Libertijnsch.

„Er is een strijd, die op aarde wel niet eindigen zal ; een strijd, die even goed in de Kerk als daar buiten .gestreden wordt ; een strijd, die een gevolg is zoowel van den val als van den adel der menschelijke natuur. Het is de strijd voor de waarheid. In dien strijd heeft geene menschelijke macht te beslissen, doch moet ieder, al of niet geleid door het oordeel van anderen, weten aan welke zijde hij zich te scharen heeft. Wie dien strijd minacht of uit de hoogte er op neerziet, toont slechts de ware beteekenis er van niet te begrijpen." 

Wanneer wij heel het volksleven overzien vertoont het een bonte mengeling van kleur en tint, en aangezien het verschil van meeningen met de teederste en diepste roerselen des levens in betrekking staat, moest het vaak komen tot scherpe conflicten. Reeds in de dagen der Reformatie waren de zaden voor een conflict der geesten aanwezig, dat steeds duidelijker zich zou afteekenen in de eeuwen, die volgden. Niemand zal de kracht van het Calvinisme ontkennen, dat aangevoerd door ernstige en krachtige geloofsihelden, wier geleerdheid respect afdwingt, in deze gewesten zegevierde. Hun onverzettelijkheid wordt niet zelden misprezen en voor „drijverij" gehouden. Behalve het karakter der tijden, dat nu niet bepaald als verdraagzaam kan gelden, heeft men echter ook voor oogen te houden, dat het eigen religieuse leven, 't welk het Calvinisme bezielt, niet wel kan beoordeeld worden door hen, die dat leven niet persoonlijk kennen. Hoewel men dit zeker zal moeten toegeven, zal toch steeds een Gereformeerde actie en kerkijver gevaar loopen in dit opzicht aan scherpe veroordeeling bloot te staan. Daarom zal het goed zijn, dat wij ons helder bewust zijn van de dingen en weten met welke geesten wij van doen hebben.

Steeds stonden naast de Calvinisten ook in ons vaderiand predikers en geleerden, die evenzeer meenende op den grondslag der H. Schrift te staan hun eigen overtuiging volgden. Tot op zekere hoogte is het dan ook een gevolg van het karakter der Christelijke religie zelf, aangezien zij personen vormt en zich derhalve in verscheidenheid openbaart. Calvijn laat dan ook verschil van meening en denkwijze toe op ondergeschikte punten.

, , De kennis van sommige hoofdstukken (t.w. van de leer) is zoo noodzakelijk, dat zij bij allen voor vast en ontwijfelbaar moet gehouden worden als artikelen, die tot het wezen der religie behooren. Gelijk daar zijn deze : t.w. : dat er alleen een eenig God is ; dat Christus is God en de Zoon van God ; dat onze zaligheid is gelegen in Gods barmhartigheid, e.d.g. Daar zijn wederom andere hoofdstukken, waarin de Kerken oneens zijn en van elkander in gevoelen verschillen, alzoo nochtans, dat de eenigheid des geloofs daardoor niet verscheurd wordt. Want welke Kerken zouden de eenigheid er om verbreken, wijl de een, niet uit een begeerte om te twisten, niet uit 'n halsstarrigheid om het hare staande te houden, zich laten voorstaan, dat de zielen, zoodra ze uit de lichamen verhuizen, in den Hemel opvaren, en de andere wederom niets zekers durft verklaren aangaande de plaats, waar de zielen heengaan, maar evenwel voor vast en zeker houdt, dat : zij den Heere leven ? 

Wij willen nu niet onderzoeken, in hoeverre die niet-Calvinistische leeraren en geleerden, inderdaad op den bodem der Schrift stonden met hun eigen overtuiging. Wel is het noodig er op te wijzen, dat onder hen „een eigen overtuiging" kon worden aangetroffen, die werd aangehangen door een kring van beschaafde en invloedrijke menschen, welke zich nog gaarne onder de „Gereformeerden" rangschikten, doch die zich spoedig zou openbaren als strijdig met de Calvinistische beginselen. Met voorbijgang van alle secten en Kerken, die zich tegen het einde der 16e eeuw hier te lande roerden en den arbeid van den Prins van Oranje om in de hopelooze verdeeldheid orde en eenheid te brengen, zonder ook te reppen van de Kerkvergaderingen en Synoden in dien tijd gehouden, willen wij een groep van „andersdenkenden" op den voorgrond schuiven, die daarom te meer van belang is wijl zij een waardeering van den mensch en de menschelijke rede kweekten, waardoor de weg werd bereid voor een rationalisme, dat in de toekomst de gevaarlijkste vijand van de Gereformeerde religie zou blijken te zijn, aangezien het zich eerst bedektelijk en weldra openlijk verzetten zou tegen het gezag der H. Schrift.

