De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Over de oplossing van het  kerkelijk vraagstuk.

Bekijk het origineel

Over de oplossing van het kerkelijk vraagstuk.

10 minuten leestijd

V.

We hebben geen grond om te gelooven, dat God nog eens heel de tegenwoordige Hervormde Kerk zal retormeeren en onder de tucht des Woords brengen ; we mogen dus door zulk een geloof ook njet de richting van onze kerkelijke actie laten bepalen.

Maar we wenschen evenmin een nieuwe afscheiding of doleantie of welken naam men voor zulk een beweging bezigen wil ; want we begeeren volstrekt niet, dat de belijdende Gemeente in de Hervormde Kerk opnieuw gescheurd worde en daardoor weer haar kracht wordt verzwakt.

We bepalen ons dus voorloopig tot een streven, dat in de Ned. Hervormde Kerk het Woord zijn loop voibrenge en meer en meer in eere kome : dat m.a.w. de belijdende Gemeente in de Hervormde Kerk vaster en hechter op dat Woord gegrond worde. Dit streven ligt uitgedrukt in den naam van den Gereformeerden Bond. welks doel is : ..verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Ned. Hervormde (Gereformeerde) Kerk." Ds. Beekenkamp kon daarom in zijn referaat op de laatste Bondsvergadering het karakter van den Bond teekenen als van profetischen aard, d.i. van getuigenden aard. Het moge allen gerust stellen, die bezorgd zijn, dat de Gereformeerde Bond niet vrij Is van revolutionaire bedoelingen.

Evenwel al is voorloopig het doel getuigenis te geven aan de Waarheid en in het midden van de Hervormde Kerk op te komen voor het gezag van Schrift en belijdenis, men kan daarbij tenslotte niet blijven staan, leder, die arbeidt, arbeidt op hoop van zegen. Wat beoogt men nu, wat wil men, indien het Schriftuurlijk beginsel meer en meer kracht doet en het gezond kerkelijk besef weer ontwaakt?

Alleen hij, die wanhoopt aan eenig herstel, behoeft zich deze vraag niet te stellen. Hij kan er zich toe bepalen om te getuigen, zoo krachtig mogelijk en verder den ondergang af te wachten.

Wie evenwel overtuigd is. dat in de Hervormde Kerk nog vele levenskrachten zich openbaren, dat in haar midden nog een krachtige, beKjdende Gemeente woont, kan zich van de vraag, welke weg ter oplossing van het kerkelijk vraagstuk gevolgd moet worden, niet afmaken. Hij dient zich rekenschap te geven van de wijze, waarop de belijdende Gemeente haar vrijheid van ontwikkeling kan terug ontvangen, om naar eigen te vensbeginsel te leven.

Zich daartoe te bepalen. dat men meer en meer in de Besturen mannen van zijn richting en kleur brengt, bevredigt niemand. Noch Confessioneelen noch Gereformeerden kunnen dat als een oplossing beschouwen. Misschien komt men daardoor slechts des te dieper in den put, al is het, dat iedere rich­ - ting uit een zekere zelfverdediging daartoe onder de tegenwoordige omstandigheden de toevlucht neemt. Het gaat niet om een meerderheid in de Besturen : het gaat om een geheel nieuwe kerkelijke organisatie, waarin het Schriftgezag hoog gehouden wordt en leer en leven aan het gezag der Schrift onderworpen zij en worde.

Zullen we dan trachten te komen tot het herstel der Classicale Vergaderingen ? Tot een hervorming dus van de tegenwoordige bestuursorganisatie, zoodat het kerkelijk leven weer loopt in het spoor, waarin onze Gereformeerde vaderen het eertijds geleid hebben ?

Dit is het doel, dat de Confessioneelen beoogen. Maar we hebben er reeds den nadruk op gelegd, dat, indien niet vooraf vaststaat, dat op die Classicale Vergaderingen van alle leden onderwerping aan het Schrift gezag geëischt kan worden, we van zulk een vergadering niets verwachten, wijl die vergaderingen dan eenvoudig in een disputeergezelschap ontaarden zouden zonder eenige vrucht af te werpen. En wie verwacht bij den tegenwoordigen staat van zaken, dat de Hervormde Kerk, een andere organisatie aannemend, zich aan 't Schriftgezag zal onderwerpen ?

