De Waarheidsvriend cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van De Waarheidsvriend te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van De Waarheidsvriend.

Bekijk het origineel

Uit de pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de pers

11 minuten leestijd

Op glad ijs

De afgelopen maanden heeft de 'zaak Goeree' op allerlei wijze in de belangstelling van de pers gestaan. U kent wellicht de feiten. In een van de door de Goeree's verspreide uitgaven werd door hen met een beroep op Mattheus 27 : 25 verklaard, dat het leed dat de Joden in de eeuwen na Christus is overkomen, te wijten is aan deze zelfvervloeking. Huis-aan-huis verspreiding van dit blad leidde tot een aanklacht en een veroordeling door de zwolse arrondissementsrechtbank. Wie over de feiten wenst te worden ingelicht kan terecht in een onlangs bij Kok verschenen publicatie over deze zaak.

Prof. dr. K. Runia gaat in het Centraal Weekblad van 14 maart op enkele aspecten van deze zaak in. Hij wijst op het juridisch aspect van deze kwestie alsmede op de theologische vraag, nl. de uitleg van Matth. 27 : 25. Beide vragen dienen onderscheiden te worden. In de grondwet worden zowel vrijheid van godsdienst en meningsuiting omschreven alsmede een grens aangegeven, nl. het gegeven dat de openbare orde niet mag worden aangetast. Over de genoemde publicatie en de rechterlijke uitspraak zegt Runia:

'De schrijvers verdedigen het vonnis van de Zwolse rechtbank. De rechter stelde de vraag of de Goeree's zich door hun blad "op een naar objectieve maatstaven gesproken, voor de joden, diffamerende en/of denigrerende en/of kwestende dan wel onverdraagzame wijze over de joden hebben uitgelaten en derhalve te ver zijn gegaan in hun geloofsovertuiging". Zijn eigen antwoord op die vraag is dat ze inderdaad "de grenzen van het rechtens toelaatbare hebben overschreden".

Ik kan daar op zichzelf wel mee in meegaan, vooral als ik denk aan het fotomateriaal dat de Goeree's in de betreffende nummers van Evan hebben gebruikt. Dat moet voor joden in deze context (namelijk Mattheus 27 : 25) wel bijzonder kwetsend zijn geweest. In een brief noemde de psychiater dr. Keilson het "gevaarlijk" als dit materiaal, dat huis aan huis werd verspreid, onder ogen zou komen van mensen die lijden aan de directe gevolgen van de tweede wereldoorlog. Deze pamfletten zouden gemakkelijk kunnen leiden tot het opleven van oude traumatische ervaringen en nieuwe psychische storingen.

Er is echter bij dit vonnis meer aan de hand. De rechter doet een beroep op een bepaalde interpretatie (uitleg) van Mattheus 27 : 25, en wel zoals die gegeven is door de Raad van Kerken en het Tweede Vatikaans Concilie. Vervolgens gebruikt hij deze visie als argument voor zijn oordeel dat de Goeree's "bij de verkondiging van hun geloofsovertuiging de grenzen van het rechtens toelaatbare overschreden hebben". Immers, ondanks het feit dat de meerderheid, van de christelijke kerken déze visie afwijst, "durven gedaagden het aan een standpunt te blijven innemen dat... in het verleden reeds tot vele Jodenvervolgingen heeft geleid".

De schrijvers van het boek stellen zich hier achter. Tegelijk echter verzwakken ze wat de rechter werkelijk heeft gezegd, als ze zeggen dat het de rechter er alleen maar om ging "aan de hand van beide verklaringen (Raad van Kerken en Tweede Vatikaans Concilie) de extreme denkwereld van het echtpaar te schetsen".

Hetzelfde geldt van wat ze op de volgende pagi­na schrijven. De rechter heeft alleen maar de wet toegepast. "Hij heeft zich geenszins op bepaalde bijbelinterpretaties gebaseerd, noch heeft hij uitgesproken wat theologisch al dan niet juist is. De gedeelten van zijn vonnis die over religie gaan, zijn vooral gebruikt om aan te geven dat de Goeree's zich met hun opvattingen op glad ijs hebben begeven en hierbij vervolgens flink zijn uitgegleden."

Ook dit is een geweldige afzwakking van wat er werkelijk is gebeurd. De rechter spreekt niet in termen van glad ijs en uitglijden, maar hij veroordeelt deze mensen, onder andere op grond van een bepaalde (door hem gedeelde) exegese.

Het gaat me nu niet om de exegese zelf. Daar kan ik me wel in vinden. Het gaat me nu om het recht van een rechter om een bepaalde exegese naar voren te brengen en dan (onder anderen) op grond daarvan mensen, die die exegese niet delen, te veroordelen. Ik blijf er bij dat de rechter hier de grenzen van de tolerantie heeft overschreden en ik vind dit een griezelige zaak.