Reeds, omstreeks 't jaar 1600 teekenen zich vier groepen in de Nederlanden af: Calvinisten, Remonstranten, Libertijnen en politieken. Wat de laatsten aangaat, zij bemoeiden zich weinig om de kerkelijke aangelegenheden, wijl zij vrijwel onverschillig voor de geestelijke dingen, zich wierpen op de materieele belangen en die lieten spreken. Doch wij hebben het oog op de Libertijnen. Men houde echter in het oog, dat niet alles Libertijnsch mag 'heeten, wat door het gereede oordeel alzoo werd genoemd in de kerkelijke oneenigheden. De Libertijnen waren geen onverschillige menschen, noemden zich „Gereformeerden", bleven ook in 'de Kerk, doch waren geen Calvinisten. Onder hen werden gevonden mannen als O 1 d e n b a r n e V el d, C. P. H o o f t, bur gemeester van Amsterdam, Hugo de Groot e.a.

C o o r n h e r t, die zeker de lijn van het libertinisme het verst doortrok, was niet meer Roomsch, hoewel hij nimmer overging tot de Gereformeerde religie.

Geestelijk waren zij verwant aan Erasmus, wiens geschriften Hooft en Hugo de Groot gelezen hebben. Zij waren aanhangers van een richting, die men bestempelt met den naam Humanisme, ook al ging dat onder kerkelijke vlag, een richting, die den mensch op den voorgrond plaatst en zijn zelfstandigheid en vrijheid zoekt te bevorderen. De souvereiniteit Gods door Calvijn met grooten nadruk ten grondslag gelegd aan de Gereformeerde theologie, werd derhalve in beginsel ingeruild tegen de zelfstandigheid van 'den mensch. Het ligt voor de hand, dat zij op verschillende punten een eigen overtuiging vormden, die huns bedunkens meer gerechtvaardigd was voor de vierschaar der rede en aan de leer der praedestinatie aanstoot namen, in ieder geval daaraan de noodzakelijkheid tei; zaligheid niet toekenden. De souvereiniteit Gods en de vrijheid van den menschelijken wil stelt een probleem, dat menige pen in beweging heeft gebracht. Zij stelden zich tevreden met het aannemen van zekere geloofswaarheden en het teedere leven van den verborgen omgang des geloofs werd veronachtzaamd. Practisch aangelegd en met zelfstandigen zin richtten zij zich op wereldsche macht en stoffelijke welvaart. Vooral in de regenten-familiën waren de Libertijnen vertegenwoordigd en zoo laat het zich verklaren, dat kerkelijke en politieke twisten steeds verband hielden en de vroedschap en consistorie niet zelden in conflict geraakten.

Hoewel dus de Libertijnen ernstige menschen waren en zich ongaarne onder de ongeloovigen zouden geschaard zien, konden zij de Gereformeerde religie niet waardeeren naar haar inneriijke kracht. Zij redeneerden op hun wijze naar de voorlichting der rede over menschen en menschelijke zaken en geraakten als vanzelf ook aan de goddelijke dingen. Ziji predikten verdraagzaamheid en legden, wat 't geestelijk leven betreft, meer den nadruk op de zedeleer dan op de religie. Uitgaande van de stelling: God is liefde, zochten zij het „goede" te dienen. Geen wonder, dat een man als Trigland tegen deze ethische opvatting uitvaart, als zoü men kunnen volstaan met een eerlijk leven voor de menschen, en de zaligheid stellen in een burgerlijk leven in stede van te bouwen op den grond des waren geloofs. 

Aan de leer hechtten zij weinig waarde, zooals wij reeds opmerkten. Dit was trouwens een natuurlijk gevolg van de meening, dat de mensch geestelijk vrij en zelfstandig is en dat derhalve zijn eigen levensbeschou'wing tegenover de goddelijke dingen onverschillig is. In deze punten naderden de Libertijnen dus tot de Remonstranten. Toch waren zij nog niet zoover geweken van de kerkelijke leer of zij hielden zich nog overtuigd van een leven na den dood en, schoon daarbij de vrees voor den hemeisohen Rechter niet al te zeer sprak, hoopten zij op een zaligheid. Het 'behoeft ook met gezegd, dat de Libertijnen niet allen even ver gingen en onderling verscheiden waren. Sommigen dreef de afkeer van het dogma en het disputeeren der godgeleerden tot spot, anderen waren moraalpredikers en weer anderen gingen door op de rationalistische lijn, bouwden hun levens-en wereldbeschouwing naar eigen inzicht en verdoolden geheel en al van het erf der religie op het terrein der wijsbegeerte. Door den tijd moest het daarop uitloopen voor allen, die in dezen stroom werden meegesleurd. Immers, indien de mensch zich geestelijk vrij gaat wanen, kan het niet uitblijven, of hij maakt zich in heel zijn beschouwing der dingen los van God en Zijn Woord. Hij gaat door op eigen inzicht en overtuiging en komt in zijn levensconceptie op zich zelf te staan. Nemen wij hierbij in acht, dat de Libertijnen meestal leeken waren, dan kan men verstaan hoe zulk een leekenwijsheid, als zij predikten uitteraard verwarrend werkte en aanleiding was van velerlei wind van leer, een saamraapsel van verschillende herkomst en van vaak tegenstrijdige beginselen. Dat zulks op het kerkelijk leven verwoestend heeft ingewerkt, laat zich indenken. De individuallistische geest, die hierdoor werd gekweekt, stelde zich hoe langs zoo meer open voor de meest heterogene meeningen en ondergroef het gezag van Gods Woord en de overgeleverde leer.