Bovendien, men kan vrij om dat herstel der Classicale Vergaderingen vragen, men krijgt het toch niet. De vrees voor mogelijke leertucht is bij breede richtingen en groepen in onze Kerk zóó sterk, dat men nooit tot het herstel der Classicale Vergaderingen in den ouden zin des woords zal meewerken. Men voelt zichzelf daardoor veel te veel bedreigd. In dit opzicht reiken Modernen en Ethischen elkander onmiddellijk de hand. Want ook de Ethische, althans de Ethische predikant, is overtuigd, dat, indien de Kerk weer gaat leven naar Schrift en belijdenis, zijn beginsel geoordeeld is en zoo hij zijn beginsel wenscht te handhaven. er voor hem in die Kerk op den duur geen plaats zal zijn.

Maar wat dan ? Maar afwachten, zooals men tot nu toe gedaan he«ft ? en voortgaan met de verbreiding en verdediging der Waarheid in de Hervormde Kerk, totdat men eindelijk in de toekomst eens de meerderheid krijge en men zijn gedachten en wenschen eens verwerkelijken kan ? 

Voor zoover wij zien kunnen, moeten de Confessioneelen zich feitelijk daartoe bepalen ; is dit het doel ook van vele Gereformeerden, die uit vrees voor een mogelijke doleantie zich voorloopig tot niets laten bewegen dan tot getuigen en opkomen voor eigen beginsel.

Wij voor ons kunnen echter dat doel niet aanvaarden. De mogelijkheid van eens in de meerderheid te zijn, achten we bestaanbaar. De vraag naar een belijdende prediking ontwaakt meer en meer. De noodzakelijkheid van samenwerking tusschen de belijdende groepen wordt steeds scherper gevoeld. Er mogen dan nog vele en vele jaren over heengaan, maar dat, ook .onder de tegenwoordige bestuursorganisatie, aan die richtingen, die op den bodem van Schrift en belijdenis staan, in de Ned. Hefvormde Kerk de toekomst is. gelooven we zeker.

Maar. we kunnen er geen heil in zien, indien de belijdende groepen, tot onderlinge overeenstemming gekomem, dan tot nieuwe organisatie overgingen en de onderwerping aan het Schriftgezag van alle leden der Classicale Vergaderingen eischten. Dit einde van den strijd, door velen verlangd en gezocht, zou geen oplossing brengen. Haar vruchten zouden meer kwade dan goede zijn, omdat de strijd dan eenvoudig in een machtsstrijd zou ontaarden.

Men kan de zaak keeren, zooals men wil, maar wie in de tegenwoordige Ned. Hervormde Kerk en in haar regeering het Schriftuurlijk beginsel weer ingang wil doen vinden en tot heerschappij wil brengen, moet trachten voor dat beginsel een meerderheid te vinden, een meerderheid, die dan door machtsmiddelen aan de minderheid, die een ander beginsel is toegedaan, haar wil oplegt en die minderheid dwingt in haar weg te .gaan of haar anders buiten de deur zet.

Tot welk een hartstochtelijken kerkelijken strijd dit aanleiding geven zou. kan men zich gemakkelijk indenken. Want de minderheid, die zich in haar bestaan bedreigd ziet, zal, als ik het sterk mag uitdrukken, alle machten en krachten van stof en geest, geoorloofd of ongeoorloofd, te hulp roepen om zich voor de mogelijlcheid van een kerkelijke veroordeelng te vrijwaren. In de plaatselijke Gemeenten is hier en daar gezien, welke vreeselijke kerkelijke hartstochten een verkiezingsstrijd ontketenen kan, een strijd, waarbij het slechts ging om meerderheid of minderheid in het kiescollege, om een predikant van eigen richting of van andere richting, maar dan zal het over heel de kerkelijke linie niet gaan om meerderheid of minderheid, maar om te zijn of niet te zijn, om zijn positie gehandhaafd of zich uitgestooten te zien.

Er is niets in ons, dar naar dezen strijd verlangt ook .al zou ze aan de belijdende groepen de overwinning bezorgen. Want het zou een Pyrrhus-overwinning zijn. De strijd zou zooveel zondige en verkeerde driften en hartstochten wjikker roepen, dat de geestelijke opbouw der Kerk, waarom het  toch gaat. misschien voor altijd lam was geslagen.