Tegenover de Goeree's, die hebben gezegd: "De Joden hebben het bloed der verzoening verworpen en zij hebben de bloedwraak over zich uitgeroepen", stellen de schrijvers dat zo'n uitlating elke grens van wat maatschappelijk zorgvuldig kan worden genoemd overschrijdt. Maar dan houd ik tegenover de uitspraak van de rechter vol dat dit bepaalde gedeelte van zijn uitspraak de grens van wat juridisch zorgvuldig kan worden genoemd overschrijdt.

De exegese van de bijbel, maar ook van andere literatuur, moet vrij blijven. Daar heeft een rechter niets mee te maken. Iets anders is wat mensen op grond van een bepaalde exegese doen. Over de handelingen die er uit voortvloeien, zal de rechter in bepaalde gevallen wel moeten oordelen.

Als de Zwolse rechter zich tot het laatste had beperkt, zou hij nog voldoende reden hebben gehad om de Goeree's te veroordelen. Maar de rechter is verder gegaan en heeft zich in zijn vonnis op het gladde ijs van de exegese begeven en is er mijns inziens op uitgegleden.'

Rimia staat in deze visie niet alleen. Ook anderen hebben hun beduchtheid uitgesproken over deze juridische gang van zaken. Je vraagt je daarbij bovendien als buitenstaander af, of men in Nederland niet uitermate selectief te werk gaat. Allerlei kwalijke uitspraken, die voor het gevoelen van velen een godslasterlijk karakter dragen, mogen vrijelijk gedaan worden, deze kwalijke uitspraak (en dat wat de Goeree's gezegd hebben uitermate kwalijk is, staat wel vast) wordt voorwerp van rechterlijke veroordeling. Exegese moet vrij zijn, zegt Runia, wat mensen op grond van bepaalde exegesen doen, daar heeft de rechter wel mee te maken. Ik kan me in deze uitspraak vinden, maar teken er dan wel bij aan, dat dit de verantwoordelijkheid van exegeten en predikers uitermate groot maakt. Want wanneer mensen op grond van een slechte exegese tot gevaarlijke en zelfs ontoelaatbare daden komen, dan gaan de bedrijvers van deze exegese niet vrij uit. Het mag dan niet aan de rechter overgelaten worden de exegese te beoordelen - met Runia acht ook ik dit grensoverschrijdend - het moet ook duidelijk zijn dat binnen de christelijke kerk niet alles toelaatbaar is. Echter de kerkelijke verdeeldheid en de diversiteit van opvattingen kunnen wel tot vrijbuiterij leiden. Juist in deze zaak beseffen we pijnlijk, hoe zeer het in ons land schort aan een waarlijk krachtig profetisch spreken van de kerk in de samenleving. Uit alles blijkt hoezeer een rechterlijk vonnis mensen - in dit geval de Goeree's - stijft in hun opvattingen, gezien allerlei uitspraken die de pers halen. Zou een krachtig bijbels getuigenis inzake Chris­tus' kruisdood in zijn betekenis voor Israël (vgl. Handelingen 3 : 14-17) niet van meer betekenis zijn om mensen er van te doordringen, hoe kwalijk uitspraken als van het echtpaar Goeree zijn, kwalijk in de zin van door en door onbijbels. Wij behoeven de ernst van het neen, dat in Mattheus 27 opklinkt niet te verdoezelen, noch het appèl dat evangelisten en apostelen laten uitgaan in de oproep tot bekering en geloof aan het adres van Israël. Maar dat appèl vindt zijn grond in het machtig wonder dat het bloed van Christus ook voor Israël spreekt van betere dingen, nl. van verzoening en vergeving.

***

Zondag in Rusland

In het blad Opbouw geeft G. J. Oonk uit Heerenveen enkele impressies van twee zondagmorgens in Rusland tijdens een toeristische tocht naar de Sovjet-Unie. Wetend dat het erg moeilijk is ter plekke informatie te krijgen over kerkdiensten in Moskou had hij zich van te voren op de hoogte gesteld van de mogelijkheid een dienst in Moskou bij te wonen. Oonk bezocht een dienst van de Evangelische Christen Baptisten in een kerkgebouw niet ver van het Rode Plein. De gemeente is officieel geregistreerd met alle offers, die daarvoor gebracht moeten worden. In dit kerkgebouw worden meerdere diensten per zondag gehouden. We citeren uit het artikel in het nummer van 14 maart:

'De eerste dienst begon om 10 uur en dankzij bus en metro en enkele, naar later bleek, medebezoekers van de dienst arriveerden we, weliswaar wat te laat, in de kerk. Onmiddellijk werd er op een galerij een rij voor ons ontruimd, waardoor zelfs oude mensen uren moesten staan, maar men was niet te vermurwen, wij waren gasten en zo hoorde dat. De kerk was stampvol, veel mensen stonden, al zagen we, dat tijdens de dienst men elkaar afloste. In de dienst trad een koor op, dat kennelijk uit gemeenteleden bestond. Het zong met veel geestdrift, en wat men ten gehore bracht was van hoog niveau. De dienst kent uiteraard een andere orde, dan wij in een gereformeerde kerk in ons land gewend zijn. Ik realiseer me opeens, dat ik voor het eerst in mijn leven een dienst in een Baptistengemeente mee maak en daarvoor blijkbaar eerst naar Moskou moest reizen. Er zijn verschillende voorgangers, wat ze zeggen ontgaat ons uiteraard, wat natuurlijk jammer is. Wèl hoor je af en toe bekende klanken. Soms ook herken je van bepaalde liederen de melodie. Er wordt zeer aandachtig geluisterd, ik zie ook mensen, die in een schrift aantekeningen maken, soms ook laat men duidelijk hoorbaar zijn of haar instemming blijken. De dienst duurt ruim twee uur, maar de aandacht verslapt niet. Dan zien we dat vanaf de galerij mensen briefjes naar beneden gooien, ze worden beneden opgeraapt en dan doorgegeven naar de voorste bank, waar een gemeenteoudste ze verzamelt.

Vervolgens bracht deze man de briefjes naar de voorganger op de kansel. Wat ik al vermoedde bleek bij navraag juist te zijn. Het ging in dit geval om gemeenteleden, die voorbede wilden laten doen voor zieke familieleden of andere zaken, die ze wilden voorleggen in het gebed van de gemeente. En in een stampvolle kerk kan dat ook op deze manier. Na afloop van de dienst spraken we nog kort met één van de voorgangers die ons in het Engels te woord stond. Veel tijd was er niet, want de volgende dienst zou spoedig hierna beginnen.

Dan staan we buiten en wandelen even later over een zonovergoten Rode Plein. Daar zien we de eindeloze rijen mensen staan, die een bezoek willen brengen aan het mausoleum van Lenin, om daar kort een blik te mogen werpen op het gebalsemde lichaam van de man, die daarmee eigenlijk de hoofdrol speelt in een pseudoreligie, waarvan het ritueel zich elke dag op het Rode Plein afspeelt. Als we zelf later in de week, na drie en een half uur in de rij, binnentreden, heb je inderdaad het gevoel het heilige der heiligen binnen te gaan, alles ademt deze quasi-religieuze sfeer. Deze Lenin schijnt ooit opgemerkt te hebben, dat het christendom nog hooguit vijftig jaar haar bestaan zou kunnen rekken. Welnu, Lenin is dood, al meer dan 60 jaar, maar God leeft, ook in Rusland. En daarom gooien vanaf de galerie in dat kerkgebouw niet zo ver van het Rode Plein, mensen briefjes naar beneden, omdat ze daarmee belijden, dat zij het in hun leven, als het er echt op aan komt, het niet verwachten van een of ander systeem, van een of ander isme, maar het uiteindelijk willen wagen met God en daarom in de kring van de christelijke gemeente hun zorgen en wensen aan Hem bekend willen maken.

Dat ondanks een constante atheïstische propaganda, een soms grove, soms ook uiterst subtiele indoctrinatie. Ondanks talloze kleine en grote hindernissen, ondanks musea, waarin het christelijk geloof als achterhaald en minderwaardig wordt voorgesteld. Ondanks de vaak hoge prijs, die christenen voor hun keuze moeten betalen.

Hoe ervaren ze dat in de dagelijkse werkelijkheid? Ik denk, dat wij daar eigenlijk geen notie van hebben. Kunnen we wat voor hen betekenen? Natuurlijk is dat geen vraag. We kennen in onze kring, vermoed ik, niet zoveel kerkgebouwen met galerijen. Wat we dan kunnen doen? Bij wijze van spreken steeds maar weer briefjes naar beneden gooien, elke zondag opnieuw, en daarmee in elk geval bereiken, dat onze broederschap in het oostblok een vaste plaats krijgt in onze voorbeden.'

Ondanks een voortdurende atheïstische propaganda en tal van hindernissen is er een gemeente van Christus in Rusland. God houdt ook daar Zijn kerk in stand. Een kerk die weet van lijden, van offers die om wille van het Evangelie gebracht moeten worden. Terecht wijst de auteur van Opbouw op de betekenis van de voorbede voor de broeders en zusters in de landen van het Oostblok.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Uit de pers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 april 1986

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's