Men moge dien geest noemen als de vrijheid van het Protestantisme, weldra zou hij welbewust verkondigen, dat ootk "het laatste bolwerk, dat aan de ware vrijheid der Reformatie in den weg stond n.l. de autoriteit van de H. Schrift moest verdwijnen. Met dit al zocht men de eigenlijke kracht, de religie, uit het dus voorgestelde Protestantisme uit te lichten en de .goederen der Reformatie te verwerpen. Immers, zoodra de mensch zich geestelijk vrij waant, is hij ook in het geweten niet meer gebonden aan God en keurt welbewust het , goed en het kwaad naar eigen inzicht. Ook in 't zedelijke erkent hij geen andere autoriteit dan het eigen ik. 

Zulk een vrijheid is vreemd aan het beginsel der Hervorming, wijl zij de religie uitbant en slechts bedoelt de emancipatie van den mensch. Het kan duidelijk zijn, dat de Humanisten en Libertijnen werden bezield door.het streven naar deze moderne vrijheid. In hen vinden wij de vaderen van het modernisme. De theologen van dezen geest kwamen allengs tot de consequentie van het beginsel en vonden hun plaats onder de Remonstranten, doch als leekenwijsheid vermengd met zekere denkbeelden van orthodoxen oorsprong, heeft zij bijgedragen aan het innerlijk verval der Kerk.

Hoe geheel anders van aard is dt vrijheid, vvaarvoor de Gereformeerde vaderen goed en bloed hebben veil gehad. Gevangen geleid onder het hoogste Gezag, streefden zij naar de vrijheid om den God der Schriften te dienen, zooals Hij gediend wil zijn. Van dien God zich verkoren te weten was de wondere kracht des geloofs. Daarom waren de mannen van de praedestinatie de mannen van de daad. Maar ook, omdat zij in het geweten gebonden waren aan den souvereinen God, waren zij onverzettelijk, waar het ging om de eere Zijns Naams. Voor den man, die hun geloof niet deelt, hebben zij slechts een opvatting der waarheid gekoesterd, misschien een verouderde. Wat is waarheid, zoo vraagt men wellicht. De geloofsgenoot verstaat echter, dat geen opvatting of beschouwing, maar levende werkelijkheid hen dreef. Hij weet, dat de leer van de souvereiniteit Gods niet is een logisch gevolg van het denken, maar geboren uit de levende betrekking, die ontdekt en gewerkt door den H. Geest de diepste afhankelijkheid stelt aan het schepsel. Dit beduidt echter' nimmer, dat de persoonlijkheid zou worden uitgewischt. Integendeel in het besef van zonde en schuld staat zij voor den hoogsten Rechter, die rekenscïiap vraagt. In het aanschijn der goddelijke Gerechtigheid is geen plaats voor een Libertijn. De mensch is niet vrij. Vrij zou hij zijn, als hij met gerechtigheid 'bekleed bij God kon wonen. Die gerechtigheid ligt als de gave der genade in den Christus, in wien de hoogste vrijheid voor Zijn volk is weggelegd.

Het Libertijnsch gevoelen is dus in zichzelf onverdraagzaam met de christelijke vrijheid, zooals de religie der Schriften met een autonomen mensch.

Daarom kon een botsing tusschen Libertijn en Calvinist niet uitblijven en naar de geestelijke zijde is steeds de strijd in de Kerk en in het hart een strijd tusschen den mensch, die streeft naar de souvereiniteit en God, die Zijn eere afdwingt. Het is de worsteling der gansche werefld.


^) Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman en dr. F. L. Rutgers, De Rechtsbevoegdheid onzer plaatselijke Kerken, Utrecht, 1886. blz. 1.

•') Calvijn Inst. : IV. 1. 12.

•'') Dr. Enno van Gelder. Humanisten en L i Ib e r t ij n e n. Arch, voor Ned. Kerkg. blz. 51.

*) De hoogmoed van deze moraal valt in het oog en hoezeer die ook in onzen tijd gekweekt wordt, moge blijken uit een werkje dat ons dezer dagen in handen kwam getiteld : Zedelijke opvoeding, door I. Kooistra. Groningen 1901. Dit boekje Waaraan In'1901'reeds een 4de druk ten deel viel, is of wordt naar het ons voorkomt in zekere kringen geibruikt bij de opleiding van onderwijzers. De schrijfster heeft op blz. 179 aanleiding om het volgende versje aan te halen : Hij had een afkeer van het liegen, wijl God het ziet, en merkt dan op : „H o o g e moraliteit ligt er in dit „Wijl God het ziet", volstrekt niet." Het behoeft geen verdere toelichting, dat hier een onafhankelijke moraal wordt geleerd. De autoriteit Gods ook voor het zedelijk bewustzijn te erkennen, wordt als een lagere trap van zedekunde beschouwd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Op Kerkelijk Erf

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's