Een verwijzing naar de Dordtsche Synode en haar houding tegenover de Remonstranten, i.a.w., het bezwaar, dat dan feitelijk leertucht nooit mogelijk is, gaat hier niet op. De toestand van de Gereformeerde Kerk in de dagen van 1618 en 1619 was gansch anders dan die van de Hervormde Kerk in onze dagen. De Gereformeerde Kerk was toen niet alleen in naam, maar ook in der daad op den grondslag van Schrift en belijdenis gebouwd. Predikanten gaven door onderteekening van hun instemming daarinee blijk. Wie van dien grondslag afweek, miste zedelijk het recht om zich in zijn positie te handhaven. En nu mag zulkeen voor zichzelf gemeend hebben zijn standpunt met genoemden grondslag te kunnen overeenbrengen, wanneer geen bandelooze willekeur zou heerschen, moest der Kerk het recht worden toegekend daarover te oordeelen. Van dat recht heeft de Kerk gebruik gemaakt.

Maar in onze Hervormde Kerk hebben we niet met een wèl-georganiseerde Gereformeerde Kerk te doen. F e i t e 1 ij k heerscht de willekeur. De toekomstige predikanten hebben de proponentsformule te ondeneekenen, maar zijn daardoor zoo niet rechtens dan toch feitelijk tot niets verbonden, omdat ieder deze formule kan uitleggen naar eigen zin en keuze. De belijdenis mag nooit afgeschaft zijn, ze is ook nooit gehandhaafd. De leervrijheid mag niet openlijk gesanctioneerd zijn, metterdaad toch wel. De Moderne, die vóór zijn toelating tot het proponentsexamen en tot het predikambt duidelijk en onomwonden blijk heeft gegeven van zijn moderne beginselen, wordt geen stroospier in den weg gelegd. De deur staat voor hem open. De deur staat voor mannen van allerlei richting open, zoo ze maar de proponentsformule onderteekenen willen ; ze behoeven echter geen andere beteekenis aan de daargestefde woorden te hechten dan ze zelf daaraan verkiezen te geven.

Wanneer iemand antwoordt, dat dan toch de Kerk het recht heeft daarin verandering te brengen, dat ze zelfs den plicht heeft van deze dwaling haars wegs zich te bekeeren, dan ontkennen wij dat niet. Maar men zal toch onmiddellijk moeten toestemmen, dat de Kerk nu anders staat tegen over hen die, om maar bij de predikanten te blijven, hun ambt hebben verkregen, toen er f e i t e l ij k leervrijheid was, dan de wèl-georganiseerde Gereformeerde Kerk. die op den bodem der belijdenis staat en handhaving der rechte leer zoekt, tegenover diegenen, die van de belijdenis, eens door hen onderteekend, zijn afgeweken.

Bovendien de afwijking betreft niet enkele predikanten of enkele lidmaten, maar groote gedeelten der Kerk hebben den ouden grondslag verlaten. Wie tegenover deze deelen een optreden der Kerk wenscht te verdedigen als dat der oude Gereformeerde Kerk tegenover de Remonstranten, mag misschien kunnen bewijzen, dat de Kerk daartoe het recht heeft, hij moet tevens kunnen aantoonen, dat het verstandig zij en goede vruchten zal afwerpen.

Wij wenschen absoluut niet de rechten der .^lodernen b.v. te erkennen en te sanctioneeren in de Hervormde Kerk, maar we wenschen wel rekening er mee te houden, dat ze er zijn en moeten daarom ook onze houding tegenover hen bij de oplossing van het kerkelijk vraagstuk bepalen. Van Confessioneele zijde eischt men gedurig héél de Kerk op voor God en Zijn Woord : het is een eisch, die bij de erkenning van Gods souvereiniteit en Christus' Koningschap past ; daarom stemmen we er ook van harte mee in, alléén als profetische eisch genomen, niet als program van a c ti e . I.a.w. uitgedrukt : ook wij wenschen héél deKerken héél het volk op te eischen voor God en Zijn dienst, maar we wenschen dien eisch niet zelf door machtsmiddelen ten uitvoer te leggen. We wenschen dien eisch hoog te houden door haar op de c o n s c i e n t ie te binden, maar we wenschen niemand te dwingen zich aan dien eisch te onderwerpen.

Daarom zien we er geen heil in, nu de Hervormde Kerk reeds jaren lang officieel den ouden grondslag der Kerk genegeerd heeft, haar door de macht der meerderheid daartoe terug te brengen. Niet, zooals we reeds opmerkten, dat de Kerk geen recht daanoe zou hebben, maar omdat het niet verstandig zou zijn in dit geval van dat recht gebruik te maken, wijl daardoor zich noodzakelijk een m a c h t s strijd in de Kerk ging ontwikkelen die niets dan kwade vruchten zou voortbrengen. 

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's

Over de oplossing van het  kerkelijk vraagstuk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1922

De Waarheidsvriend | 4 Pagina's