Theologische doordenking
Godsbesef: meer dan niks (2)
Godsbesef: niks?
Je kunt het Godsbesef, dat in het vorige artikel ter sprake kwam, afdoen als niks. Eenvoudigweg omdat het niet het zaligmakend geloof is, waar het in de Schriften over gaat. Op zichzelf genomen is dat ook helemaal waar. Alle Godsbesef, dat niet doorademd is van geloof in de genade, ligt in principe onder het oordeel van het kruis. En volgens 1 Kor. 1 en 2 geldt dit voor heiden en jood, c.q. voor wereldling en voor gemeentelid. Beiden onderkennen – hoe godsdienstig of religieus ook – van nature de wijsheid Gods niet, maar doen deze af als dwaasheid of ergernis.
Maar is dit nu het enige wat erover te zeggen valt? Nee, met evenveel recht kan gesteld worden: Godsbesef is meer dan niks! En het is juist Bavinck geweest die deze twee antwoorden op een evenwichtige wijze bij elkaar heeft gehouden, en die als gereformeerd theoloog op een oorspronkelijke wijze de betekenis van het Godsbesef doordacht heeft.
Bijbelse lijnen
Bavinck nam zijn uitgangspunt met name in Romeinen 1 : 18 e.v., waarvan hij in zijn meesterwerk Religieus besef en christelijk geloof een uitvoerige uitleg geeft. Al moeten wij verdisconteren dat Paulus één en ander in een bepaald heilshistorisch raam geschreven heeft en er een geschiedenis van 20 eeuwen ligt tussen toen en nu, er komen hier wel een aantal wezenlijke dingen aan de orde die tot op de dag van heden hun relevantie behouden. In acht hoofdlijden geeft ik zijn visie weer.
1. Bavinck veronderstelde aanvankelijk – in de lijn van Calvijn en H. Bavinck – dat er in de mens een ingeschapen Godsbesef was, een natuurlijk Godsverlangen. Onder invloed van Kraemer en luisterend naar de Schrift ging hij later echter scherper formuleren: de mens, als schepsel en beeld Gods is weliswaar geschapen voor een relatie met God en leeft na de val derhalve met een onvervulde leegte en een blijvende innerlijke onrust (Augustinus: 'Onrustig is ons hart tot het rust vindt in U o God'), maar van een vanzelfsprekend Godsbesef of natuurlijk verlangen naar God is geen sprake meer.
2. Het is God, die de van Hem afgevallen mens niet loslaat. Hij loopt hem na, laat zich met hem in, spreekt hem hoe dan ook aan. Er is een blijvende bemoeienis van God met ieder mens. Naar het getuigenis van o.a. Ps. 24: 'De aarde is en blijft van de Heere, haar volheid en die daarin wonen!' Deze openbaring van Godswege geschiedt niet alleen via het Woord en in Zijn Zoon, waarin Hij zich tot het allerintiemste toe laat zien, maar Hij maakt zichzelf volgens de Schrift ook kenbaar in de schepping (overweldigende natuur), in de geschiedenis (wereldwijd in verrassende ontwikkelingen en persoonlijk in veelzeggende levenservaringen) en in het geweten (innerlijke onontkoombare stem).
Het is van belang hierbij op te merken dat wij in deze zgn. algemene openbaring met dezelfde God van doen hebben als in de bijzondere: we hebben geen God met twee gezichten en derhalve schijnt er in de algemene openbaring in principe geen ander licht dan het licht dat in Christus opgaat, al is er wel duidelijk verschil in lichtsterkte (zie bv. Ps. 147) en schijnt dat licht in de (gevallen) schepping ook op een gebroken en vertroebelde wijze.
Ook vanwege de eenheid van onze werkelijkheid mogen algemene en bijzondere openbaring niet gescheiden worden van elkaar: ze grijpen voortdurend in elkaar en lijken elkaar soms zelfs te overlappen (ik denk daarbij bv. aan de veelbetekenende daden van God onder de volken in het O.T., aan de ster die de wijzen uit het Oosten zagen en aan de wondere genezingen die mensen ontvingen in de evangeliën). De woorden 'algemeen' en 'bijzonder' hebben weliswaar hun waarde, maar komen niet direct uit de bijbel maar uit de dogmatiek. In de bijbel gaat het over God die Zich openbaart.
