HET AANGEZICHT?
„Hij dan zeide: Zou Mijn aangezicht moeten medegaan om u gerust te stellen? " Exodus 33 : 14.
Buiten de legerplaats staat de tent der samenkomst. Onderstreept u het eerste, dan ontdekt u de ernst van de toestand: God kan niet in het midden van Zijn volk wonen, Hij kan er niet eens komen. Het vuur - want onze God is een verterend vuur - zou overspringen van tent tot tent; het volk zou vergaan. Onderstreept u het laatste, dan wekt het woord „samenkomst" nieuwe verwachtingen. Daar wordt inderdaad de samenkomst belegd tussen de Heere en Mozes, als middelaar, als vertegenwoordiger van het volk. Daar zal gehandeld worden over het verbond, dat de Heere hun God en zij Zijn volk zouden zijn. Gehandeld is te weinig, onderhandeld, is meer. Daarom kijken de kinderen Israëls Mozes na, als hij de tent der samenkomst binnengaat; zij zijn daarbij ten nauwste betrokken.
Onderhandelingen. Niet zo, dat de een wat van de ander gedaan krijgt, desnoods tegen wil en dank. Mozes behoeft de Heere niet iets afhandig te maken, want de Heere geeft Mozes ruimte om te onderhandelen. Binnen die ruimte, wordt het gesprek gevoerd dat ons is opgetekend. Dat gesprek is van Mozes' kant een gebed. De arme spreekt smekingen, zegt de spreukendichter. Dat is de taal waarin hij zich uitdrukt, zijn dialect. Mozes is zo'n arme, nu hij tegenover de Heere staat. Zodoende wordt het geen bespreking van de stand van zaken, en evenmin een bespiegeling over de gang van zaken. Nee, het wordt duidelijk een gebed. De onderhandelingen met de Heere worden onzerzijds altijd in de taal van het gebed gevoerd. Dat is niet de taal der diplomaten, dat is de taal van hen die pleiten. Het is een echt gebed. Het gebed is een gebeurtenis, er gebeurt iets tussen de Heere en hem. Wij mogen wel zeggen: het gebed is een weg, die gegaan wordt, stap voor stap. Bidden is niet: aantreden en dan pas op de plaats, in doffe en dorre herhaling van woorden. Bidden is toetreden om geholpen te worden. Om over de streep geholpen te worden, die telkens getrokken wordt. En wie helpt hem verder? De Heere. Zo worden er zaken gedaan door smekelingen. Klopt en u zal worden opengedaan. Nu, hoe men de gebedsweg gaat kunt u uit deze geschiedenis leren. U bidt toch ook?
Mozes knoopt aan bij het woord des Heeren. De Heere had tot hem gezegd: Voer dit volk op. Alsof hij dat kón, alsof het zijn volk was. Heere, u kunt de zorg voor Israël niet aan mij overdragen. Mag ik eens vragen: Wie stuurt U met mij mee. Langs welke weg zullen wij trekken. Ik weet eigenlijk van niets, hoe kan ik dan bevel geven verder te trekken, hoe kan ik daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. Dat is heel zakelijk gezien. De generaal vraagt om nadere instructie's. Achter die zakelijke vragen klopt het hart hem in de keel. Wat hij ook voor aanwijzingen en verzekeringen krijgt, als de Heere niet meegaat, kan Mozes het niet wagen. Daar zit het op vast! Hij moet weten, dat de Heere met Zijn volk meetrekt, dwars door alle gevaren, in de dreigende wereld, in de wijde wildernis van vandaag en morgen. Maar dat is uitgesloten zegt u. Dat had de Heere uitdrukkelijk geweigerd. Mozes weet het ook wel, en hij durft het nauwelijks meer aan te roeren. Toch kan hij er niet in berusten, het verontrust hem in hoge mate. Dat was toch de straf op de zonde? U hebt gelijk. Maar straf is geen lot, dat men gelaten aanvaardt, straf is de straffende hand des Hééren. Wilt u daar eens meer aan denken? Wij zijn vaak heidenen, die zweren bij het lot, terwijl wij alleen mogen zweren bij de Naam des Heeren. Die Naam zo heilig, groot en goed. Hij zei: Voor straf. Maar Hij ontfermt zich, zoals een vader zich ontfermt over de kinderen. De kinderen die wel eens straf krijgen, maar niet als gestraften verder moeten leven. U leest het niet alleen hier, maar hier in ieder geval: De Heere geeft Mozes verlof om er over te spreken. Laten wij ook maar niet te gauw zeggen: En daarmee uit!
Hoor, hoe hij pleit: Gij kent mij toch; ik heb toch genade in uw ogen gevonden. Laat mij daarom niet langer in het onzekere. En wat dit volk betreft: ik wens geen genade die niet tegelijk genade voor Israël is. Dat is het hoge woord in dit gesprek, maar het moet er uit: Het is Uw volk. Laten zij ook genade in Uw ogen vinden, Heere, ondanks al hun overtredingen. Wil hen ook kennen. De middelaar voert het woord, dat is duidelijk.
Waar gaat het hem eigenlijk om? Met wie, langs welke weg, dat draait er nog omheen. Wat hij niet uitspreekt, brengt de Heere onder woorden, daarmee komt Hij hem te hulp: zou Mijn aangezicht moeten meegaan om u gerust te stellen. Moet Ik, in eigen persoon, meegaan om u tot het doel te geleiden. Dat wil niets minder zeggen dan: In Mijn gezelschap, in Mijn gemeenschap verder gaan! En dat is raak. Dat ontbrak nog aan de toezeggingen, en daar komt de Heere nu mee voor de dag. Mijn aangezicht, er wordt in menselijke woorden en beelden over de Heere God gesproken. Kan het anders? Niemand ergere zich er aan. Het wil ons immers betuigen, hoe de Heere zich neer buigt, om zich verstaanbaar te maken. Stel u voor dat Hij van zulke beelden en woorden geen gebruik maakte, dan was er van geen openbaring sprake. Toegegeven, de openbaring Gods is een duizelingwekkend wonder. Het breekt de ons vertrouwde woorden en beelden open, om er zich van te bedienen. Zodoende bereikt die openbaring ons. Wij moeten daarom die beelden niet beneden Gods waardigheid achten, omdat de Heere dat blijkbaar niet doet.
Mijn aangezicht. Laat maar staan; vervang het maar niet door het kleurloze: Ik. God heeft - bij wijze van spreken - een aangezicht. Dat betekent een brok leven! Hij draagt bijvoorbeeld geen masker, zodat wij er naar raden moeten wie Hij eigenlijk is. Wij mogen Hem kennen, Zijn gezicht uit duizenden; want niets is sprekender dan het gezicht, en daaraan herkennen wij iemand. Mijn aangezicht. Zie, het straalt van goedheid. Hij keert het ons toe. Dat zit er hier ook in. Hij keert Israël niet langer Zijn rug toe, maar Zijn aangezicht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 1968
De Waarheidsvriend | 8 Pagina's