3. De algemene openbaring heeft een dynamisch karakter, d.w.z. dat de mens op onverwachte momenten door deze openbaring wordt overweldigd, vanwege de Geest die erin werkzaam is. Onontkoombaar wordt de mens van Godswege in een Ik-gij-relatie gesteld. Er komt een gesprek op gang tussen God en mens. Een gesprek waarin God als eerste sprake van zich doet uitgaan en de mens vervolgens moet antwoorden. Een gesprek dat soms wel lijkt te verstommen maar nooit helemaal ophoudt.
4. Hoe reageert de mens hier van nature op? Als afgevallene is hij een opstandeling die zich in zijn diepste lagen verzet tegen God, Hem ziet als zijn Vijand en Belager. Niet het verlangen naar God, maar de rebellie tegen God beheerst hem. Vanuit die vijandige houding reageert hij van nature op God. Het is immers een reageren, zoals Rom. 1 zegt, in ongerechtigheid. Niet alleen op Gods algemene openbaring maar net zo goed ook op Zijn bijzondere openbaring in Christus, ja gewoon altijd en overal waar God zich met de mens inlaat. Volgens Rom. 2 hebben de joden daar niet minder een handje van dan de heidenen. Zij konden met het 'bijzondere' getuigenis in de thora al evenmin uit de voeten, als de heidenen dat konden met het 'algemene' getuigenis dat van de schepping uitgaat. En met klem wijst Bavinck er meermalen op dat christenen van nature een zelfde reactie vertonen in de confrontatie met het Evangelie.
5. Het gevolg van bovenstaande is, dat de mens op hetzelfde moment dat hij de waarheid Gods doorziet deze ten onder houdt – omdat hij er niet aan wil, aan God niet – en deze waarheid volgens vervangt door leugen – omdat hij er niet omheen kan, om God niet. Dit is een herkenbaar psychologisch proces: wat je niet wil zien, zie je niet óf zie je zoals jij het wilt zien. De mens, die niet om God heen kan, maakt dus zijn eigen verhaal van God. Een verhaal dat logischerwijze van die vijandschap doorademd is. Hij schept zijn eigen religie waarin de rebellie van zijn hart verborgen zit. Zo alleen kan de gevallen mens met God leven! Op allerlei wijze komt dat aan het licht en het lijkt elke keer weer op elkaar. Enkele voorbeelden illustreren het. Zowel in de eeuwenoude oosterse mystiek als in het 20e-eeuwse verschijnsel van New Age houdt men er indrukwekkende en verheven gedachten op na over het goddelijke: de gedachte aan éénwording van de goddelijke vonk in de mens met het goddelijke vuur in de natuur. Goed beschouwd zit daar de menselijke rebellie in verborgen: de mens verheft zich tot God en trekt God naar beneden. Met zo'n voorstelling van God, waarin hij God gelijk is, kan de natuurlijke mens goed uit de voeten.
Allerwegen zie je mensen met God in de weer zijn zoals je met een Tegenstander omgaat: ze maken of een tiran van Hem, een grillig noodlot, een onberekenbare God die angst aanjaagt, voor wie je wegkruipt, die je zo goed en kwaad als het gaat te vriend moet houden; of zij ontwapenen Hem en degraderen Hem tot 'lieve Heer' die je niet echt serieus hoeft te nemen en zo nodig voor je kar kan spannen; zij spannen zich in om door een stuk moraal, goed fatsoen, regeltjes-godsdienst bij God, die zij vanuit hun eigen rebelse standpunt onbewust zien als hun Belager, in de gunst te raken: zij zoeken God, of wat daar voor door moet gaan, door de cultische handelingen (tot en met kerkgang toe!) te manipuleren, in de hand te houden en naar hun hand te zetten.
Het is werkelijk een wonder, het wonder van verlichte ogen door de Heilige Geest, als een mens God niet langer beschouwt vanuit zijn eigen rebellie, maar ziet in het licht van het Evangelie: als genadige Vader in Christus. En als een mens met dat rebelse omver gaat voor deze God, om te ontdekken dat zijn rebellie aan het kruis is gedood en hij als rebel, als vijand, met God wordt verzoend. Van nature zit dat er niet in. En blijft hij steken in dat zelfontworpen en overgeleverde Godsbesef.
6. In het verdringings- en vervangingsproces ligt iets door en door tragisch. Eenmaal verijdeld geworden in de overleggingen en verduisterd in het verstand kan de mens op eigen kracht niet meer terug. De mens wordt overgegeven aan en raakt verwikkeld in godsdienstige patronen, die als vanzelf maken dat hij blijft verdringen en vervangen. De mens is daarin schuldige en slachtoffer tegelijk.
7. De openbaring én het ten onder houden van de waarheid is niet altijd en overal hetzelfde. God kan zich verborgen houden, nauwelijks meer iets Zich laten zien. Het is niet uitgesloten dat wij daar in onze postchristelijke tijd ook iets van ervaren. Als een oordeel over de verwerping van het Evangelie. Daarbij lijkt het ten onder houden soms zó volmaakt te gelukken en kan een mens – juist als het om de verwerping van het Evangelie gaat daar zó in verharden – dat een mens geen enkel idee meer heeft bij het woordje 'God'.
Al kan er in onze postchristelijke samenleving sprake zijn van dat oordeel en die verharding, tegelijk is het zo, dat er vandaag nog veel residuen van Godsbesef over zijn, die heel diep zitten. Het is niet ondenkbaar dat deze zich ineens weer laten gelden, aangewakkerd door openbaring van Hogerhand en door het licht dat indirect van de gemeente uitgaat in de wereld!
8. Bavinck is er in ieder geval van overtuigd dat zowaar de mens schepsel Gods blijft en nooit los van God gedacht kan worden, ook Gods bemoeienis blijft, waar de mens hoe dan ook op moet reageren. M.a.w.: hij ontkomt er niet aan religieus te zijn. Ook al kan dat volgens Openb. 13 in de menselijke verwerking uiterst demonische vormen aannemen.
Godsbesef: meer dan niks
Uit dit alles wordt één ding heel duidelijk. Hoe niks het Godsbesef ook kan lijken te zijn, het is altijd meer dan niks.
Meer dan een louter menselijk verzinsel, een projectie van gedachten, een zielige monoloog. Het heeft zijn oorsprong in Gods bemoeienis met ons, het wordt opgeroepen door Zijn openbaring aan ons, door dat wat Hij hoe dan ook van zichzelf laat zien en waar een mens niet omheen kan, maar gewoonweg iets mee moet! Elk Godsbesef is een antwoord, hoe verwrongen ook. Religie is in wezen altijd een relatie!
Godsbesef: meer dan niks. Het geldt ook in andere zin.
Blijkens het bovenstaande is het meer dan alleen een stuk onnozelheid, waar je wat om kunt lachen en dat je kunt afdoen als naïef. Het is veel ernstiger en veel serieuzer: we hebben in het Godsbesef van doen met een vrucht van rebellie en van vijandschap. In de bijbel getypeerd als dwaasheid (Rom. 1 : 21). Dat geldt trouwens ook voor het hardnekkig negeren van God: 'De dwaas zegt in zijn hart: er is geen God. Zij verderven het…' (Ps. 14 : 1).
Dat mensen er hun eigen religieus idee op na houden is meer dan onverstand, dat met een paar redelijke argumenten wel te overwinnen is. Het is niet minder dan een tragische symbiose van onwil en onmacht, geworteld in de bodem van ons hart, in onze 'binnenste gedachte'.
Uitgerekend in onze postmoderne cultuur is het uiterst lastig dit zo te stellen: de grote verhalen voorbij, is het immers juist legitiem dat ieder Zijn eigen verhaal heeft naar eigen beleving en gevoel, net zoals jij wilt! Ja, dat heet vandaag juist waardevol, verrijkend.
Godsbesef: meer dan niks. Ik zeg het nog een keer. Maar nu even vanuit een heel andere invalshoek. Cultureel, maatschappelijk en moreel is het van grote waarde. Een samenleving zonder dat ontaardt. Een beschaving waar dit zoek is, raakt in staat van ontbinding. Vanwege de heilzame werking die ervan uitgaat, moet men het dan pok niet te snel afdoen als waardeloos en zo. Zou dit Godsbesef juist niet één van de belangrijkste voorwaarden zijn voor dat 'stille en geruste leven' wat de gemeente in deze wereld verlangen mag?
Godsbesef meer dan niks.
Het is van hemelse oorsprong,
rebels naar haar wezen,
heilzaam in haar werking
en verder?
Zit er ook echt heil in?
Velen zeggen vandaag: ja.
En zetten daarmee het beslissende van het kruis op het spel. Doen de noodzaak van bekering en geloof af als zieltjeswinnerij. Bavinck ging daar niet in voor. Alle menselijke religieuze ontwerpen ontmaskerde hij als leugen, wees hij af als alternatieve heilsweg. Hij was daar in zijn oordeel scherp en duidelijk over. Tegelijk liet hij het laatste oordeel over de religieuze mens over aan God. En me dunkt, daar zijn goede bijbelse redenen voor!
P. J. Visser, Den Haag
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 1999
De Waarheidsvriend | 16 Pagina's